BNB 2019/60
Griffierecht naar tarief van natuurlijke persoon of van rechtspersoon. Insteller van het beroep. Uitleg beroepschrift en machtiging
HR 22-02-2019, ECLI:NL:HR:2019:264
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22 februari 2019
- Magistraten
Mrs. De Groot, Overgaauw, Fierstra, Wortel, Beukers-van Dooren1.
- Zaaknummer
18/00498
18/01584
- Conclusie
A-G IJzerman
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden / Gemeentelijke belastingen
Fiscaal procesrecht / Beroepsfase
Fiscaal procesrecht / Griffierecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:265, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑02‑2019
ECLI:NL:HR:2019:264, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑02‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1291, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 15‑11‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑11‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:1292, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 15‑11‑2018
- Wetingang
Art. 8:41 Awb
Essentie
Griffierecht naar tarief van natuurlijke persoon of van rechtspersoon. Insteller van het beroep. Uitleg beroepschrift en machtiging
Samenvatting
De griffier van de Rechtbank heeft de gemachtigde van belanghebbende laten weten dat uit een bij het beroepschrift gevoegde machtiging, waarin is vermeld dat zij is gegeven door ‘[X1] h.o.d.n. [X2] B.V.’, blijkt dat de beroepen zijn ingesteld namens een BV en dat om die reden in elke zaak griffierecht wordt geheven naar het voor rechtspersonen geldende tarief. Uiteindelijk zijn de beroepen niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat niet het door de griffier geheven bedrag aan griffierecht is voldaan.
HR: ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.