NJ 2012/437
Horen minderjarige bij zedendelict. Niet naleving van inspanningsverplichting door het OM leidt niet zonder meer tot niet-ontvankelijkheid.
HR 16-11-2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4308, m.nt. M.J. Borgers
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16 november 2010
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, B.C. de Savornin Lohman, J.W. Ilsink, H.A.G. Splinter-van Kan, C.H.W.M. Sterk
- Zaaknummer
08/02652
- Conclusie
A-G mr. W.H. Vellinga
- Noot
M.J. Borgers
- LJN
BM4308
- JCDI
JCDI:ADS96474:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BM4308, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑11‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BM4308, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑05‑2010
- Wetingang
Sv art. 167a
Essentie
Horen minderjarige bij zedendelict. Mocht het OM in zijn inspanningsverplichting zijn tekortgeschoten, dan behoeft aan dit verzuim geen gevolg te worden verbonden indien het OM — eigener beweging of na daartoe door de rechter in de gelegenheid te zijn gesteld — art. 167a Sv alsnog naleeft. Uit LJN BF1183, NJ 2008/613 vloeit voort dat niet-naleving van art. 167a Sv niet zonder meer leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging. Het komt immers erop aan of de minderjarige door dat verzuim zo ernstig in zijn belang ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.