Rb. Den Haag, 11-07-2013, nr. C/09/443928 FA RK 13-4125
ECLI:NL:RBDHA:2013:10146
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
11-07-2013
- Zaaknummer
C/09/443928 FA RK 13-4125
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2013:10146, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 11‑07‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 11‑07‑2013
Inhoudsindicatie
Paspoortwet. Verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor de aanvraag van een reisdocument. Hoewel de minderjarige in Frankrijk verblijft, heeft de rechtbank op grond van artikel 12 lid 3, aanhef en onder b, van de Verordening rechtsmacht aangenomen. Het verzoek is afgewezen nu er geen ongerechtvaardigde vrees is dat de minderjarige in strijd met het gezagsrecht van de vader opnieuw wordt meegenomen naar een buitenland.
Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
6x
Rekestnummer: FA RK 13-4125
Zaaknummer: C/09/443928
Datum beschikking: 11 juli 2013
Paspoortwet
Beschikking op het op 30 mei 2013 ingekomen verzoek van:
[de moeder],
de moeder,
wonende te Frankrijk,
advocaat: mr. M.R. Bruins te Alkmaar.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de vader]
de vader,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. M.A. Hupkes te Amsterdam.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- -
het verzoekschrift d.d. 26 oktober 2012;
- -
de brieven d.d. 5 november 2012, 13 november 2012, 17 december 2012 en 2 mei 2013, elk met bijlagen, van de zijde van de moeder;
- -
het verweerschrift tevens verzoekschrift;
- -
de beschikking d.d. 28 mei 2013 van de rechtbank Noord-Holland;
- -
de brief d.d. 10 juni 2013 met bijlagen van de zijde van de moeder;
- -
de brief d.d. 12 juni 2013 met bijlagen van de zijde van de moeder.
Op 13 juni 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader met zijn advocaat, alsmede mr. Kerdel als advocaat van de moeder. De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen.
Feiten
- -
Partijen hebben gezamenlijk het gezag over de thans nog minderjarige [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
- -
De minderjarige heeft de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
- -
De minderjarige heeft de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit.
Beoordeling
De moeder verzoekt de rechtbank vervangende toestemming te verlenen voor het verkrijgen van een reisdocument zoals bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Paspoortwet ten behoeve van de minderjarige voormeld. De moeder voert ter onderbouwing van het verzoek aan dat de vader na herhaaldelijke verzoeken blijft weigeren zijn toestemming te verlenen voor het aanvragen van een eigen reisdocument voor de minderjarige.
De vader heeft verweer gevoerd en heeft voorts verzocht de minderjarige op te roepen voor verhoor.
Rechtsmacht
Het verzoek valt binnen het temporele (art. 64, eerste lid), formele (art. 8, eerste lid) en materiële toepassingsgebied van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 (de Verordening).
Volgens artikel 1, eerste lid, onder b, is de Verordening, ongeacht de aard van het gerecht, van toepassing op burgerlijke zaken betreffende de toekenning, de uitoefening, de overdracht, de beperking of de beëindiging van de ouderlijke verantwoordelijkheid.
Overeenkomstig artikel 2, aanhef en onder 7 van de Verordening omvat de ouderlijke verantwoordelijkheid alle rechten en verplichtingen die ingevolge een beslissing, van rechtswege of bij een rechtsgeldige overeenkomst, aan een natuurlijke persoon of aan een rechtspersoon zijn toegekend met betrekking tot de persoon of het vermogen van een kind, onder meer het gezagsrecht. Blijkens de vijfde overweging van de considerans is, teneinde de gelijke behandeling van alle kinderen te waarborgen, de Verordening van toepassing op alle beslissingen betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid, inclusief maatregelen ter bescherming van het kind, los van ieder verband met een procedure in huwelijkszaken, zodat moet worden uitgegaan van een ruim toepassingsbereik.
Uit de wetsgeschiedenis (MvT, TK 1987-1988, 20 393) blijkt voorts dat de vervangende toestemming van de rechter ten behoeve van de verstrekking van Nederlandse reisdocumenten als bedoeld in artikel 34 van de Paspoortwet invulling geeft aan de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid of die van eventuele gezagsdragers, waarbij de rechter het belang van het kind om vrij te kunnen reizen mede in aanmerking zal nemen. Deze regeling knoopt nadrukkelijk aan bij de regeling inzake geschillen tussen ouders over de uitoefening van het ouderlijk gezag. Voorts is in de Paspoortwet niet uitdrukkelijk bepaald dat slechts de Nederlandse rechter bevoegd is om vervangende toestemming te verlenen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat vervangende rechterlijke toestemming in de zin van artikel 34 tweede lid van de Paspoortwet is bedoeld als maatregel betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid en niet is bedoeld als behorend tot de verstrekking van Nederlandse reisdocumenten als zodanig of als een nadere bevoegdheid betreffende de staat van personen, waarmee het verzoek tot vervangende toestemming onder het bereik van de Verordening valt. Het feit dat de Paspoortwet een publiekrechtelijke regeling is, maakt dit niet anders (zie ook Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen 27 november 2007, C-435/06).
Derhalve dient aan de hand van de Verordening te worden bepaald of de Nederlandse rechter bevoegd is van het verzoek kennis te nemen. Daartoe zijn de artikelen 8 en verder van deze Verordening van belang.
Tussen partijen is niet in geschil dat de moeder de minderjarige begin 2006 in strijd met het gezagsrecht van de vader heeft overgebracht naar Frankrijk. Bij vonnis van [datum] 2007 heeft de Arrondissementsrechtbank te [plaats], Frankrijk, het door de vader ingediende verzoek tot teruggeleiding van de minderjarige naar Nederland afgewezen. De minderjarige heeft daarmee haar gewone verblijfplaats in de zin van de Verordening in Frankrijk gekregen. Nu de minderjarige derhalve ten tijde van het aanhangig maken van het verzoek van de moeder haar gewone verblijfplaats had in Frankrijk, wijst art. 8 eerste lid van de Verordening de rechter in Frankrijk - en niet de Nederlandse rechter - aan als bevoegde rechter om van het onderhavige verzoek kennis te nemen.
Op grond van artikel 12 lid 3, aanhef en onder b, van de Verordening kan rechtsmacht worden aangenomen als de bevoegdheid van de rechtbank door beide partijen ondubbelzinnig is aanvaard bij de aanvang van de procedure en als de bevoegdheid door het belang van de minderjarige wordt gerechtvaardigd. Hoewel de vader pas voor het eerst in zijn verweerschrift heeft ingestemd met behandeling van het verzoek door de Nederlandse rechter, zal de rechtbank – nu beide partijen ter terechtzitting ondubbelzinnig hebben aangegeven dat zij wensen dat deze rechtbank over het verzoek van de moeder beslist – bij wijze van analoge toepassing rechtsmacht aannemen op grond van artikel 12 van de Verordening voormeld. Daarbij acht de rechtbank mede redengevend dat de procedure betrekking heeft op de vraag of vervangende toestemming moet worden verleend voor de aanvraag van een Nederlands paspoort, zodat behandeling door de Nederlandse rechter door het belang van de minderjarige wordt gerechtvaardigd.
Op grond van artikel 269 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is deze rechtbank bevoegd.
Op het verzoek zal de rechtbank Nederlands recht toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
Op grond van artikel 34 lid 2 jo. lid 5 van de Paspoortwet dient de rechtbank te beoordelen of het verlenen van vervangende toestemming voor de aanvraag van een paspoort in het belang van de minderjarige wenselijk is.
De vader heeft zich op het standpunt gesteld dat hij vreest dat de moeder de minderjarige ingeval van afgifte van een Nederlands paspoort wederom zal meenemen naar het buitenland. Gelet op het feit dat de minderjarige in strijd met het gezagsrecht van de vader is overgebracht naar Frankrijk, acht de rechtbank de door de vader geuite vrees niet ongerechtvaardigd, terwijl deze ter terechtzitting door de advocaat van moeder onvoldoende is weggenomen. De rechtbank acht een eventuele hernieuwde overbrenging niet in het belang van de minderjarige.
Wel acht de rechtbank het in het belang van de minderjarige wenselijk dat zij in staat is om haar grootmoeder, die in Marokko woont en volgens de moeder ernstig ziek is, te bezoeken. Daarnaast acht de rechtbank het wenselijk dat de minderjarige in staat is deel te nemen aan schoolreizen naar het buitenland.
De vader heeft ter terechtzitting gesteld dat de minderjarige de beschikking heeft of kan hebben over een ID-kaart en, nu zij tevens de Marokkaanse nationaliteit bezit, over een Marokkaans paspoort. De vader heeft onweersproken gesteld dat de minderjarige met de ID-kaart probleemloos binnen Europa kan reizen, terwijl zij met haar Marokkaanse paspoort haar grootmoeder in Marokko kan bezoeken, wanneer zij dat wenst.
De moeder heeft weliswaar weersproken dat de minderjarige een ID-kaart heeft, maar nu de minderjarige ouder dan twaalf is en in beginsel zelfstandig een ID-kaart kan aanvragen, gaat de rechtbank ervan uit dat zij ook zonder toestemming van de vader kan beschikken over een ID-kaart, zo dit niet reeds het geval is. De moeder heeft niet weersproken dat de minderjarige over een Marokkaans paspoort beschikt, zodat de rechtbank uitgaat van de juistheid van de stelling van de vader. Daarmee staat vast dat de minderjarige in de gelegenheid is voor familiebezoek naar Marokko te reizen.
Bij deze stand van zaken is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat het in het belang is van de minderjarige dat zij (ook) beschikt over een Nederland paspoort. Dit leidt ertoe dat de rechtbank het verzoek van de moeder zal afwijzen.
Horen van de minderjarige
Nu het verzoek van de moeder zal worden afgewezen en nu zich bij de stukken van de moeder een schriftelijke verklaring van de minderjarige bevindt, ziet de rechtbank geen aanleiding om de minderjarige te laten horen. Dit verzoek van de vader zal worden afgewezen.
Proceskosten
Gelet op de aard van deze procedure zal de rechtbank bepalen dat de proceskosten worden gecompenseerd.
Beslissing
De rechtbank:
wijst de verzoeken af;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Brandt, tevens kinderrechter, bijgestaan doormr. I.M. Talstra - Touwen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 juli 2013.