Hof Arnhem, 22-03-2011, nr. 24-001548-09
ECLI:NL:GHARN:2011:BP8828
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
22-03-2011
- Zaaknummer
24-001548-09
- LJN
BP8828
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2011:BP8828, Uitspraak, Hof Arnhem, 22‑03‑2011; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ2191
Herziening: ECLI:NL:HR:2014:365, Gedeeltelijk toewijzing
Cassatie: ECLI:NL:HR:2013:BZ2191, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 22‑03‑2011
Inhoudsindicatie
De verdachte wordt ter zake van het voorhanden hebben van een revolver en het voorhanden hebben van een gaspistool met bijbehorende munitie veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis. Het verweer van de raadsman, inhoudende dat de woning van verdachte onrechtmatig is binnengetreden en doorzocht, wordt door het hof verworpen, nu de aan het politieoptreden ten grondslag liggende CIE-informatie voldoende concreet en specifiek was om redelijkerwijs te kunnen vermoeden dat in de woning van verdachte wapens of munitie aanwezig waren.
Partij(en)
Parketnummer: 24-001548-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-600925-08
Arrest van 22 maart 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 15 juni 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1966] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres] 12,
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte mr. O. Bolluyt, advocaat te Almere.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het voorhanden hebben van een gaspistool en munitie zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, en verdachte zal vrijspreken van het voorhanden hebben van een revolver.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 19 maart 2008 in de gemeente [gemeente] een of meer wapens van categorie III, te weten
- -
een (gas)pistool (merk: Kimar, Brescia Italy, modell Lady K, kaliber 8 mm) en/of
- -
een revolver (merk: Hopkins & Allen, model Ranger no. 2)
en/of munitie van categorie II, te weten vijf en veertig (blanke) patronen (kaliber 8 mm), voorhanden heeft gehad.
Bespreking verweer
Namens verdachte is ter terechtzitting van het hof betoogd dat de woning van verdachte onrechtmatig is binnengetreden en doorzocht. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat de CIE-informatie, naar aanleiding waarvan het onderzoek op het adres van verdachte plaatsvond, onvoldoende concreet en specifiek was om te vermoeden dat op het adres van verdachte wapens aanwezig waren. Hoewel er blijkens het proces-verbaal van CIE-informatie geen oordeel kon worden gegeven over de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie, zijn er geen nadere onderzoekshandelingen verricht voordat de verbalisanten de woning van verdachte zijn binnengetreden en hebben doorzocht. De vruchten van voornoemd handelen dienen volgens de raadsman van het bewijs te worden uitgesloten, hetgeen vrijspraak van verdachte tot gevolg zal moeten hebben.
Het aan het politieoptreden ten grondslag liggend proces-verbaal van de Criminele Inlichtingen Eenheid van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland d.d. 11 maart 2008 houdt, voor zover van belang, het volgende in:
"Bij de Criminele Inlichtingen Eenheid Amsterdam-Amstelland is in de periode van de afgelopen week via één informant de navolgende informatie binnengekomen:
'[verdachte] heeft een aantal vuurwapens in zijn woning op het adres [adres] in [plaats]. De woning van [verdachte] is beveiligd door een cameraatje bij de voordeur.'
Voorts verklaar ik, alvorens de bovenstaande informatie ter beschikking te hebben gesteld, mij een oordeel te hebben gevormd over de vermoedelijke betrouwbaarheid van de informant en over de vermoedelijke juistheid van de informatie. Dat oordeel luidt, dat de mij bekende achtergrond van de informant, bezien in de samenhang met de door die informant aangedragen gegevens, tot de conclusie leidt: Dat een oordeel over de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie niet kan worden gegeven. Uit het onderzoek is voorts gebleken: [verdachte] is [verdachte], geboren op [1966] te [geboorteplaats], wonende [adres], [woonplaats] (conform politie-administratie/GBA)."
De vraag of de politie op basis van deze informatie redelijkerwijs heeft kunnen vermoeden, als bedoeld in artikel 49 van de Wet wapens en munitie, dat op 19 maart 2008 in de woning van de verdachte wapens of munitie aanwezig waren, beantwoordt het hof, anders dan de raadsman, bevestigend. De informatie, kennelijk afkomstig van een bij de politie bekende informant, was voldoende concreet en specifiek, om dat vermoeden te kunnen schragen. Het feit dat de verificatie zich heeft beperkt tot het raadplegen van de politieadministratie en de GBA, doet daaraan niet af. Dit te minder nu niet goed valt in te zien op welke wijze nadere verificatie ter bevestiging of ontkrachting van het vermoeden, buiten medeweten van de verdachte, zou hebben kunnen plaatsvinden. Daarbij neemt het hof tevens in aanmerking dat het gegeven de aard van de verdenking in de rede lag dat de politie met de nodige voortvarendheid te werk zou gaan.
Het hof merkt nog op dat de door de raadsman veronderstelde analogie met de zaak waarin het gerechtshof Amsterdam op 14 oktober 2009 arrest heeft gewezen ontbreekt, waar in die zaak - anders dan in de onderhavige - het in de CIE-melding genoemde adres waarop de contrabande aanwezig zou zijn juist niet correspondeerde met de bevindingen van het ter verificatie verrichte GBA-onderzoek.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de politie, eenmaal voorzien van een schriftelijke machtiging tot binnentreden, gerechtigd was de woning van de verdachte te betreden en deze te doorzoeken.
Het verweer strekkend tot bewijsuitsluiting moet dan ook worden verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 maart 2008 in de gemeente [gemeente] wapens van categorie III, te weten
- -
een gaspistool (merk: Kimar, Brescia Italy, modell Lady K, kaliber 8 mm) en
- -
een revolver (merk: Hopkins & Allen, model Ranger no. 2) en
munitie van categorie II, te weten vijfenveertig blanke patronen (kaliber 8 mm), voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
In eerste aanleg heeft verdachte naar voren gebracht dat de revolver die hij op 19 maart 2008 voorhanden had geen verboden wapen betrof, omdat deze was gebouwd vóór 1875. Hoewel dit verweer in hoger beroep niet is herhaald, merkt het hof op dat de hiervoor genoemde revolver niet valt onder de vrijstelling, die de minister van justitie op grond van artikel 4 van de Wet wapens en munitie kan verlenen voor wapens die het karakter dragen van oudheden. In de Regeling wapens en munitie is een en ander nader uitgewerkt. Op basis van artikel 18 eerste lid onder b van die regeling geldt vrijstelling voor vuurwapens die zijn vervaardigd vóór 1 januari 1870. Op de foto's van verdachtes revolver, die bij het proces-verbaal van politie zijn gevoegd, staat de volgende tekst vermeld: "Hopkins & Allen M'FG CO PAT.MCH 28.71 MAY 27.79. Hieruit volgt dat patent op het wapen is verleend op 28 maart 1871 en dat het in 1879 is vervaardigd. Daarom valt deze revolver niet onder de hiervoor genoemde vrijstelling en gaat verdachtes eerder gevoerde verweer niet op.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd, en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 19 maart 2008 schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een revolver en het voorhanden hebben van een gaspistool met bijbehorende munitie. Niet alleen heeft verdachte hieromtrent verklaard dat hij het gaspistool heeft aangeschaft om zichzelf ermee te kunnen beschermen - wat erop duidt dat verdachte voornemens was het daadwerkelijk te gebruiken - , hij heeft zelfs bevestigd reeds iemand met het pistool te hebben bedreigd. Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee en veroorzaakt een gevoel van onveiligheid in de samenleving. Door aldus te handelen heeft verdachte hieraan bijgedragen.
Het hof neemt in aanmerking dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 10 februari 2011, in het verleden eenmaal eerder is veroordeeld ter zake van een (andersoortig) strafbaar feit.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof
- -
overeenkomstig de door de politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf - oplegging van een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. W. Foppen en mr. G.J. Niezink, in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman als griffier, zijnde mr. G.J. Niezink buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.