Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/59/EU betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen
Artikel 19 Overeenkomst voor het verlenen van financiële steun binnen de groep
Geldend
Geldend vanaf 02-07-2014
- Bronpublicatie:
15-05-2014, PbEU 2014, L 173 (uitgifte: 12-06-2014, regelingnummer: 2014/59/EU)
- Inwerkingtreding
02-07-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-05-2014, PbEU 2014, L 173 (uitgifte: 12-06-2014, regelingnummer: 2014/59/EU)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De lidstaten dragen er zorg voor dat een moederinstelling in een lidstaat, een EU-moederinstelling of een entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder c) of d), en haar dochterondernemingen in andere lidstaten of in derde landen die instellingen of financiële instellingen zijn welke vallen onder het toezicht op geconsolideerde basis dat op de moederonderneming wordt uitgeoefend, een overeenkomst kunnen aangaan voor het verlenen van financiële steun aan een andere partij bij de overeenkomst die voldoet aan de voorwaarden voor vroegtijdige interventie op grond van artikel 27, mits de voorwaarden van dit hoofdstuk ook zijn vervuld.
2.
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op financiële regelingen binnen de groep, met inbegrip van financieringsregelingen en de toepassing van gecentraliseerde financieringsregelingen, mits geen van de partijen bij dergelijke regelingen aan de voorwaarden voor vroegtijdige interventie voldoet.
3.
Een overeenkomst voor het verlenen van financiële steun binnen de groep mag geen vereiste inhouden:
- a)
om financiële steun te verlenen aan een entiteit binnen de groep die financiële problemen krijgt indien de instelling dat van geval tot geval en conform het beleid van de groep besluit te doen, als dit geen risico inhoudt voor de groep als geheel; of
- b)
om actief te zijn in een lidstaat.
4.
De lidstaten nemen elke juridische belemmering in het nationale recht weg voor overeenkomstig dit hoofdstuk verrichte transacties in het kader van financiële steun binnen de groep, mits niets in dit hoofdstuk de lidstaten belet om voor transacties binnen de groep beperkingen op te leggen die betrekking hebben op nationale wetgeving ter uitoefening van de opties als voorzien in Verordening (EU) nr. 575/2013, ter omzetting van Richtlijn 2013/36/EG of uit hoofde waarvan delen van een groep of activiteiten binnen een groep omwille van de financiële stabiliteit gescheiden moeten worden.
5.
De overeenkomst inzake financiële steun binnen de groep kan:
- a)
op een of meer dochterondernemingen van de groep betrekking hebben en voorzien in financiële steun van de moederonderneming aan dochterondernemingen, van dochterondernemingen aan de moederonderneming, tussen dochterondernemingen van de groep die partij zijn bij de overeenkomst, of elke combinatie van deze entiteiten;
- b)
voorzien in financiële steun in de vorm van een lening, de verlening van garanties, de verstrekking van activa die als zekerheid kunnen worden gebruikt, of elke combinatie van deze vormen van financiële steun bij een of meer transacties, onder meer tussen de begunstigde van de steun en een derde.
6.
Indien een groepsentiteit overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst inzake financiële steun binnen de groep akkoord gaat met de verlening van financiële steun aan een andere groepsentiteit, kan de overeenkomst een wederkerige overeenkomst bevatten van de groepsentiteit die de steun ontvangt, om financiële steun te verlenen aan de groepsentiteit die de steun verleent.
7.
In de overeenkomst inzake financiële steun binnen de groep worden de beginselen voor de berekening van de vergoeding vastgelegd voor elke transactie die krachtens de overeenkomst plaatsvindt. Die beginselen bevatten het vereiste dat de vergoeding wordt vastgesteld op het tijdstip van verlening van de financiële steun. De overeenkomst, met inbegrip van de beginselen voor de berekening van de vergoeding voor de verlening van financiële steun en de andere bepalingen van de overeenkomst, beantwoordt aan de volgende beginselen:
- a)
elke partij moet vrij handelen bij toetreding tot de overeenkomst;
- b)
bij toetreding tot de overeenkomst en bij het vaststellen van de vergoeding voor de verlening van financiële steun moet elke partij haar eigen belangen behartigen, hetgeen kan inhouden dat rekening wordt gehouden met eventuele directe of indirecte voordelen die voor een partij uit de verlening van de financiële steun kunnen voortvloeien;
- c)
elke partij die financiële steun verleent, moet volledig toegang hebben tot relevante informatie van elke partij die financiële steun ontvangt, voordat de vergoeding voor de verlening van financiële steun wordt vastgesteld en voordat een besluit tot verlening van financiële steun wordt genomen;
- d)
bij de vergoeding voor de verlening van financiële steun kan rekening worden gehouden met informatie die in het bezit is van de partij die financiële steun verleent op grond van het feit dat zij deel uitmaakt van dezelfde groep als de partij die financiële steun ontvangt, en welke informatie niet beschikbaar is op de markt; en
- e)
in de beginselen voor het berekenen van de vergoeding voor de verlening van financiële steun hoeft geen rekening te worden gehouden met eventuele verwachte tijdelijke gevolgen voor de marktprijzen van gebeurtenissen buiten de groep om.
8.
De overeenkomst inzake financiële steun binnen de groep mag alleen worden gesloten indien op het moment dat de voorgenomen overeenkomst wordt opgesteld, naar het oordeel van de respectieve bevoegde autoriteiten geen van de partijen voldoet aan de voorwaarden voor vroegtijdige interventie.
9.
De lidstaten dragen er zorg voor dat alle uit de overeenkomst inzake financiële steun binnen de groep voortvloeiende rechten, vorderingen en maatregelen alleen door de partijen bij de overeenkomst kunnen worden uitgeoefend, met uitsluiting van derden.