HR, 28-02-2003, nr. 37.488
ECLI:NL:HR:2003:AF5527
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28-02-2003
- Zaaknummer
37.488
- LJN
AF5527
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2003:AF5527, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑02‑2003; (Cassatie)
- Vindplaatsen
WFR 2003/439, 2
V-N 2003/29.8 met annotatie van Redactie
FutD 2003-0411
NTFR 2003/452 met annotatie van MR. E. THOMAS
Uitspraak 28‑02‑2003
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
Nr. 37.488
28 februari 2003
WM
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 2 mei 2001, nr. P:00/00119, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1998 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 71.746, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de bestreden uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 65.196. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klacht
Het Hof heeft het beroep gegrond geoordeeld en de Inspecteur veroordeeld in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof heeft het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht opgenomen tarief vastgesteld op ƒ 887,50, waarbij het Hof is uitgegaan van een wegingsfactor van 0,5 voor het gewicht van de zaak. Deze oordelen geven geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kunnen, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op hun juistheid worden getoetst. Zij zijn ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. De klacht, die berust op de onjuiste opvatting dat bij het bepalen van het gewicht van de zaak moet worden uitgegaan van het financiële belang, faalt derhalve.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2003.