Hof Amsterdam, 06-10-2021, nr. 23-001237-18
ECLI:NL:GHAMS:2021:3179
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
06-10-2021
- Zaaknummer
23-001237-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2021:3179, Uitspraak, Hof Amsterdam, 06‑10‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:119
Uitspraak 06‑10‑2021
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie: ontneming. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking van € 210.000,00 (strafzaak). Het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep en stelt, ondanks de overschrijding van de redelijke termijn, de betalingsverplichting niet lager vast.
Partij(en)
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001237-18
datum uitspraak: 6 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de rechtbank Amsterdam van 27 maart 2018 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge
artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 13-845000-16 tegen
de betrokkene:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1951,
adres: [adres].
Procesgang
Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van € 210.000,00 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 maart 2018 – kort gezegd en voor zover van belang in de onderhavige procedure – veroordeeld ter zake van verduistering in dienstbetrekking in de periode van 1 september 2008 tot en met 31 december 2009.
Voorts heeft de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 27 maart 2018 de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling van € 210.000,00 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Tegen beide vonnissen is namens de betrokkene hoger beroep ingesteld.
De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 6 oktober 2021 veroordeeld ter zake
van – kort gezegd en voor zover van belang in de onderhavige procedure – verduistering in dienstbetrekking in de periode van 1 september 2008 tot en met 31 december 2009.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
van 22 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de betrokkene en de raadsman, mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof het verweer van de raadsman inzake de overschrijding van de redelijke termijn zal bespreken.
Redelijke termijn
Op de terechtzitting in hoger beroep van 22 september 2021 heeft de raadsman verzocht zijn schriftelijke conclusie van 27 januari 2020 als herhaald en ingelast te beschouwen. In deze schriftelijke conclusie stelt de raadsman dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden. Deze omstandigheid dient, aldus de raadsman, van invloed te zijn op de op te leggen betalingsverplichting.
Het hof stelt met de raadsman vast dat in hoger beroep de redelijke termijn als bedoeld in
artikel 6, eerste lid, van het EVRM is overschreden. Immers, het hoger beroep is ingesteld op
6 april 2018, terwijl het hof eerst thans – drie jaren en zes maanden later – arrest wijst. Anders dan de raadsman heeft betoogd, ziet het hof hierin geen aanleiding de betalingsverplichting lager vast te stellen dan het door de betrokkene genoten wederrechtelijk verkregen voordeel, omdat het hof de overschrijding van de redelijke termijn reeds in het voordeel van de betrokkene mee heeft laten wegen in de straf van de tegen de hem aanhangige strafzaak.
BESLISSING
Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Lolkema, mr. S. Clement en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van
mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 oktober 2021.
mr. Lolkema en mr. M. Gonggrijp-van Mourik zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]