Rb. Den Haag, 21-07-2015, nr. 09/819428-13
ECLI:NL:RBDHA:2015:8339
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
21-07-2015
- Zaaknummer
09/819428-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2015:8339, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 21‑07‑2015; (Raadkamer)
Uitspraak 21‑07‑2015
Inhoudsindicatie
Tussentijdse toetsing ISD-maatregel. Veroordeelde tijdens ISD-maatregel tot ongewenst vreemdeling verklaard.
Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Parketnummer: 09/819428-13
Kenmerk RK: 15/2172
Beslissing van 21 juli 2015
Beslissing van de rechtbank Den Haag, meervoudige raadkamer in strafzaken, op verzoek van de raadsman van de veroordeelde ex artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht in de zaak van:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in P.I. Veenhuizen, locatie Esserheem,
Meidoornlaan 38 te Veenhuizen,
hierna: de veroordeelde
aan wie bij vonnis van deze rechtbank van 16 december 2013 de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren is opgelegd. De maatregel is ingegaan op 11 februari 2014 en eindigt van rechtswege op 11 februari 2016.
Op 20 mei 2015 is ter griffie het verzoek van de raadsman van gelijke datum tot tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel binnengekomen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de na te melden rapportage.
De rapportage.
De rechtbank heeft een rapportage ontvangen, inhoudende een tussenevaluatie van voornoemde maatregel, gedateerd 16 juni 2015 en uitgebracht door R. de Ruiter, senior-casemanager ISD en D. Schonewille, plaatsvervangend vestigingsdirecteur P.I. Veenhuizen locatie Esserheem te Veenhuizen.
Uit deze evaluatie komt onder meer het volgende naar voren.
Er zijn onduidelijkheden geweest over de status van veroordeelde. Uiteindelijk is hij aangemerkt als ongewenst vreemdeling. Hij is op 7 augustus 2014 overgeplaatst vanuit de P.I. Zoetermeer naar de P.I. Esserheem. Dit heeft langere tijd op zich laten wachten. De ongewenstverklaring levert de nodige belemmeringen op met betrekking tot de invulling van de maatregel, omdat veroordeelde hierdoor buiten het reguliere traject valt. Vanwege de ongewenstverklaring is de ISD-maatregel gericht op het, in overleg met de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), motiveren van veroordeelde tot en voorbereiden op terugkeer naar zijn land van herkomst, met als doel het vertrek uit Nederland te bewerkstelligen en de terugkeer van de vreemdeling naar Nederland zoveel mogelijk te voorkomen. De vreemdeling blijft ingesloten tot de maatregel ophoudt, dan wel uitzetting plaatsvindt.
Er is geregeld contact met de senior-case manager. Veroordeelde is vriendelijk en correct in houding en gedrag, maar de ongewenstverklaring roept de nodige spanningen bij hem op. Veroordeelde is onder de aandacht gebracht bij I-Psy, een organisatie voor interculturele psychiatrie. In de nabije toekomst bestaat de mogelijkheid van begeleiding door de christelijke verslavingsinstelling ‘Terwille’.
Op 2 september 2014 is veroordeelde gepresenteerd aan de vice-consul van Marokko in Rotterdam in verband met de afgifte van een laissez-passer. Uitzetting van vreemdelingen naar Marokko is vanaf 12 juni 2015 weer mogelijk. Volgens DT&V is veroordeelde uitzetbaar.
Indien de druk van de ISD-maatregel wegvalt, zullen in de visie van de P.I. Esserheem probleemgebieden/criminogene factoren zoals middelengebruik, huisvesting en illegaliteit op de voorgrond komen te staan. Daarom wordt geadviseerd de maatregel voort te zetten.
De behandeling in raadkamer.
De veroordeelde, bijgestaan door mr. G.A. Dorsman, is op 7 juli 2015 in raadkamer gehoord. De rechtbank heeft ook kennis genomen van het standpunt van de officier van justitie, mr. L. Pronk. Tevens is in raadkamer als deskundige A.M.J. Bot, senior casemanager bij de P.I. Esserheem, gehoord.
In aanvulling op voornoemde rapportage heeft deskundige Bot in raadkamer verklaard dat in vergelijking met het reguliere traject de mogelijkheden nu een stuk beperkter zijn. (Klinische) behandeling is niet mogelijk, want veroordeelde mag de P.I. niet verlaten. Het doel is om te zorgen voor een ‘zachte landing’ in het land van herkomst. Binnen de P.I. Esserheem is begeleiding beschikbaar op het terrein van interculturele psychologie en verslavingszorg, maar een klinische opname is natuurlijk altijd effectiever. Veroordeelde werkt hele dagen en dan is het lastig om naar dergelijke begeleidingsactiviteiten te gaan.
Als de ISD-maatregel wordt opgeheven gaat veroordeelde in vreemdelingendetentie. Hij komt dan dus niet vrij.
Mr. Dorsman heeft in raadkamer bepleit de ISD-maatregel te beëindigen. Volgens hem komt de frustratie van veroordeelde voort uit zijn gevoel dat tijdens het spel de regels zijn veranderd. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd uitgaande van zijn status als legaal in Nederland verblijvende vreemdeling. Daarbij is geen aftrek van het voorarrest toegepast, vooral met het oog op de klinische behandeling die in het kader van de ISD-maatregel zou gaan plaatsvinden en voldoende tijd nodig had. Tijdens de looptijd van de ISD-maatregel is veroordeelde ongewenst verklaard. Dat is pas na een jaar gebeurd. Tot die tijd is ook geen aanvang met het reguliere traject gemaakt. Veroordeelde heeft een jaar onder sober regime gedetineerd gezeten. Hij is gepresenteerd, maar er zijn nu onbegrijpelijke twijfels rondom zijn identiteit. Veroordeelde wil in ieder geval niet terugkeren. De kans op succes bij deze maatregel is nul.
De veroordeelde heeft in raadkamer verklaard dat de ISD-maatregel mede is opgelegd op aandringen van de reclassering en dat ook zijn raadsman dit destijds beter voor hem vond. Ondertussen heeft hij gewoon regulier gedetineerd gezeten onder een sober regime. Van de periode in detentie heeft hij twintig maanden gewerkt en daarnaast een cursus van zes weken gedaan. Dat is niet de doelstelling van de ISD-maatregel; er had een programma moeten volgen. Als hij een reguliere straf had gekregen, was hij al lang klaar geweest.
De officier van justitie heeft in raadkamer – onder verwijzing naar de rapportage en het verhandelde ter terechtzitting – geconcludeerd tot voortzetting van de ISD-maatregel. De ongewenstverklaring heeft tot een traject met minder mogelijkheden geleid. Het is nu ook weer niet zo dat veroordeelde helemaal geen behandeling krijgt. De maatregel draait bovendien niet alleen om behandeling maar ook om beveiliging. De officier van justitie ziet daarom geen reden om de maatregel te beëindigen, want deze dient nog steeds de beveiliging van de maatschappij.
Beoordeling.
De rechtbank stelt voorop dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de verdachte (artikel 38m, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht). Indien de verdachte verslaafde is dan wel ten aanzien van hem andere specifieke problematiek bestaat waarmee het plegen van strafbare feiten samenhangt, strekt de maatregel er mede toe een bijdrage te leveren aan de oplossing van zijn verslavingsproblematiek dan wel van die andere problematiek (artikel 38m, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht).
De rechtbank merkt op dat bij vonnis van 16 december 2013 aan veroordeelde de ISD-maatregel is opgelegd voor de maximale duur van twee jaren, waarop de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd niet in mindering is gebracht. In het voornoemde vonnis heeft de rechtbank expliciet overwogen dat, om recidive op de lange termijn te voorkomen, gedegen diagnostiek en behandeling vereist was, die gericht zou worden op de complexe problematiek van een jarenlange alcoholverslaving in combinatie met de aanpak van problemen op de leefgebieden huisvesting, dagbesteding, emotioneel welzijn, gedrag en houding. Een langdurige behandeling en intensieve begeleiding werden noodzakelijk geacht. Daarbij werd, mede op basis van het reclasseringsrapport en de verklaring van de reclasseringswerker ter terechtzitting, overwogen dat veroordeelde gebaat was bij een strikt gedwongen en gesloten kader, waarbij – volgens reclassering – plaatsing binnen een geschikte klinische setting in het kader van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel realiseerbaar zou zijn. De rechtbank heeft, teneinde de beëindiging van recidive van verdachte en de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en ter optimale bescherming van de maatschappij, de ISD-maatregel opgelegd voor de maximale duur.
Vervolgens is veroordeelde ongewenst verklaard en overgeplaatst naar de P.I. Esserheem.
De plaatsing van ongewenst verklaarde vreemdelingen aan wie de ISD-maatregel is opgelegd in Esserheem, waar de DT&V actief is, heeft (behalve de beveiliging van de maatschappij) tot doel hen te motiveren tot vertrek uit Nederland en een zorgvuldige terugkeer naar het land van herkomst te realiseren. Er zijn hier wel wat behandelmogelijkheden, maar alleen binnen de inrichting.
De rechtbank constateert dat de intensieve behandeling en begeleiding die de rechtbank blijkens het vonnis van 16 december 2013 voor ogen stond niet heeft plaatsgevonden. Dat zal ook niet meer gebeuren. Aangezien veroordeelde ongewenst is verklaard, is de resocialisatie louter gericht op terugkeer naar het land van herkomst en slechts in zeer geringe mate op het voorkomen van recidive van verdachte; dit bovendien uitsluitend op vrijwillige basis. Het zwaartepunt van de ISD-maatregel is daardoor komen te liggen op de beveiliging van de maatschappij.
De ISD-maatregel is destijds (zonder aftrek van voorarrest) opgelegd met de gedachte dat veroordeelde die twee jaren zou kunnen benutten voor intensieve klinische behandeling en resocialisatie in Nederland, met intensieve begeleiding. Daar is niets van terecht gekomen. Ook in de tijd dat veroordeelde nog in Zoetermeer gedetineerd zat, is hij niet behandeld. Het regime waaronder hij nu gehecht is, verschilt fundamenteel van het beoogde. Het is de vraag of de rechtbank de maatregel op dezelfde manier zou hebben opgelegd als zij dat had geweten.
De rechtbank is van oordeel dat de vorenstaande feiten en omstandigheden ertoe leiden dat het belang van veroordeelde bij beëindiging van de maatregel thans zwaarder moet wegen dan dat van de beveiliging van de maatschappij.
Gelet op het vonnis van deze rechtbank van 16 december 2013, voornoemde rapportage en het verhandelde in raadkamer – waardoor de rechtbank zich voldoende voorgelicht acht – is de rechtbank van oordeel dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel niet langer is vereist, op grond waarvan deze met ingang van na te melden tijdstip dient te worden beëindigd.
Toepasselijke wetsartikelen.
Artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank:
beëindigt de ISD-maatregel met ingang van heden.
Deze beslissing is gegeven te Den Haag door
mr. H.J. van Harten, voorzitter,
mr. J. Eisses en mr. E.M.A. Vinken, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 21 juli 2015.
Deze beslissing is ondertekend door de voorzitter en de griffier.