Dit is het Resultaat Verificatie van 24 december 2014.
HR, 29-03-2016, nr. 15/05143
ECLI:NL:HR:2016:520
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29-03-2016
- Zaaknummer
15/05143
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:520, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑03‑2016; (Herziening)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:153, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2016:153, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑03‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:520, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2016-0174
Uitspraak 29‑03‑2016
Inhoudsindicatie
Herziening. Persoonsverwisseling. Gegrond.
Partij(en)
29 maart 2016
Strafkamer
nr. S 15/05143 H
LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, van 5 december 2014, nummer 18/197472-14, ingediend door V.P.K. van Rosmalen, advocaat te Groningen, namens:
[aanvrager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van 1. "handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie" en 2. "opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod" veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
2. De aanvraag tot herziening
2.1.
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2.
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat een ander dan de aanvrager de bewezenverklaarde feiten heeft begaan en dat die ander bij de aanhouding ter zake van deze feiten de persoonsgegevens van de aanvrager heeft gebruikt.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvraag vermelde uitspraak zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak zal worden berecht en afgedaan op de wijze als in art. 472, tweede lid, Sv is voorzien.
4. Beoordeling van de aanvraag
4.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2.
Hetgeen door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie is vermeld, geeft steun aan de stelling waarop de aanvraag berust, te weten dat in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening is gevraagd sprake is geweest van een persoonsverwisseling.
4.3.
Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat de Politierechter, ware deze hiermee bekend geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
5. Slotsom
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat hier sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv, zodat de aanvraag gegrond is en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak op de voet van art. 472, tweede lid, Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 maart 2016.
Conclusie 08‑03‑2016
Inhoudsindicatie
Herziening. Persoonsverwisseling. Gegrond.
Nr. 15/05143H Zitting: 8 maart 2016 | Mr. Hofstee Conclusie inzake: [aanvrager] |
1. Bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Groningen, van 5 december 2014 met parketnummer 18-197472-14, is de aanvrager wegens 1. “handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie” en 2. ”opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod” bij verstek veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. De bewezenverklaarde pleegdatum is 29 augustus 2014.
2. Namens de aanvrager heeft mr. V.P.K. van Rosmalen, advocaat te Groningen, een aanvraag tot herziening met betrekking tot voornoemd vonnis van de politierechter ingediend.
3. De aanvraag is voorzien van bijlagen en berust op de stelling dat er sprake is van een persoonsverwisseling, nu de aanvrager niet de persoon is geweest die het in het bovengenoemde vonnis bewezenverklaarde feit heeft begaan.
4. Ter staving van deze stelling is bij de aanvraag een aanvullend proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten van politie [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 9 januari 2015 overgelegd. Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in:
“Op 29 augustus 2014, omstreeks 21:55 uur, hebben wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , een verdachte aangehouden in verband met het aanwezig hebben van een verboden wapen en het aanwezig hebben van drugs. (…)
Er was hem tevens mede gedeeld dat hij werd bekeurd voor het niet voeren van verlichting op zijn scooter/bromfiets en het niet op eerste vordering kunnen tonen van een geldig rijbewijs.
Hij gaf tijdens de staande houding op te zijn genaamd:
* [aanvrager] , geboren op [geboortedatum] 1986.
(…). Er is tijdens de insluiting geen identiteitsbewijs aangetroffen van de verdachte.
(…)
Op 30 augustus 2014 is de verdachte gehoord door [verbalisant 3] , brigadier van politie eenheid Noord-Nederland.
De verdachte is vervolgens langs de Progriszuil gegaan waarbij er een foto van de verdachte is gemaakt en zijn vingerafdrukken digitaal zijn afgenomen. De verdachte heeft vervolgens wederom dezelfde personalia opgegeven. Zie bijgevoegde id-staat SKDB.
Er is geen document als bedoeld in artikel 1 van de wet op de identificatieplicht overhandigd door de verdachte.
Op 24 december 2014 is [aanvrager] , geboren, op [geboortedatum] 1986, aan het politiebureau aan de Rademarkt te Groningen geweest. Hij deelde mij, verbalisant [verbalisant 2] , mede dat hij de strafbare feiten niet had gepleegd en dat iemand anders zijn naam had opgegeven.
[aanvrager] heeft vervolgens vrijwillig zijn vingerafdrukken laten afnemen, via de Progriszuil. Deze vingerafdrukken heb ik, verbalisant [verbalisant 2] samen met mijn collega [verbalisant 4] , vervolgens vergeleken met de vingerafdrukken die op 30 augustus 2014 door de aangehouden verdachte, zijn afgegeven.
Ik zag dat er via de progriszuil de melding werd gegeven dat de vingerafdrukken van [aanvrager] niet overeen kwamen met de verdachte die op 29 augustus 2014 was aangehouden en bekeurd voor de vermelde strafbare feiten. Zie bijgevoegde resultaat van de verificatie.1.Ik zag tevens dat [aanvrager] niet overeenkwam met de foto die vermeld stond op de ID-staat SKDB van de aangehouden verdachte.
[aanvrager] heeft zich later tevens geïdentificeerd met een geldig paspoort. Een kopie van het paspoort van [aanvrager] is bijgevoegd.
De verdachte die op 29 augustus 2014 werd aangehouden heeft kennelijk de valse naam van [aanvrager] opgegeven.”
5. Gelet op de hierboven aangehaalde inhoud van het aanvullende proces-verbaal van bevindingen, is er naar mijn inzicht geen aanleiding om enig nader onderzoek naar de feiten te doen verrichten en is al het ernstige vermoeden ontstaan dat indien deze gegevens aan de politierechter bekend waren geweest, het onderzoek zou hebben geleid tot vrijspraak van de aanvrager.
6. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad, op de wijze als in art. 472, tweede lid, Sv in verbinding met art. 471, eerste lid, Sv is voorzien, de aanvraag tot herziening gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden uitspraak zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 08‑03‑2016