NJ 1916, p. 862
HR, 30-06-1916
HR 30-06-1916, ECLI:NL:HR:1916:124
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 juni 1916
- Magistraten
Voorzitter: Jhr. Mr. W. H. de Savornin Lohman., Raden: Mrs. C. Krabbe, B. C. J. Loder, A. Fentener van Vlissingen en A. P. L. Nelissen.
- Zaaknummer
[30061916/NJ_1916,_p._862]
- Conclusie
Mr. Noyon
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS98410:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1916:124, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑06‑1916
- Wetingang
Samenvatting
Toepassing van art. 79 Rv. in de cassatieprocedure. Niet-oproeping van den verschenen gedaagde tegen den nieuwen rechtsdag zou wellicht, indien die gedaagde op dien dag niet verschenen ware, tot nietigverklaring der geheele oproeping, doch nimmer tot niet-ontvankelijkverklaring der voorziening in cassatie kunnen leiden.
Wanneer cassatieberoep is ingesteld tegen een arrest waarbij een vonnis is bekrachtigd, heeft de Hooge Raad bij gegrondbevinding van het beroep, zelfstandig de artt. 105 en 106 R. O. toe te passen; tegen het cassatieberoep kan dus niet met vrucht worden aangevoerd, dat bij dagvaarding niet tevens tot vernietiging van het vonnis is geconcludeerd, (Evenzoo ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.