Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek BES Boek 1
Artikel 395b
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing van het Burgerlijk Wetboek Boek 1, zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (17-05-2010, Stb. 350) en de Aanpassingsregeling BES-wetten (28-09-2010, Stcrt. 15040). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
27-09-2010, Stb. 2010, 494 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Personen- en familierecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Alimentatie
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Personen- en familierecht / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
Personen- en familierecht / Personenrecht
1.
Heeft de rechter het bedrag bepaald dat een ouder of stiefouder dan wel, overeenkomstig artikel 394, de verwekker of de man die in artikel 394 daarmee is gelijkgesteld ter zake van de verzorging en opvoeding van zijn minderjarig kind of stiefkind moet betalen en is deze verplichting tot aan het meerderjarig worden van het kind van kracht geweest, dan geldt met ingang van dit tijdstip de rechterlijke beslissing als een tot bepaling van het bedrag ter zake van levensonderhoud en studie als in artikel 395a bedoeld.
2.
Hetzelfde geldt indien de rechter met toepassing van artikel 406a het bedrag heeft vastgesteld dat een ouder of stiefouder ter bestrijding van de kosten van een maatregel van kinderbescherming aan de voogdijraad moet uitkeren.
3.
De voogdijraad draagt zorg dat de gelden die hem krachtens dit artikel worden uitgekeerd, aan het kind worden uitbetaald.
4.
Voor de toepassing van dit artikel is bevoegd de voogdijraad die laatstelijk voor het meerderjarig worden van het kind overeenkomstig artikel 239 bevoegd was op te treden. Deze raad kan ook wijziging van het bedrag dat is verschuldigd ter zake van levensonderhoud en studie, verzoeken.
5.
In afwijking van het eerste en tweede lid is het bedrag aan het kind verschuldigd en dient dit ook aan hem te worden betaald, indien het kind aan de voogdijraad schriftelijk heeft medegedeeld van optreden van deze laatste volledig af te zien.