Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 651/2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard
Artikel 55 Steun voor sportinfrastructuur en multifunctionele recreatieve infrastructuur
Geldend
Geldend van 01-07-2023 tot 01-01-2027
- Bronpublicatie:
23-06-2023, PbEU 2023, L 167 (uitgifte: 30-06-2023, regelingnummer: 2023/1315)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-06-2023, PbEU 2023, L 167 (uitgifte: 30-06-2023, regelingnummer: 2023/1315)
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
Mededingingsrecht / Groepsvrijstellingen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Steun voor sportinfrastructuur en multifunctionele recreatieve infrastructuur is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
2.
De sportinfrastructuur wordt niet uitsluitend door één gebruiker uit de profsport gebruikt. Het gebruik van de sportinfrastructuur door andere prof- of amateursporters is jaarlijks goed voor ten minste 20 % van de tijdscapaciteit. Indien de infrastructuur door meerdere gebruikers tegelijkertijd wordt gebruikt, worden overeenkomstige fracties van benutting van de tijdscapaciteit berekend.
3.
Multifunctionele recreatieve infrastructuur omvat recreatieve faciliteiten met een multifunctioneel karakter die met name culturele en recreatieve diensten bieden, met uitzondering van attractieparken en hotelfaciliteiten.
4.
Toegang tot de sportinfrastructuur of multifunctionele recreatieve infrastructuur staat open voor meerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend. Ondernemingen die ten minste 30 % van de investeringskosten van de infrastructuur hebben gefinancierd, kunnen preferente toegang krijgen op gunstigere voorwaarden, mits die voorwaarden publiek beschikbaar worden gesteld.
5.
Indien sportinfrastructuur door profsportclubs wordt gebruikt, zorgen de lidstaten ervoor dat de tariefvoorwaarden voor het gebruik ervan publiek beschikbaar worden gesteld.
6.
Iedere concessie of iedere andere vorm van toewijzing aan een derde om de sportinfrastructuur of multifunctionele recreatieve infrastructuur te bouwen, te moderniseren en/of te exploiteren, vindt op open, transparante en niet-discriminerende basis plaats, rekening houdende met de geldende aanbestedingsregels.
7.
De steun kan de vorm hebben van:
- a)
investeringssteun, met inbegrip van steun voor de bouw of modernisering van sportinfrastructuur en multifunctionele recreatieve infrastructuur;
- b)
exploitatiesteun voor sportinfrastructuur.
8.
Wat investeringssteun voor sportinfrastructuur en multifunctionele recreatieve infrastructuur betreft, zijn de in aanmerking komende kosten de kosten voor investeringen in materiële en immateriële activa.
9.
Wat exploitatiesteun voor sportinfrastructuur betreft, zijn de in aanmerking komende kosten de exploitatiekosten van de met de infrastructuur geboden dienstverlening. Die exploitatiekosten omvatten kosten zoals personeelskosten, kosten voor materialen, uitbestede diensten, communicatie, energie, onderhoud, huur, administratie, doch niet afschrijvingslasten en financieringskosten indien deze zijn gedekt door investeringssteun.
10.
Wat investeringssteun voor sportinfrastructuur en multifunctionele recreatieve infrastructuur betreft, is het steunbedrag niet hoger dan het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de exploitatiewinst van de investering. De exploitatiewinst wordt in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten, hetzij vooraf op basis van redelijke prognoses, hetzij via een terugvorderingsmechanisme.
11.
Wat exploitatiesteun voor sportinfrastructuur betreft, is het steunbedrag niet hoger dan de exploitatietekorten over de betrokken periode. Dit wordt geborgd vooraf op basis van redelijke prognoses, of via een terugvorderingsmechanisme.
12.
Voor steun van ten hoogste 2,2 miljoen EUR mag het maximale steunbedrag worden vastgesteld op 80 % van de in aanmerking komende kosten, als alternatief voor de toepassing van de in de leden 10 en 11 bedoelde methode.