Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 7
Artikel 907 [Overeenkomst m.b.t. collectieve afwikkeling massaschade]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2013
- Bronpublicatie:
26-06-2013, Stb. 2013, 255 (uitgifte: 28-06-2013, kamerstukken: 33126)
- Inwerkingtreding
01-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-06-2013, Stb. 2013, 256 (uitgifte: 28-06-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Burgerlijk procesrecht / Rechtspleging van onderscheiden aard
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
1.
Een overeenkomst strekkende tot vergoeding van schade die is veroorzaakt door een gebeurtenis of gelijksoortige gebeurtenissen, gesloten door één of meer stichtingen of verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid met één of meer andere partijen, die zich bij deze overeenkomst hebben verbonden tot vergoeding van deze schade, kan door de rechter op gezamenlijk verzoek van deze stichtingen, verenigingen en andere partijen verbindend worden verklaard voor personen aan wie de schade is veroorzaakt, mits de stichtingen of verenigingen de belangen van deze personen ingevolge hun statuten behartigen. Onder personen aan wie de schade is veroorzaakt worden mede begrepen personen die een vordering ter zake van deze schade onder algemene of bijzondere titel hebben verkregen.
2.
De overeenkomst bevat in ieder geval:
- a.
een omschrijving van de gebeurtenis of de gebeurtenissen waarop de overeenkomst betrekking heeft;
- b.
een omschrijving van de groep dan wel groepen van personen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten, naar gelang van de aard en de ernst van hun schade;
- c.
een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van het aantal personen dat tot deze groep of groepen behoort;
- d.
de vergoeding die aan deze personen wordt toegekend;
- e.
de voorwaarden waaraan deze personen moeten voldoen om voor die vergoeding in aanmerking te komen;
- f.
de wijze waarop de vergoeding wordt vastgesteld en kan worden verkregen;
- g.
de naam en de woonplaats van degene aan wie de in artikel 908 leden 2 en 3 bedoelde schriftelijke mededeling kan worden gedaan.
3.
De rechter wijst het verzoek af indien:
- a.
de overeenkomst niet aan lid 2 voldoet;
- b.
de hoogte van de toegekende vergoedingen niet redelijk is, mede gelet op de omvang van de schade, de eenvoud en snelheid waarmee de vergoedingen verkregen kunnen worden en de mogelijke oorzaken van de schade;
- c.
onvoldoende zeker is dat uit de overeenkomst voortvloeiende rechten van de personen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten, kunnen worden nagekomen;
- d.
de overeenkomst niet voorziet in de mogelijkheid van een onafhankelijke beslechting van geschillen die uit de overeenkomst kunnen voortvloeien door een ander dan de rechter die volgens de wet bevoegd zou zijn;
- e.
de belangen van de personen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten anderszins onvoldoende gewaarborgd zijn;
- f.
de in lid 1 bedoelde stichtingen of verenigingen niet voldoende representatief zijn ter zake van de belangen van degenen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten;
- g.
de groep van personen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten van onvoldoende omvang is om een verbindendverklaring te rechtvaardigen;
- h.
er een rechtspersoon is die ingevolge de overeenkomst de vergoedingen verstrekt, en deze geen partij is bij de overeenkomst.
4.
De rechter kan alvorens te beslissen de overeenkomst met instemming van partijen die de overeenkomst hebben gesloten aanvullen of wijzigen of die partijen de gelegenheid geven de overeenkomst aan te vullen of te wijzigen. De rechter vermeldt de aanvulling of wijziging in de beschikking tot verbindendverklaring.
5.
Het verzoek, bedoeld in lid 1, stuit de verjaring van een rechtsvordering tot vergoeding van schade tegen de personen die zich bij de overeenkomst hebben verbonden tot vergoeding van deze schade. Een nieuwe verjaringstermijn van twee jaren begint te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop
- a.
definitief is beslist welke vergoeding wordt toegekend;
- b.
de in artikel 908 lid 2 bedoelde termijn is verstreken nadat een gerechtigde binnen die termijn een in dat lid bedoelde mededeling heeft gedaan;
- c.
onherroepelijk vaststaat dat het verzoek niet tot toewijzing leidt;
- d.
de overeenkomst overeenkomstig artikel 908 lid 4 wordt opgezegd.
6.
De overeenkomst kan bepalen dat een recht op vergoeding ingevolge de overeenkomst vervalt indien een gerechtigde tot een vergoeding niet binnen een termijn van ten minste één jaar na de aanvang van de dag, volgende op die waarop hij met de opeisbaarheid van zijn vergoeding bekend is geworden, daarop aanspraak heeft gemaakt.
7.
Dit artikel en de artikelen 908 tot en met 910 zijn van overeenkomstige toepassing op overeenkomsten die voor personen die door een gebeurtenis of gelijksoortige gebeurtenissen zijn benadeeld, een recht scheppen om een andere dan de in lid 1 bedoelde prestatie te vorderen of op een andere wijze een beroep op de overeenkomst te doen.
8.
De personen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten zijn bevoegd om gedurende de tijd dat het verzoek in behandeling is en zolang daarop niet onherroepelijk is beslist, de nakoming van op hun rustende verbintenissen op te schorten voor zover de overeenkomst voorziet in de beëindiging van een geschil daaromtrent.