FED 2016/52
Het oordeel van het hof dat belanghebbende er op grond van de door hem overlegde stukken op mocht vertrouwen dat de inspecteur een weloverwogen, tot een in rechte te beschermen vertrouwen leidende, standpuntbepaling heeft ingenomen is onbegrijpelijk
HR 04-03-2016, ECLI:NL:HR:2016:354, m.nt. J.W.J. de Kort
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
4 maart 2016
- Magistraten
Koopman, Schaap, Fierstra, Groeneveld, Van Hilten
- Zaaknummer
14/05821
- Conclusie
A-G Niessen
- Noot
J.W.J. de Kort
- JCDI
JCDI:ADS273880:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:354, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑03‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑11‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:2204, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑10‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑11‑2014
- Wetingang
Art. 6:33, lid 3 Wet IB 2001 (oud)
Essentie
Het oordeel van het hof dat belanghebbende er op grond van de door hem overlegde stukken op mocht vertrouwen dat de inspecteur een weloverwogen, tot een in rechte te beschermen vertrouwen leidende, standpuntbepaling heeft ingenomen is onbegrijpelijk
Samenvatting
Belanghebbende is ingaande 2008 door de inspecteur bij beschikking als ANBI aangemerkt. Nadat bij een boekenonderzoek in 2011 is gebleken dat belanghebbende niet voldoet aan de criteria om als ANBI te worden aangemerkt, trekt de inspecteur de beschikking met terugwerkende kracht in. Volgens het hof kan de intrekking eerst op 1 januari 2010 ingaan en geldt voor de periode voorafgaand aan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.