Einde inhoudsopgave
Regeling tarieven transportsectoren
Artikel 6.48
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
14-12-2022, Stcrt. 2022, 33438 (uitgifte: 27-12-2022, regelingnummer: IENW/BSK-2022/293161)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2022, Stcrt. 2022, 33438 (uitgifte: 27-12-2022, regelingnummer: IENW/BSK-2022/293161)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Goederenvervoer algemeen
1.
Voor de behandeling van de aanvraag van een zeilbewijs als bedoeld in artikel 7.9 van de Binnenvaartregeling is een tarief verschuldigd dat is vastgesteld door het CBR overeenkomstig artikel 4am van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 17, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.
2.
Voor de behandeling van de aanvraag van een verlenging van een zeilbewijs als bedoeld in artikel 7.9 van de Binnenvaartregeling in verband met de aan de leeftijd gerelateerde geldigheid van het vaarbewijs, is een tarief verschuldigd dat is vastgesteld door het CBR overeenkomstig artikel 4am van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 17, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.
3.
Voor het afnemen van een schriftelijk examen ter verkrijging van het diploma Schipper zeilvaart, bedoeld in artikel 7.9, derde lid, onderdeel a, van de Binnenvaartregeling is aan de exameninstantie een tarief verschuldigd dat is vastgesteld door het CBR overeenkomstig artikel 4am van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 17, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.
4.
Voor het afnemen van een mondeling examen ter verkrijging van het diploma Schipper zeilvaart, bedoeld in artikel 7.9, derde lid, onderdeel a, van de Binnenvaartregeling is aan de exameninstantie een tarief verschuldigd dat is vastgesteld door het CBR overeenkomstig artikel 4am van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 17, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.