HR, 06-05-1997, nr. 711-96-V
ECLI:NL:HR:1997:ZD0700
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
06-05-1997
- Zaaknummer
711-96-V
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1997:ZD0700, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑05‑1997; (Cassatie)
Uitspraak 06‑05‑1997
Inhoudsindicatie
Wet Mulder. Overschrijding van maximumsnelheid buiten bebouwde kom bij wegwerkzaamheden, art. 62 RVV 1990. Kan administratieve sanctie worden opgelegd, nu verkeersbord in strijd met wettelijke voorschriften is geplaatst? Opvatting dat omstandigheid dat desbetreffend verkeersbord in strijd met daarvoor geldende wettelijke voorschriften is geplaatst, meebrengt dat administratieve sanctie ten onrechte is opgelegd, is onjuist. Art. 62 RVV 1990 stelt gedragsregel vast dat weggebruikers verplicht zijn gevolg te geven aan verkeerstekens die gebod of verbod inhouden, zonder dat onderscheid wordt gemaakt of verkeerstekens al dan niet met inachtneming van daarvoor geldende wettelijke voorschriften zijn geplaatst, dat wil zeggen of verkeersbord betrekking heeft op situatie die beantwoordt aan hetgeen daaromtrent is voorgeschreven. Het staat dan ook niet ter beoordeling van weggebruiker of verkeersbord overeenkomstig voorschriften en terecht is geplaatst. Ook op grond van eisen van verkeersveiligheid kan dergelijke beoordeling niet worden overgelaten aan weggebruiker, doch is het veeleer geboden dat deze, ook al mocht hij persoonlijk van oordeel zijn dat bord ten onrechte is geplaatst, gevolg geeft aan dat verkeersteken, reeds omdat valt aan te nemen dat andere weggebruikers veelal daarop zullen rekenen. Een uitzondering - welke Ktr kennelijk en niet onbegrijpelijk niet aanwezig heeft geoordeeld - zou gelden in het geval dat situatie klaarblijkelijk zo afwijkend is van die waarop verkeersbord betrekking heeft dat bij gevolg geven aan dat teken veiligheid op weg in gevaar zou worden gebracht. Volgt verwerping.
6 mei 1997
Strafkamer nr. 711-96-V
CJIB 11214424
AB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest op het beroep in cassatie tegen de beslissing van de Kantonrechter te Dordrecht van 11 september 1996 betreffende: [betrokkene], wonende te [woonplaats].
1. De beslissing van de Kantonrechter
De Kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard.
De beslissing van de Kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2 . Geding in cassatie
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de Kantonrechter beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Officier van Justitie heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van de bestreden beslissing
3.1. Bij inleidende beschikking is aan de betrokkene een administratieve sanctie opgelegd ter zake van "overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A1); > 10 t/m 15 km per uur".
3.2. Aan het beroep van de betrokkene ligt kennelijk de opvatting ten grondslag dat de door hem gestelde omstandigheid dat het desbetreffende bord in strijd met de daarvoor geldende wettelijke voorschriften is geplaatst, zou meebrengen dat de administratieve sanctie ten onrechte is opgelegd.
3.3. Deze opvatting is onjuist. Art. 62 RVV 1990 stelt vast de gedragsregel dat weggebruikers verplicht zijn gevolg te geven aan verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden, zonder dat onderscheid wordt gemaakt of de verkeerstekens al dan niet met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke voorschriften zijn geplaatst, dat wil zeggen - voorzover ten deze van belang - of het verkeersbord betrekking heeft op een situatie die beantwoordt aan hetgeen daaromtrent is voorgeschreven. Het staat dan ook niet ter beoordeling van de weggebruiker of een verkeersbord overeenkomstig de voorschriften en terecht is geplaatst. Ook op grond van eisen van verkeersveiligheid kan een dergelijke beoordeling niet worden overgelaten aan de weggebruiker, doch is het veeleer geboden dat deze, ook al mocht hij persoonlijk van oordeel zijn dat het bord ten onrechte is geplaatst, gevolg geeft aan dat verkeersteken, reeds omdat valt aan te nemen dat andere weggebruikers veelal daarop zullen rekenen. Een uitzondering - welke de Kantonrechter in dit geval kennelijk en niet onbegrijpelijk niet aanwezig heeft geoordeeld - zou gelden in het geval dat de situatie klaarblijkelijk zo afwijkend is van die waarop het verkeersbord betrekking heeft dat bij het gevolg geven aan dat teken de veiligheid op de weg in gevaar zou worden gebracht.
3.4. Uit het vorenoverwogene volgt dat, nu de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden beslissing ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, het beroep moet worden verworpen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Haak als voorzitter, en de raadsheren Davids en Van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, in bijzijn van de waarnemend-griffier Reurslag, en uitgesproken op 6 mei 1997.