Wijzigingswet Mijnbouwwet, enz. (implementatie richtlijn nr. 2013/30/EU) en Burgerlijk Wetboek Boek 6 (omkering bewijslast bij fysieke schade van bodembeweging door mijnbouwwerkzaamheden t.b.v. gaswinning uit het Groningenveld)
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 31-12-2016
- Bronpublicatie:
21-12-2016, Stb. 2016, 552 (uitgifte: 30-12-2016, kamerstukken: 34041)
21-12-2016, Stb. 2016, 553 (uitgifte: 30-12-2016, kamerstukken: 34390)
- Inwerkingtreding
31-12-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2016, Stb. 2016, 558 (uitgifte: 30-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
21-12-2016, Stb. 2016, 558 (uitgifte: 30-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de wet van 21-12-2016, Stb. 552.
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Mijnbouw
Openbare orde en veiligheid / Preventie
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Wet van 21 december 2016 tot wijziging van de Mijnbouwwet, de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met implementatie van richtlijn nr. 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van richtlijn 2004/35/EG (PbEU 2013, L 178) en wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de omkering van de bewijslast bij fysieke schade als gevolg van bodembeweging door mijnbouwwerkzaamheden ten behoeve van gaswinning uit het Groningenveld
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het voor de implementatie van richtlijn 2013/30/EU noodzakelijk is de Mijnbouwwet, de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten op enkele punten te wijzigen, alsmede dat het wenselijk is om Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek te wijzigen ten behoeve van een omkering van de bewijslast bij fysieke schade als gevolg van bodembeweging door mijnbouwwerkzaamheden ten behoeve van gaswinning uit het Groningenveld;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling Advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: