Rb. Rotterdam, 08-06-2011, nr. 357213 / HA ZA 10-1951
ECLI:NL:RBROT:2011:BQ8195
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
08-06-2011
- Zaaknummer
357213 / HA ZA 10-1951
- LJN
BQ8195
- Roepnaam
Same
Huktra
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht (V)
Goederenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2011:BQ8195, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 08‑06‑2011; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 08‑06‑2011
Inhoudsindicatie
CMR. Schadevergoeding wegens contaminatie aan lading tijdens vervoer. Beroep op verjaring ex 32 lid 1 aanhef en onder a CMR. Termijn geschorst door schriftelijke vordering, maar termijn weer aangevangen door verwerping. Na schorsing geen stuiting meer mogelijk.
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 357213 / HA ZA 10-1951
Vonnis van 8 juni 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SAME CHEMICALS B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
eiseres,
advocaat mr. R.W.J.M. te Pas,
tegen
de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging
HUKTRA (UK) LTD,
gevestigd te Widnes, Cheshire, Verenigd Koninkrijk,
gedaagde,
advocaat mr. A.D. Huisman.
Partijen zullen hierna SaMe en Huktra genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- dagvaarding d.d. 8 april 2010;
- akte houdende overlegging producties, aan de zijde van SaMe;
- conclusie van antwoord, met producties;
- tussenvonnis d.d. 20 oktober 2010, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- proces-verbaal van comparitie van partijen d.d. 14 december 2010;
- akte houdende overlegging producties, aan de zijde van SaMe;
- antwoordakte aan de zijde van Huktra, met een productie;
- akte houdende uitlating producties aan de zijde van SaMe.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1. SaMe heeft aan Banner Chemicals Ltd Group Uk een hoeveelheid Solvent Naphtha 100 Light (hierna: Solvent) verkocht. Ter uitvoering van deze koopovereenkomst heeft SaMe op 4 maart 2009 aan Huktra een opdracht verstrekt betreffende het vervoer van de Solvent van Rotterdam-Botlek naar Middlesbrough, Verenigd Koninkrijk. Het vervoer heeft plaatsgevonden in twee zendingen met twee tankcontainers van ieder 30.000 liter.
2.2. Op 6 maart 2009 is de eerste zending Solvent in de tankcontainer geladen bij de terminal in Rotterdam en vervolgens vervoerd naar Middlesbrough.
2.3. Bij aankomst van de tankcontainer op 10 maart 2009 in Middlesbrough heeft de ontvanger geconstateerd dat de Solvent was gecontamineerd.
2.4. SaMe heeft bij e-mail van 11 maart 2009 Huktra aansprakelijk gesteld voor de schade die door de contaminatie is ontstaan.
2.5. Bij e-mail van 12 maart 2009 heeft Huktra aan SaMe - voor zover relevant - geschreven:
“(…) We cannot accept responsibility as no hard evidence has been provided to support the allegation that we provided a dirty tank to load your order 047876.
Prior to presenting the tank to load it was cleaned at an EFTCO cleaning station who were satisfied that the tank had been cleaned properly. The driver who presented the tank to the cleaning station inspected the tank before leaving and was satisfied that the tank was clean. In addition the driver who took the tank to LBC also inspected the tank and was satisfied it was clean. Finally LBC inspected the tank before loading and must have been satisfied otherwise they would have rejected the tank. A copy of the cleaning certificate was sent to you on 10 3 09.
As matter of urgency will you please provide the results of the analysis of the samples taken from the tank.
In the meantime the product remains in the tank container and the product remains in your ownership and as a consequence you are responsible for all costs associated with the retention of the tank.(…)”
2.6. SaMe heeft middels een factuur van 30 april 2009 en een specificatie van 4 mei 2009 aan Huktra medegedeeld dat de schade GBP 10.199,63 bedraagt.
2.7. De tweede zending met Solvent is door Huktra onbeschadigd afgeleverd.
3. De vordering
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Huktra te veroordelen om aan SaMe te betalen € 11.604,- en € 904,-, vermeerderd met de CMR rente, met veroordeling van Huktra in de proceskosten, vermeerderd met nakosten en wettelijke rente.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft SaMe aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1. Huktra is aansprakelijk voor de schade die ontstaan is tijdens het door haar uitgevoerde transport. SaMe vordert de door haar geleden schade ad € 11.604,-, vermeerderd met de CMR rente vanaf 4 mei 2009.
3.2. Voornoemde schade bestaat uit vier posten. De eerste post ad GBP 6.357,75 is ontstaan doordat de oorspronkelijke koper de Solvent niet meer wilde afnemen. SaMe heeft de Solvent vervolgens verkocht aan een derde voor GBP 150,- per ton in plaats van GBP 400,- per ton. De tweede post ad GBP 2.579,22 is wegens de gemaakte kosten voor de tankcontainer en het depot. De derde post ad GBP 778,75 is gemaakt in verband met de afleveringskosten voor de nieuwe koper en de vierde post ad GBP 483,91 is wegens een rapport over de gecontamineerde lading. De totale schade bedraagt GBP 10.199,63 waarvan de tegenwaarde bedraagt € 11.604,--.
3.3. SaMe vordert de door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten ad € 904,-, vermeerderd met de CMR rente vanaf de dag der dagvaarding.
4. Het verweer
Het verweer strekt tot niet-ontvankelijk verklaring van SaMe, met veroordeling van SaMe in de proceskosten. Huktra heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1. Er geldt een verjaringstermijn van één jaar, omdat sprake is van contaminatie. Deze termijn is geschorst door de e-mail van SaMe van 11 maart 2009 waarbij zij Huktra aansprakelijk stelt. Huktra heeft deze aansprakelijkheid afgewezen bij e-mail van 12 maart 2009 waardoor de schorsing is geëindigd en de verjaringstermijn weer is gaan lopen. Nu SaMe de dagvaarding op 8 april 2010 heeft uitgebracht moet de vordering van SaMe niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat deze verjaard is.
4.2. Indien de rechtbank oordeelt dat de vordering van SaMe niet is verjaard, betwist Huktra dat de lading is gecontamineerd gedurende het door of zijdens Huktra uitgevoerde transport. Huktra heeft de tankcontainer waarin de lading Solvent is geladen voorafgaand aan het vervoer deugdelijk laten reinigen, hetgeen blijkt uit de ‘European Cleaning Document’. Daarnaast zijn er voorafgaand aan de belading van de tankcontainer door de aflader geen bemerking gemaakt met betrekking tot de staat van de container.
4.3. Huktra betwist de omvang van de gestelde schade en de buitengerechtelijke kosten.
5. De beoordeling
5.1. De rechtbank ontleent bevoegdheid aan artikel 31, lid 1, aanhef, sub b van het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (hierna: CMR), nu de plaats van inontvangstneming van de goederen in Nederland is gelegen.
5.2. De tussen partijen gesloten overeenkomst wordt beheerst door de CMR.
5.3. SaMe vordert vergoeding van de schade die zij heeft geleden doordat de eerste zending met Solvent is gecontamineerd. Het meest verstrekkende verweer van Huktra is dat de vordering van SaMe is verjaard. Tussen partijen is niet in geschil dat door de gestelde contaminatie sprake is van gedeeltelijk verlies van de lading en dat derhalve een verjaringstermijn van één jaar geldt. De rechtbank dient te beoordelen of voornoemde verjaringstermijn is verstreken.
5.4. Op grond van artikel 32 lid 1 aanhef en onder a CMR gaat de verjaringstermijn in geval van gedeeltelijk verlies lopen vanaf de dag waarop de goederen zijn afgeleverd. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat een schriftelijke vordering de verjaring schorst tot aan de dag waarop de vervoerder de vordering schriftelijk afwijst en de daarbij gevoegde stukken terugzendt.
Tussen partijen is niet in geschil dat de verjaringstermijn is gaan lopen op 10 maart 2009, zijnde de dag waarop de eerste zending is afgeleverd. Uit de stellingen van Huktra leidt de rechtbank af dat de e-mail van 11 maart 2009 van SaMe moet worden beschouwd als een schriftelijke vordering in de zin van artikel 32 lid 2 CMR en dat die e-mail de verjaringstermijn heeft geschorst. Nu SaMe deze stelling niet heeft betwist neemt de rechtbank dit als vaststaand aan. Huktra stelt vervolgens dat zij de aansprakelijkheid voor de ontstane schade bij e-mail van 12 maart 2009 heeft afgewezen en dat derhalve de verjaringstermijn weer is aangevangen. SaMe betwist dat de verjaringstermijn alsdan weer is gaan lopen, omdat de e-mail van 12 maart 2009 volgens haar een voorwaardelijke afwijzing is in plaats van een onvoorwaardelijke afwijzing. De rechtbank verwerpt deze stelling van SaMe, nu zij deze niet heeft onderbouwd. De rechtbank ziet zelf ook niet in waaruit zou moeten blijken dat Huktra de aansprakelijkheidsstelling voorwaardelijk afwijst. Huktra stelt namelijk in haar e-mail: “We cannot accept responsibility as no hard evidence has been provided to support the allegation that we provided a dirty tank to load your order 047876”. Deze afwijzing stelt zij zonder enige voorwaarde. Huktra heeft derhalve de vordering schriftelijk afgewezen.
5.5. Voorts volgt uit artikel 32 lid 2 CMR dat de bij de schriftelijke vordering gevoegde stukken moeten worden teruggezonden. Van een terugzendverplichting kan slechts sprake zijn, indien er originele stukken aan de vervoerder zijn gezonden. Nu dit gesteld, noch gebleken is neemt de rechtbank aan dat SaMe geen originele stukken aan Huktra heeft gezonden en dat er derhalve geen sprake is van een terugzendverplichting.
5.6. De verjaringstermijn is derhalve op 12 maart 2009 weer aangevangen.
5.7. Voorts stelt SaMe dat de uitvoerige correspondentie tussen partijen de verjaring heeft gestuit. Huktra stelt zich op het standpunt dat na schorsing de verjaring niet meer kan worden gestuit. De rechtbank volgt het standpunt van Huktra. Immers, ingevolge artikel 32 lid 3 CMR moet ook ten aanzien van de stuiting van de verjaring het bepaalde in artikel 32 lid 2 CMR in acht worden genomen: na schorsing stuiten verdere, op hetzelfde onderwerp betrekking hebbende vorderingen de verjaring niet. De verdere correspondentie - waarmee SaMe kennelijk doelt op de factuur van 30 april 2009 en de specificatie van 4 mei 2009 aangezien geen andere correspondentie is gesteld of gebleken - betreft op hetzelfde onderwerp betrekking hebbende vorderingen, zodat er geen stuiting meer mogelijk is. Dit betekent dat de vordering van SaMe is verjaard op 12 maart 2010.
5.8. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat SaMe niet-ontvankelijk is in haar vordering, nu zij Huktra pas op 8 april 2010 heeft gedagvaard en de vordering op dat moment reeds was verjaard.
5.9. SaMe zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Huktra worden begroot op:
vast recht € 317,--
salaris advocaat € 1.130,-- (2,5 punten x tarief € 452,--)
Totaal € 1.447,--
6. De beslissing
De rechtbank,
verklaart SaMe niet-ontvankelijk in haar vordering;
veroordeelt SaMe in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van Huktra bepaald op € 317,-- aan vast recht en € 1.130,-- aan salaris voor de advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.V. Scheffers en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2011.(
2120/1278