HR, 28-05-2019, nr. 18/02482
ECLI:NL:HR:2019:833
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28-05-2019
- Zaaknummer
18/02482
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:833, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑05‑2019; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2018:4982, Niet ontvankelijk
- Vindplaatsen
Uitspraak 28‑05‑2019
Inhoudsindicatie
Poging tot doodslag (meermalen gepleegd) door n.a.v. ruzie op straat in Arnhem met mes meermalen in te steken op twee anderen (art. 287 Sr) en bedreiging met enig misdrijf tegen leven gericht (meermalen gepleegd) door die anderen na steekincident in auto te achtervolgen en verbaal met de dood te bedreigen (art. 285.1 Sr). HR: art. 80a RO, zonder schriftelijk standpunt AG.
Partij(en)
28 mei 2019
Strafkamer
nr. S 18/02482
LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 30 mei 2018, nummer 21/000068-18, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 mei 2019.