Hof Amsterdam, 24-03-2016, nr. 23-000542-14
ECLI:NL:GHAMS:2016:1131
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
24-03-2016
- Zaaknummer
23-000542-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2016:1131, Uitspraak, Hof Amsterdam, 24‑03‑2016; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:1027, Niet ontvankelijk
Uitspraak 24‑03‑2016
Inhoudsindicatie
Mega Uba. Schietpartij met fatale afloop op het Abcouderpad in Amsterdam. Bijten en beledigen van verbalisant(en).
parketnummer: 23-000542-14
datum uitspraak: 24 maart 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 februari 2014 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-676465-12 (zaak A) en 13-670480-12 (zaak B) tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
[geboortedatum] .
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen hem in zaak A onder 3 en B onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve in beginsel mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak voor zaak A onder 3 en B onder 2. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen die beslissing echter geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte dan ook niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak voor het in zaak A onder 3 en B onder 2 tenlastegelegde.
Het openbaar ministerie heeft eveneens hoger beroep ingesteld. Dit hoger beroep is onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen voornoemde in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak voor het in zaak B onder 2 tenlastegelegde. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van 9 maart 2016 medegedeeld dat het openbaar ministerie berust in de gegeven vrijspraak. Gelet op dit standpunt en nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te beschermen belang dat is gediend met de voortgezette behandeling van het in zaak B onder 2 tenlastegelegde, zal het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak voor het in zaak B onder 2 tenlastegelegde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 en 23 juni 2015 en 9 en 10 maart 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlasteleggingen
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Zaak A (met parketnummer 13-676465-12)
1
hij op of omstreeks 7 juni 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, eenmaal of meermalen met een vuurwapen een of meer kogel(s) in de borstkast en/of in de arm(en), in elk geval in het lichaam van voornoemde [slachtoffer] geschoten en/of afgevuurd, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
2.
hij op of omstreeks 7 juni 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s,) voornoemde [slachtoffer] een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond en/of voorgehouden.
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7juni 2012 tot en met 30 oktober 2012 te Amsterdam en/of Rotterdam en/of Schiedam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer (vuur)wapens en/of munitie van categorie I en/of II en/of III, voorhanden heeft gehad, te weten:
te Amsterdam 26 juli 2012
- een pistool (itemnummer 4342530, merk FEG, serienummer BF24077) en/of
- een pistool (itemnummer 4342535, merk Ekol)
- een (jacht)geweer (itemnummer 4342582, merk Winchester) en/of
- zes (6), althans een of meer patro(o)n(en) (itemnummer 4342537, kaliber 9x17mm) en/of
- een wapen van categorie 1 onder 7, te weten een balletjespistool (itemnummer: 4342545, model: Glock 19) en/of
- een wapen van categorie II onder 5, te weten een teaser (itemnummer 434542) en/of
- 2 kolfplaten; houder van een wapen en een holster;
te Schiedam en/of op een en meer andere plaatsen in Nederland op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 juni 2012 tot en met 30 oktober 2012, althans op of omstreeks 30 oktober 2012 te Schiedam een jachtvuurwapen als in artikel 1 onder 3 jo artikel 2 lid 1 categorie II van de Wet Wapens en Munitie (WWM) alsmede munitie als in art 1 onder 4 WWM jo. art 2 lid 2 categorie III (itemnummers 4402155 en 4402164).
Zaak B (met parketnummer 13-670480-12)
1.
hij op of omstreeks 23 mei 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, toen aldaar dienstdoende hoofdagent van de Politie Amsterdam-Amstelland, [G.W.] , verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 267 Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, althans vast had teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten een bureau van de Politie Amsterdam-Amstelland, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig in een been van voornoemde opsporingsambtenaar te bijten, tengevolge waarvan deze opsporingsambtenaar enig lichamelijk letsel (pijn en/of een litteken en/of een bloeduitstorting) bekwam.
2.
hij op of omstreeks 23 mei 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een (arrestanten)voertuig, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Politie Amsterdam-Amstelland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door (met kracht) zijn hoofd tegen het plafond/dak van voornoemd (arrestanten)voertuig te stoten.
3.
hij op of omstreeks 23 mei 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [G.W.] , hoofdagent van de Polite Amsterdam Amstelland en/of [M.C.] , brigadier van de Politie Amsterdam-Amstelland, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening. in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden “Jullie zijn klootzakken” en/of “Klootzakken jullie zijn racisten, jullie zijn kankerlijers”, althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep - voor zover onderworpen aan het oordeel van het hof - zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Vrijspraak ten aanzien van het in zaak A onder 3 tenlastegelegde
De advocaat-generaal heeft ten aanzien van het in zaak A onder 3 tenlastegelegde vrijspraak gevorderd van de in Amsterdam ( [adres X] ) aangetroffen balletjespistool en de taser en bewezenverklaring gevorderd van de overigens tenlastegelegde wapens en munitie.
De verdediging heeft bevestiging van de door de rechtbank gegeven beslissing tot vrijspraak bepleit.
Het hof overweegt ten aanzien van het in zaak A onder 3 tenlastegelegde als volgt.
De verdachte wordt verweten dat hij al dan niet tezamen en in vereniging met een ander wapens (te weten twee pistolen, een balletjespistool en een taser) en munitie voorhanden heeft gehad op het adres [adres X] in Amsterdam (zijnde de woning van [A.S.] waar op 26 juli 2012 een doorzoeking heeft plaatsgevonden) en dat hij al dan niet tezamen en in vereniging met een ander wapens en munitie voorhanden heeft gehad op het [adres Z] in Schiedam (zijnde de woning waar [medeverdachte A.K.] regelmatig verbleef en waar op 30 oktober 2012 een doorzoeking heeft plaatsgevonden).
Het ‘voorhanden hebben’ van een wapen veronderstelt dat bij de verdachte een zekere mate van bewustheid bestaat omtrent de aanwezigheid van dat wapen en dat de verdachte daarover kan beschikken. Daarvoor is overigens niet vereist dat de verdachte zich in de onmiddellijke nabijheid van dat wapen heeft bevonden.
Hoewel uit de stukken in het dossier, in het bijzonder het tussen [medeverdachte A.K.] en de verdachte op 18 augustus 2012 opgenomen gesprek, kan worden afgeleid dat zij (in versluierd taalgebruik) met elkaar spreken over wapens die zij bij [A.S.] (op het [adres X] in Amsterdam) hebben achtergelaten, biedt het dossier geen aanknopingspunten dat de verdachte op 26 juli 2012 beschikkingsmacht had over deze wapens en munitie. De woning is niet van de verdachte, hij verbleef daar niet, terwijl er evenmin aanwijzingen zijn dat de verdachte (eenvoudig) de toegang tot die woning kon krijgen.
Ten aanzien van het in de kruipruimte in de centrale toegangshal van deze woning aangetroffen jachtgeweer (merk Winchester) geldt dat uit de stukken in het dossier niet kan worden afgeleid dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van dit wapen, noch dat hij er de beschikkingsmacht over had. Naar het oordeel van het hof kan, gelet op het voorgaande, niet worden bewezen dat de verdachte de in Amsterdam aangetroffen wapens en munitie voorhanden heeft gehad, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat ten aanzien van het onderdeel ‘kolfplaten; houder van een wapen en een holster’ niet kan worden vastgesteld dat het om wapens of voorwerpen gaat van categorie I, II dan wel III als bedoeld in de Wet wapens en munitie ter zake waarvan het voorhanden hebben op grond van deze wet verboden is, zodat de verdachte ook daarvan dient te worden vrijgesproken.
De verdachte moet voorts worden vrijgesproken van het op 30 oktober 2012 in de woning [adres Z] in Schiedam aangetroffen hagelgeweer en de aldaar aangetroffen drie hagelpatronen. Uit de stukken in het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting worden afgeleid dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van dit wapen en die munitie, noch dat hij er de beschikkingsmacht over had.
Overwegingen ten aanzien van het in zaak A onder 1 en 2 tenlastegelegde
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft overeenkomstig het door haar overgelegde schriftelijke requisitoir bewezenverklaring gevorderd van het onder 1 tenlastegelegde medeplegen van de moord op [slachtoffer] op 7 juni 2012 in Amsterdam en voor de onder 2 tenlastegelegde bedreiging van die [slachtoffer] . Uit de stukken in het dossier kan worden afgeleid dat [slachtoffer] en [C.G.] door twee mannen op een fiets zijn bedreigd en dat één van die twee mannen, te weten [medeverdachte A.K.] , [slachtoffer] kort daarna bij de onderdoorgang, waar deze gewond is aangetroffen, heeft neergeschoten. Uit diverse getuigenverklaringen, OVC- en pinggesprekken, het feit dat [medeverdachte A.K.] zijn rastaharen na de ten laste gelegde feiten heeft afgeknipt en dat hij is ondergedoken alsmede gelet op het feit dat hun alibi’s niet waterdicht zijn, leidt de advocaat-generaal af dat het hier om [medeverdachte A.K.] en de verdachte gaat. De advocaat-generaal heeft er nog op gewezen dat, hoewel uit de stukken in het dossier niet duidelijk is geworden op welk moment [medeverdachte A.K.] en de verdachte het besluit hebben genomen om [slachtoffer] dood te schieten, uit de uiterlijke verschijningsvorm van alle gedragingen met de vereiste mate van zekerheid kan worden afgeleid dat sprake was van een vooropgezet plan. Dit blijkt onder meer uit het feit dat er ruzie is gezocht met [slachtoffer] en zijn vriendin, dat [slachtoffer] en zijn vriendin daarbij zijn bedreigd met een vuurwapen en zijn uitgedaagd èn dat de verdachten, nadat [slachtoffer] achter hen aankwam, hem niet met rust hebben gelaten maar direct hun wapens hebben getrokken en er op hem is geschoten. Gelet op het voorgaande was, ondanks het relatief korte tijdsbestek, geen sprake van handelen in een opwelling.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnotities vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde medeplegen van moord, dan wel medeplegen doodslag en het onder 2 tenlastegelegde medeplegen bedreiging wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De stukken in het dossier, in het bijzonder de getuigenverklaringen en de deskundigenoordelen, bieden daarvoor simpelweg geen grond.
Overwegingen en oordeel van het hof ten aanzien van zaak A onder 1 en 2
Het hof heeft geconstateerd dat de in deze zaak door diverse getuigen gegeven signalementen van de daders niet geheel gelijkluidend zijn. Alleen voor zover onderdelen in die verklaringen ondersteuning vinden in onderdelen van andere verklaringen of ander bewijsmateriaal acht het hof het verantwoord daaruit bewijs te putten.
Uit de bewijsmiddelen zoals die hieronder zijn weergegeven leidt het hof het volgende af.
Op 7 juni 2012 omstreeks 21.49 uur zijn [slachtoffer] en [C.G.] vanuit de flat Huigenbos in de richting van het metrostation Bullewijk gelopen. Onderweg kwamen zij, zo blijkt uit de verklaring van [C.G.] , twee negroïde mannen tegen. Eén van die mannen heeft [slachtoffer] vervolgens uitgescholden, heeft een klein wapen gepakt en heeft dat op [slachtoffer] en [C.G.] gericht. De andere man stond er alleen maar bij. Vervolgens zijn de mannen langzaam weggefietst in de richting van de onderdoorgang, waar kort daarna (omstreeks 21.55 uur) het schietincident heeft plaatsgevonden. Volgens [C.G.] had de man met het vuurwapen kort haar en had de andere man lange rasta’s. Zij herkent deze twee mannen later op de foto-stills (van de beveiligingscamera van de flat Huigenbos waarop direct na het schietincident twee fietsende mannen te zien zijn).
[slachtoffer] is vervolgens eerst terug gerend naar de flat om zijn vrienden ( [H.H.] en [J.S.] ) te roepen), waarna hij achter de twee fietsers aan is gerend in de richting van de onderdoorgang. [H.H.] is direct naar beneden gegaan en is achter [slachtoffer] aangerend. Hij volgde hem op een afstand van ongeveer 10 meter. Volgens zijn verklaring zag hij - toen [slachtoffer] in de onderdoorgang was - van net daarbuiten (het hof begrijpt: nabij de andere kant van de onderdoorgang) twee negroïde mannen aan komen fietsen. Hij zag dat de mannen naast elkaar stopten, dat één van die mannen een klein grijs wapen pakte en de ander een heel groot wapen met een lichtbruin middenstuk. Hij zag dat het grote wapen werd geladen, waarna hij een knal hoorde en zag dat [slachtoffer] op de grond lag.
[H.H.] zag de daders vervolgens wegfietsen in de richting van waar zij zojuist waren gekomen. Zij slaan dan direct rechtsaf. Volgens [H.H.] had de man met kort haar het kleine wapen en had de man met lang rastahaar het grote wapen. [H.H.] heeft de beelden (het hof begrijpt: onder meer van de beveiligingscamera van de flat Huigenbos waarop direct na het schietincident twee fietsende mannen te zien zijn) gezien en de daders daarop herkend aan de manier waarop ze fietsten.
[H.S.] , die direct na het horen van het schot vanuit haar woning naar buiten kijkt, ziet twee donkere mannen wegfietsen. Zij herkent de mannen op de beelden (het hof begrijpt: van de beveiligingscamera van de flat Huigenbos waarop direct na het schietincident twee fietsende mannen te zien) aan de manier waarop ze op de fiets zitten.
Het hof gaat er, mede gelet op het geringe tijdsverloop tussen de hiervoor beschreven handelingen, van uit dat het dezelfde twee mannen zijn die:
- [slachtoffer] en [C.G.] hebben bedreigd,
- bij de onderdoorgang ieder een wapen op [slachtoffer] hebben gericht, waarbij met het grote wapen éénmaal gericht op [slachtoffer] is geschoten, ten gevolge waarvan hij is overleden, en
- direct na het schietincident de flat Huigenbos passeren.
Verbalisanten hebben de beelden van de beveiligingscamera’s uitgekeken. Het hof hecht in dit verband waarde aan hun vaststelling dat er, binnen een reëel tijdsbestek, voorafgaand aan de personen die om 21.58.26 uur zichtbaar zijn, uit de richting van de onderdoorgang geen andere personen kwamen lopen of fietsen.
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat de man met het lange rastahaar [slachtoffer] met het grote wapen heeft neergeschoten, ten gevolge waarvan hij later is overleden.
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte één van die twee mannen was.
Het hof wijst in dit verband bijvoorbeeld op de verklaringen van de getuigen [F.M.] en [S.P.] , die - als zij met de camerabeelden van de schietpartij van 7 juni 2012 worden geconfronteerd - direct en ieder voor zich [verdachte] als één van de twee fietsers herkennen.
Het hof gaat ervan uit dat de verdachte de man met het korte haar was, en dat hij dus degene was met die [slachtoffer] (toen nog in het bijzijn van zijn vriendin [C.G.] ) met het grijze wapen heeft bedreigd.
Het hof leidt dit af uit het de navolgende feiten en omstandigheden.
De advocaat-generaal heeft op de zitting van 23 juni 2015 een foto overgelegd, waarop een man is te zien met een T-shirt met het opschrift Björn Borg. De man zit en heeft op zijn schoot twee wapens liggen. De verdachte herkent zichzelf op die foto zo verklaart hij op 23 juni 2015. Deze foto is de verdachte ook in eerste aanleg op de zitting van 15 januari 2014 getoond. Ook toen heeft hij zichzelf op die foto herkend. De verdachte heeft bij die gelegenheid verklaard dat hij altijd dit (het hof begrijpt: kort) haar heeft.
Ui tde bewijsmiddelen blijkt voorts dat [medeverdachte A.K.] de andere man - de schutter- was.
Het hof leidt dit af uit:
1. De herkenning van [medeverdachte A.K.] door [O.S.] , zoals daarvan is gebleken in het op 31 oktober 2012 door haar met [S.P.] gevoerde (en opgenomen) telefoongesprek.
2. Het op 11 september 2012 tussen [medeverdachte A.K.] en [K.B.] gevoerde (en opgenomen) ping-gesprek komt in dit verband betekenis toe. Het hof kan de pings van [K.B.] aan [medeverdachte A.K.] , inhoudende ‘je was op opsporin’ en ‘Samn op een fiets’, niet anders begrijpen dan dat [K.B.] [medeverdachte A.K.] in een televisie-uitzending heeft herkend als één van de twee fietsers. De reactie van [medeverdachte A.K.] op haar pings, inhoudende ‘:x’ (hetgeen volgens [K.B.] ‘niet verklappen’ betekent) en ‘Ik spreek je onder 4ogen’ kunnen redelijkerwijs niet anders worden uitgelegd dan dat [medeverdachte A.K.] beaamt dat hij één van de fietsers was die te zien was op bedoelde beelden, waarover hij [K.B.] nog wel onder vier ogen zal vertellen.
3. Ten slotte blijkt uit het OVC gesprek van 25 oktober 2012 tussen [A.S.] en de verdachte dat (zo begrijpt het hof dit gesprek) de politie geen vingerafdrukken van [bijnaam medeverdachte A.K.] op de bij [A.S.] aangetroffen wapens heeft gevonden dat de politie een grijs wapen niet heeft gevonden bij de doorzoeking, dat [bijnaam medeverdachte A.K.] dat dan heeft, dat dit wapen in een televisie-uitzending te zien was en dat [bijnaam medeverdachte A.K.] (die man) “die man geschoten heeft”. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat hier met “die man die geschoten is” niemand anders dan het slachtoffer [slachtoffer] bedoeld kan worden.
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen ook af dat [slachtoffer] is neergeschoten met het hagelgeweer dat op 30 oktober 2012 in de [adres Z] in Schiedam is aangetroffen.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Op 30 oktober 2012 is bij een doorzoeking in de [adres Z] in Schiedam in een jas op een verlaagd plafond in een slaapkamer op de benedenverdieping een hagelgeweer met een ingekorte loop en drie hagelpatronen aangetroffen. [medeverdachte A.K.] verbleef tot kort voor de doorzoeking regelmatig op dit adres en heeft dat wapen, waarvan hij naar eigen zeggen wist dat het op het plafond lag, ook in de woning gezien.
Er is onderzoek verricht naar het hagelgeweer, de hagelpatronen, de op de plaats delict aangetroffen schotelprop en de in het lichaam van [slachtoffer] aangetroffen kogels.
Uit de resultaten van dat onderzoek kan worden afgeleid dat:
a. a) Het enkelloops hagelgeweer aan de achterzijde en de voorzijde is afgezaagd en dat de hagelpatronen van het merk Rottweil, kaliber 16 (elk gevuld met 9 kogelballetjes) geschikt zijn om met het hagelgeweer te worden afgeschoten.
b) de in het lichaam van [slachtoffer] aangetroffen munitiedelen in combinatie met de schotelprop passen bij patronen van het merk Rottweil.
c) er een duidelijke relatie in de chemische samenstelling is tussen de op de [adres Z] aangetroffen hagelpatronen en de op de plaats delict aangetroffen schotelprop en de in het lichaam van [slachtoffer] aangetroffen munitiedelen.
Bezien in het licht van de gestelde hypothesen kan worden geconcludeerd dat de resultaten van het onderzoek iets waarschijnlijker zijn wanneer de verschoten munitiedelen afkomstig zijn van dezelfde munitievoorraad als die waartoe de drie hagelpatronen behoren dan wanneer ze afkomstig zijn van een willekeurige andere munitievoorraad van hetzelfde merk en type als deze drie hagelpatronen.
d) de kans op het willekeurig aantreffen van munitie kaliber 16 van het merk Rottweil wordt geschat op minder dan l-op-de-4000.
Bezien in het licht van de gestelde hypothesen kan worden geconcludeerd dat de resultaten van dit onderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer de op de plaats delict aangetroffen schotelprop en de in het lichaam van [slachtoffer] aangetroffen munitiedelen afkomstig zijn van dezelfde munitievoorraad als de hagelpatronen die op de [adres Z] zijn aangetroffen dan wanneer de op de plaats delict én de in het lichaam van [slachtoffer] aangetroffen munitiedelen afkomstig zijn van een willekeurige andere munitievoorraad in bezit van een persoon in Nederland.
Ten aanzien van het hagelgeweer, dat aan de voor- en de achterzijde was afgezaagd, komt daar nog bij dat uit onderzoek is gebleken dat het goed functioneerde en geschikt was voor het verschieten van patronen kaliber 16. Er zijn aanwijzingen gevonden dat de in de woning van [L.O. 1] in beslag genomen (afgezaagde) loop één geheel heeft gevormd met de loop van dit hagelgeweer. Dit past bij hetgeen [L.O. 1] met betrekking tot het repareren van - gelet op het voorgaande - dít hagelgeweer heeft verklaard. Het hof betrekt daarbij ook de verklaring van [J.M.] , die een door [L.O. 1] gerepareerd hagelweer in de handen van de verdachte plaatst.
Daarbij komt dat [medeverdachte A.K.] ten tijde van het tenlastegelegde lang rasta haar had dat hij op enig moment na de onderhavige schietpartij heeft afgeknipt. Voorts geeft [medeverdachte A.K.] in een telefoongesprek op 30 augustus 2012 met [T.S. ] (dossierpagina 100296) aan dat hij “gisteren is gaan schuilen”, waarbij het hof, gelet op de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van 29 oktober 2012 (dossierpagina 100755) begrijpt dat dit in Schiedam was in de woning waar, zoals hiervoor is overwogen, het hagelgeweer is gevonden waarmee [slachtoffer] is neergeschoten.
Al het voorgaande in overweging nemend, concludeert het hof dat [medeverdachte A.K.] degene was die op 7 juni 2012 [slachtoffer] heeft neergeschoten, ten gevolge waarvan hij later is overleden.
Voorbedachte rade
Anders dan de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 impliciet primair tenlastegelegde bestanddeel ‘voorbedachten rade’. Op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden vastgesteld dat de verdachten tijd hadden zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit om te schieten op [slachtoffer] , en aldus de gelegenheid hebben gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. In het bijzonder overweegt het hof dat uit de stukken in het dossier niet kan worden afgeleid dat de verdachten een plan hadden beraamd om [slachtoffer] van het leven te beroven. Gebleken is dat de verdachten (na de bedreiging) bij [slachtoffer] en [C.G.] zijn weggefietst, dat [slachtoffer] naar de flat Huigenbos is gelopen, daar heeft aangebeld (om zijn vrienden te roepen) en toen achter de wegfietsende verdachten is aangerend, waarna de fatale ontmoeting heeft plaatsgevonden. De wijze waarop deze tweede confrontatie is ontstaan, wijst niet op een vooropgezet plan om die [slachtoffer] dood te schieten. Het tijdsbestek tussen het moment waarop [slachtoffer] achter de wegfietsende verdachten aanging en het moment dat de verdachten zijn omgekeerd om (zo begrijpt het hof) de confrontatie met [slachtoffer] aan te gaan, was dermate kort dat daaruit niet kan worden afgeleid dat de verdachten tijd hebben gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van hun daden en zich daarvan rekenschap te geven. Dit gedrag past meer bij een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
Medeplegen
[slachtoffer] is eerst bedreigd (feit 2) en vervolgens zodanig verwond dat hij korte tijd later aan die verwondingen is overleden (feit 1). Het hof ziet zich nu voor de vraag gesteld of ter zake van beide feiten sprake is geweest van medeplegen.
Voor medeplegen is vereist dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, welke kwalificatie slechts gerechtvaardigd is als de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is geweest. Daarbij kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De chronologie van de gebeurtenissen volgend, zal het hof genoemde vraag eerst beantwoorden met betrekking tot feit 2 en dan tot feit 1.
Evenals de rechtbank gaat het hof ervan uit dat met de onder 2 tenlastegelegde bedreiging wordt gedoeld op de bedreiging van [slachtoffer] toen hij nog in het gezelschap was van zijn vriendin [C.G.] .
Uit de verklaring van [C.G.] leidt het hof af dat zij met [slachtoffer] , onderweg naar het metrostation Bullewijk, twee negroïde mannen zijn tegengekomen. Eén van die mannen, te weten de man zonder lang rastahaar, heeft [slachtoffer] vervolgens uitgescholden en heeft een klein wapen op [slachtoffer] (en [C.G.] ) gericht. De andere man, te weten de man met het lange rasta haar, heeft er alleen maar bijgestaan. Vervolgens zijn de mannen samen weggefietst. Zoals het hof hiervoor reeds heeft overwogen, gaat het hof ervan uit dat de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde degene was zonder lang rastahaar en in het verlengde daarvan dat hij degene was die [slachtoffer] heeft uitgescholden en bedreigd. De andere man stond daar alleen maar bij. Met de advocaat-generaal acht het hof die bijdrage onvoldoende om tot de kwalificatie van medeplegen te komen. Het hof merkt daarbij op dat het enkel zich niet distantiëren van een strafbaar feit onvoldoende is voor de kwalificatie medeplegen. Het hof gaat er dan ook vanuit dat de verdachte de in zaak A onder 2 tenlastegelegde bedreiging alleen heeft gepleegd.
Medeplegen ter zake van het in zaak A onder 1 tenlastegelegde
De volgende vraag is of de verdachte en [medeverdachte A.K.] het schieten op [slachtoffer] hebben medegepleegd.
Uit met name de door de getuigen [C.G.] en [H.H.] beschreven handelingen van de twee verdachten leidt het hof af dat bij het schieten sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Hoewel [medeverdachte A.K.] in zijn eigen strafzaak wordt vrijgesproken van het medeplegen van de bedreiging, is voor de aanloop naar de schietpartij - een paar minuten later - wel relevant dat:
- de verdachte , in aanwezigheid van de latere schutter [medeverdachte A.K.] , een wapen trekt en daarmee het latere slachtoffer bedreigt;
- de verdachte het slachtoffer uitdaagt om hem, [verdachte] , te achtervolgen;
- Kassim ende verdachte elkaar tijdens de bedreiging steeds aankijken.
Vervolgens:
- Fietst de verdachte samen met [medeverdachte A.K.] weg in dezelfde richting, ze fietsen samen de onderdoorgang door;
- draaien ze samen om, kennelijk als ze bemerken dat [slachtoffer] rennend achter hen aankomt;
- stoppen ze naast elkaar op de plaats delict;
- trekken ze beiden een wapen, en richten ze dat op het slachtoffer, waarbij [medeverdachte A.K.] schiet;
- vertrekken ze tegelijk, weer samen op hun fietsen, en nemen ze dezelfde (vlucht)weg.
Gelet op het voorgaande acht het hof bewezen dat ten aanzien van de verdachte en [medeverdachte A.K.] sprake is geweest van een dermate nauwe en bewuste samenwerking, dan van medeplegen sprake was.
Het OVC-gesprek op 25 oktober 2012
De raadsman heeft ten aanzien van het op 25 oktober 20122 tussen op het politiebureau Flierbosdreef [A.S.] en de verdachte opgenomen OVC-gesprek bepleit dat - indien en voor zover komt vast te staan dat de rechter-commissaris daarvoor toestemming heeft verleend - het hof zich een zelfstandig oordeel dient te vellen omtrent de betrouwbaarheid van de inhoud van dat gesprek.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Gelet op de beslissing van de rechter-commissaris van 18 oktober 2012 op de vordering tot machtiging bevel tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel (Bob-dossier, pagina 5472) is aan de vereiste formaliteiten voldaan.
Het hof overweegt voorts dat het verbalisant [...] dit gesprek heeft beluisterd en zijn bevindingen heeft neergelegd in een proces-verbaal (OVC dagverblijf [A.S.] - [verdachte] ) van 5 november 2012. Blijkens de inhoud van het proces-verbaal heeft verbalisant [...] niet alle passages uit het gesprek kunnen verstaan. Uit diens proces-verbaal van 16 juni 2015 blijkt dat deze verbalisant uitvoering heeft gegeven aan de opdracht van de advocaat-generaal om nogmaals een aantal passages van het gesprek te beluisteren. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de bevindingen van de verbalisant. Nu ook geen gronden naar voren zijn gebracht die tot een ander oordeel nopen, acht het hof de inhoud van het gesprek betrouwbaar.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A (met parketnummer 13-676465-12) onder 1 en 2 en in zaak B (met parketnummer 13-670480-12) onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A (met parketnummer 13-676465-12):
onder 1: hij op 7 juni 2012 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededader met dat opzet, met een vuurwapen kogels in de borstkas en in een arm van voornoemde [slachtoffer] geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
onder 2: hij op 7 juni 2012 te Amsterdam, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond;
Zaak B (met parketnummer 13-670480-12 (gevoegd)):
onder 1: hij op 23 mei 2012 te Amsterdam, toen aldaar dienstdoende hoofdagent van de Politie Amsterdam-Amstelland, [G.W.] , verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 267 Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig in een been van voornoemde opsporingsambtenaar te bijten, ten gevolge waarvan deze opsporingsambtenaar enig lichamelijk letsel (een bloeduitstorting) bekwam;
onder 3: hij op 23 mei 2012 te Amsterdam, opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [G.W.] , hoofdagent van de Politie Amsterdam-Amstelland en [M.C.] , brigadier van de Politie Amsterdam-Amstelland, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Jullie zijn klootzakken" en "Klootzakken jullie zijn racisten, jullie zijn kankerlijers".
Hetgeen in zaak A (met parketnummer 13-676465-12) onder 1 en 2 en in zaak B (met parketnummer 13-670480-12) onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen
Ten aanzien van zaak A (onder 1 en 2)
1. Een proces-verbaal van bevindingen van 8 juni 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [...] en [...] (pagina 100001 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
Op 7 juni 2012 omstreeks 22:02 uur kregen wij de melding om naar metrostation Bullewijk te gaan. Wij arriveerden omstreeks 22:05 uur op het fietspad Abcouderpad te Amsterdam Zuidoost. Wij zagen een persoon op de grond liggen (hierna: slachtoffer). Wij zagen dat een man het slachtoffer reanimeerde. Ik zag dat het t-shirt van het slachtoffer aan de linkerzijde ter hoogte van zijn middel/rug doordrenkt was met een rode substantie gelijkend op bloed. Ik zag dat er aan de linkerzijde ter hoogte van zijn middel/rug een plas rode substantie gelijkend op bloed op de grond lag. Wij hoorden een omstander zeggen dat het slachtoffer was neergeschoten. Wij zagen dat er meerdere ambulances ter plekke kwamen en dat het slachtoffer ongeveer 15 minuten later met de ambulance is afgevoerd naar het AMC.
2. Een proces-verbaal van inbeslagneming en overbrenging stoffelijk overschot van 10 juni 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [...] en [...] (pagina 100043 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
Op 9 juni 2012 omstreeks 22:00 uur is [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] in Amsterdam (zijnde het slachtoffer van de schietpartij die heeft plaatsgevonden op het Abcouderpad in Amsterdam Zuidoost) overleden in het ziekenhuis AMC in Amsterdam.
Op 10 juni 2012 heeft een schouw plaats gevonden, die is uitgevoerd door dr. [arts] , schouwarts in dienst bij de GGD in Amsterdam. De schouwarts stelde een niet natuurlijke dood vast.
3. Een geschrift, te weten een NFI-rapport “Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood’ van 13 juli 2012, opgemaakt door [deskundige] , arts en patholoog (pagina 100058 e.v.). Dit rapport houdt onder meer in als verklaring van voornoemde deskundige, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] , [geboortedatum] , is overleden in het AMC op 9 juni 2012.
4. Aan de strekzijde van de linker bovenarm (halverwege) werd een metalen fragment (die aan de politie zijn overgedragen)
8. In de rugspieren werden in totaal 3 ronde kogels aangetroffen (die aan de politie zijn overgedragen).
Het hof begrijpt met betrekking tot het metalen fragment en de drie ronde kogels: SIN-nummer AAEU4628NL.
Interpretatie van de resultaten:
De letsels (in totaal 7 huidperforaties, waarvan 2 aan de linkerarm en 5 aan de borstkas links) waren bij leven ontstaan ten gevolge van inwerking van uitwendig mechanisch perforerend geweld passend bij 7 inschotopeningen. In de linker bovenarm werd één metalen fragment aangetroffen en in de rugspieren rechts drie ronde kogels. Van de politie werd vernomen dat er 2 kogels door medici zouden zijn verwijderd. Uitgaande van voornoemde aannames is sprake van 6 inschoten (eindigend in 5 kogels en 1 kogelfragment in het lichaam) en 1 doorschot.
Conclusie:Het intreden van de dood wordt verklaard door functiestoornissen van organen door algehele weefselschade ten gevolge van doorgemaakte fors bloedverlies en longembolie, opgelopen als verwikkelingen van bij leven doorgemaakt uitwendig mechanisch perforerend geweld.
4. Een proces-verbaal van bevindingen van 13 juni 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [...] en [...] (pagina 100049). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
Op 12 juni 2012 hebben wij twee hagelpatronen in beslag genomen die afkomstig waren uit het lichaam van [slachtoffer] .
Het hof begrijpt: SIN-nummer AAEU4629NL.
5. Een proces-verbaal sporenonderzoek van 25 juni 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [...] en [...] (pagina 100028 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
Op 13 juni 2012 hebben wij verbalisanten aanvullend forensisch onderzoek naar sporen verricht in de verband met een doodslag/moord gepleegd op 7 juni 2012. Er is een gerechtelijke sectie uitgevoerd op het lichaam van het slachtoffer. Hierbij zijn munitiedelen aangetroffen die vermoedelijk zijn verschoten met een hagelgeweer. Naar aanleiding van deze informatie hebben wij de plaats delict voor de tweede keer onderzocht op de mogelijke aanwezigheid van hagelmunitie dan wel delen van hagelmunitie. Tussen de bladeren, langs de rand bij een muurtje, naast de plaats waar het slachtoffer had gelegen, is een kunststof schijfje aangetroffen met daarop een zwart op kruitresten gelijkend poeder.
Goed: een prop
SIN: AAEU4571NL
Bijzonderheden: kunststof prop behorende bij een hagelpatroon.
6. Een proces-verbaal van verhoor van getuige van 9 juni 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [...] en [...] (pagina 200032 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 9 juni 2012 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [C.G.] :
Ik was op 7 juni 2012 om 21.10 uur bij [slachtoffer] . Ik moest naar huis. Ik liep met [slachtoffer] naar het metrostation Bullewijk. Onderweg kwamen wij twee negroïde mannen tegen. De ene was dun en de andere was steviger en droeg rasta haar. Die dunne keek heel lang naar mijn vriend en zei toen: “Vuile vieze homo, met je vriendinnetje”. Er waren veel mensen op straat. Ik hoop dat zij ook gezien hebben dat die neger een wapen heeft gepakt. [slachtoffer] zei: “Ik zou maar doorfietsen als ik jou was”. Toen die persoon begon te schreeuwen, was hij niet alleen. Hij was met iemand. Die jongen liet het wapen zien op het moment dat hij zei dat we moesten doorlopen. Wij hadden ons op dat moment omgedraaid. Hij pakte een wapen uit de buurt van zijn middel en zijn geslachtsdeel. Het was een klein wapen. [slachtoffer] vroeg wat hij had gedaan en wilde weten hoe dit zat. De afstand tussen de twee negroïde mannen en ons bedroeg ongeveer drie à vier meter? [slachtoffer] werd boos. Hij schreeuwde dat ze door moesten fietsen en normaal moesten doen. Hij wilde weten waarom ze hem uitscholden en bedreigden. Die negroïde jongen zei toen zoiets als: “Wat wil je doen? Moet ik bang worden? Wat wil je?”, toen liet hij zijn wapen zien en zwaaide daar mee. Daarbij richtte hij het wapen op ons. Hij had zijn vinger op de trekker van het wapen. Daar schrok ik van. [slachtoffer] zei toen dat hij geen wapen nodig had. Hij zei: “Ik ben een man, ik heb geen wapen nodig”. Daarop zei die negroïde man: “Als je echt een man ben dan moet je mij nu achtervolgen. Dan zul je zien…”. Toen zijn die jongens langzaam weggefietst. [slachtoffer] zei toen: “Wat wil je doen? Wat wil je doen?”. En hij is achter de jongens aangerend.
Signalement NN1: Man, donkere huidskleur, ik denk kort haar (in ieder geval geen rasta haar). Hij pakte het vuurwapen met zijn rechterhand. Het was een klein vuurwapen. Hij reed op een zwart/grijze omafiets.
Signalement NN2: Man, donkere huidskleur, lange rasta, gouden tand. Ik heb NN2 niets horen zeggen. Ik zag wel dat ze steeds naar elkaar keken. NN2 reed op een zwarte omafiets.
7. Een proces-verbaal van bevindingen van 1 november 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [...] en [...] (pagina 100753 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
Op de beelden, opgenomen door de beveiligingscamera van de flat Huigenbos te Amsterdam-Zuidoost, is te zien dat twee personen afzonderlijk op een fiets langs een portiek fietsen. De bewegende beelden en foto-stills zijn op 30 oktober 2012 aan de getuige [C.G.] getoond.
V: Wat kun je zeggen over de eerste persoon die je langs de portiek ziet fietsen?
Ik zie het heel wazig maar hij is de degene die een pistool had. Die andere die heeft rasta. Het is hem. Ik twijfel niet.
Wat kun je zeggen over de tweede persoon die langs het portiek fietst?
Dat is die andere. Die rasta.
8. Een proces-verbaal van verhoor van getuige van 9 juli 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [C.G.] (pagina 200089 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 9 juli 2012 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [H.N.] :
Ik kwam op 7 juni 2012 aanlopen op de galerij van mijn woonadres. Ik zag drie mannen een woordenwisseling hebben. Twee donkere mannen met een fiets aan hun zijde. De derde man stond een meter bij hun vandaan. Ik hoorde geschreeuw. Ik zag de twee mannen met de fiets in de richting van het viaduct lopen. De andere man liep terug naar Huigenbos en kwam later terug lopen. Er stond nog een meisje op het grindpad. Zij zei zoiets van loop toch niet naar ze terug. Die man liep wel door in de richting van het viaduct. Vervolgens hoorde ik een knal.
9. Een proces-verbaal van verhoor van getuige van 8 juni 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [...] en [...] (pagina 200002 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 8 juni 2012 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [H.H.] :
Ik zag [slachtoffer] en [C.G.] voor zijn deur. Ik hoorde [slachtoffer] zeggen: “Even wegbrengen en ik ben zo terug”. Ik ben toen samen met [J.S.] naar boven gegaan. Na ongeveer 5 minuten werd ik gebeld door [slachtoffer] . Ik hoorde [slachtoffer] zeggen: “Kom even naar beneden iemand valt mijn vriendin lastig of hij valt mijn vriendin aan of hij valt mijn vriendin lastig”. Ik ben samen met [J.S.] naar beneden gelopen. Ik zag dat [slachtoffer] voor ons liep, 20 meter ofzo. Ik ben naar hem toe gelopen. Ineens zag ik dat er twee personen aan kwamen fietsen. [slachtoffer] was nog onder de tunnel en die twee fietsers waren een beetje buiten de tunnel. Ineens zag ik de rechter man een klein grijs pistool trekken. De tweede man had een heel groot pistool. Hij trok hem met zijn rechterhand uit zijn linker heup. Hij was lang ongeveer 60 centimeter. Het midden was lichtbruin. Ik zag hem het pistool laden. Ik zag namelijk dat er iets heel snel naar achter werd getrokken bij dat lange pistool. Direct daarna hoorde ik een knal. Na die knal hoorde ik [slachtoffer] mijn naam roepen. Ik zag dat hij op de grond lag. Ik zag de daders rechtsaf fietsen. Ze gingen weg in dezelfde richting als waar ze vandaan kwamen.
De man met het kleine wapen stond voor mij gezien rechts. Het was een negroïde man. Het wapen was klein en grijs. Ik zag wel dat hij het met links vasthield en richtte op [slachtoffer] . Ik zag dat hij het wapen richtte met gestrekte arm. Ze kwamen fietsend aan, stopten, stonden stil en trokken wapens. Dader 1 richtte het wapen op [slachtoffer] . Dader 2 pakte zijn wapen en schoot gelijk. Beide daders reden op een bananenfiets (het hof begrijpt: omafiets). Een van de daders had rastahaar. De man met het grote wapen was ook een negroïde man. Het was een lang pistool, ongeveer 60 centimeter met in het midden bruin. Hij pakte het met zijn rechterhand van zijn linkerheup. Ik zag dat hij stopte met fietsen. Ik zag dat hij zijn fiets tussen zijn knieën deed, het wapen pakte, iets naar achteren deed (laden) en schoot. Ik zag dat hij ook echt richtte. Ik zag dat hij het wapen met zijn linkerarm, aan de voorkant pakte en hem dus met twee handen pakte. Ik zag dat hij richtte naar [slachtoffer] en gelijk schoot. Ik hoorde een knal. De afstand tussen de schutters en [slachtoffer] was zo’n 10 meter. De daders stonden dicht bij elkaar (op ongeveer 1 meter afstand. Hoe ik weet dat ze bij elkaar hoorden. Omdat ze samen kwamen aanfietsen. Ze fietsten naast elkaar en stopten tegelijk, naast elkaar, en trokken allebei hun wapen. Ze zijn gelijk omgekeerd en naar rechts gefietst.
10. Een proces-verbaal van verhoor van getuige van 26 juni 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [...] en [...] (pagina 200063 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 25 juni 2012 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [H.H.] :
Ik heb aangegeven dat ik nog iets had toe te voegen aan mijn eerdere verklaring. Hij heeft aangebeld. Hij zei iets van mijn vriendin wordt lastig gevallen dus kom even kijken. Kom naar beneden. Ik ben toen naar beneden gegaan. Hij liep iets van 10 meter van mij af. Ik liep achter hem tot de tunnel. Ik vroeg hem wat er aan de hand was maar hij zei niets. Toen ik bij de tunnel was, was hij in het midden van de tunnel. Ik zag twee mannen van de fiets af stappen. De ene trok als eerste het kleine pistool en richtte het op het slachtoffer. Daarna zag ik dat de tweede een wapen trok. Het handvat van dat wapen was lichtbruin van kleur. Hij laadde het wapen een keer en ik hoorde een knal. Het slachtoffer was op de grond. De mannen keerden om en gingen gelijk naar rechts. Er was geen contact tussen de mannen en [slachtoffer] . Ik heb de mannen zien afstappen van hun fiets en hun wapen zien trekken. Zij kwamen uit tegenover gestelde richting, vanaf Hoptille. Zij kwamen niet uit dezelfde richting als [slachtoffer] en ik.
NN1, degene met het kleine wapen. Man, geen lang haar, reed op een omafiets. Het wapen was grijs en klein. Een heel stuk kleiner dan het wapen van man 2.
NN2 had een groot wapen. Man, rasta (ik kon zien dat hij wel lange rasta had). Ook hij reed op een omafiets.
11. Een proces-verbaal van verhoor van getuige van 20 augustus 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [...] en [...] (pagina 200262 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 20 augustus 2012 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [H.H.] :
Ik heb met eigen ogen gezien hoe [slachtoffer] werd neergeschoten. Het was een raar wapen. Ik hoorde maar één knal. In het ziekenhuis zeiden ze vier (4) kogels. De schutters waren ongeveer twintig meter van mij vandaan en het slachtoffer, in het midden, op ongeveer tien meter afstand van mij. De eerste schutter trok een klein pistool. De tweede trok een groot wapen en schoot gelijk. Het slachtoffer viel en riep mijn naam. Toen [slachtoffer] aanbelde zei hij: “Ik word lastiggevallen. Iemand doet stoer. Hij valt mijn vriendin lastig. Ik was heel snel beneden en ik liep tien tot twaalf meter achter [slachtoffer] . [J.S.] liep zo’n beetje achter mij. De dader die (van mij uit gezien) links stond, trok een groot wapen, laadde en schoot. Het wapen was ongeveer 40 tot 50 centimeter. Het midden van het wapen had een beukenhouten kleur. Ik heb het wapen goed gezien, maar ik kan me hun gezichten niet meer herinneren. Ze zaten allebei op hun fiets met hun fiets tussen hun knieën, zodat de fiets niet kon vallen. [slachtoffer] is niet in de buurt van de schutters gekomen. De eerste schutter trok gelijk een wapen en [slachtoffer] is op tien meter blijven staan. Er werd helemaal niks gezegd. Ik liep achter [slachtoffer] aan. Toen hij onder het tunneltje stopte, zag ik de schutters op hun fietsen. Daarvoor niet.
V: Heb je de beelden op televisie gezien (het hof begrijpt: van de twee personen die de flat Huigenbos voorbij fietsen)?
A: Ja, ver weg maar zij zijn het. De manier waarop ik ze zag fietsen.
( [H.H.] imiteert hierbij een relaxte, slungelachtige onderuitgezakte houding).
12. Een proces-verbaal van verhoor van getuige van 19 juni 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [...] (pagina 200045 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 19 juni 2012 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [H.S.] :
Ik hoorde een schot. Ik heb uit het raam gekeken en zag toen twee mannen wegfietsen. Ik zag dat één van deze mannen het eerste pad inging en de andere het tweede pad. De een riep de ander alsof er een verkeerd was gegaan. Het was vijf minuten voor tien ‘s avonds. Dit weet ik omdat ik gelijk op de klok heb gekeken toen ik de knal hoorde. De voorste man was een Surinamer of een Antilliaan. Hij reed volgens mij op een zwarte damesfiets. Hij reed heel snel. De achterste man was wat donkerder van kleur. Hij reed ook een zwarte fiets. Ik hoorde maar één schot.
13. Een proces-verbaal van verhoor van getuige van 7 augustus 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [...] en [...] (pagina 200250 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 7 augustus 2012 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [H.S.] :
Wij tonen u beelden van het schietincident van 7 juni 2012, die zijn uitgezonden bij AT5 op 26 juli 2012. Heeft u deze beelden al eerder gezien?
Zoals ik het beeld nu zie dan zijn de personen op de fiets gefilmd vanuit het portiek de mannen die ik op de fiets heb gezien. Het zijn de twee jongens. Zeker weten. Het zijn die jongens, 100%. Ik herken ze aan hun houding. De achterste man zat onderuit gezakt op de fiets. De voorste zat rechterop. Ik zie deze beelden nu voor het eerst.
14. Een proces-verbaal van bevindingen van 9 juli 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [...] en [...] (pagina 100112 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
Verantwoording tijdlijn
De tijdweergave van de camerabeelden van de flat Huigenbos loopt 25 seconden voor op de algemeen aanvaarde standaardtijd en de tijdweergave van de flat Hakfort loopt 26 seconden achter op de algemeen aanvaarde standaardtijd.
Verantwoording en uitgangspositie interpretatie waarnemingen
Uit diverse bronnen is vastgesteld dat het schietincident heeft plaatsgevonden op 7 juni 2012 omstreeks 21.56 uur. Een van de getuigen ( [H.S.] ) heeft verklaard dat zij vermoedelijk de twee daders onder een tunnel nabij de parkeergarage van de flat Hogevecht heeft zien weg fietsen in de richting van de flat Huigenbos te Amsterdam. In de flat Huigenbos bleek een camerasysteem aanwezig waarvan de camerabeelden zijn gevorderd. Hieruit bleek later dat er om 21.58.26 uur (werkelijke tijd 21.58.01 uur) twee personen op een fiets zichtbaar zijn die uit de richting van de tunnel komen fietsen. Ik zag dat er voor deze personen binnen een reëel tijdsbestek geen andere personen uit deze richting kwamen lopen of fietsen. Het is derhalve aannemelijk dat de personen die hier op de fiets zijn waargenomen, betrokken waren bij het schietincident.
Omschrijving omgeving in relatie tot de camerabeelden.
Het schietincident heeft plaatsgevonden op het Abcouderpad ter hoogte van de onderdoorgang met de Karspeldreef in Amsterdam op 7 juni 2012 omstreeks 21.56 uur. In de flat Huigenbos was in diverse portieken een camerasysteem operationeel. Parallel aan het Abcouderpad is (aan de westzijde) de flat Hakfort gesitueerd. In de portieken van die flat was eveneens een camerasysteem operationeel. Dat gold ook voor het kinderdagverblijf op de Hogevecht.
Waarnemingen
21.49.02 uur (camera 3 laatste portiek Huigenbos 21.49.27 uur)
Ik zie dat de lift van de laatste portiek van de flat Huigenbos stopt op de derde etage en dat er een man en een vrouw de lift instappen. De man herken ik als het latere [slachtoffer] . Het hof begrijpt dat de vrouw is: [C.G.] . Er bevinden zich geen andere personen in de lift.
21.49.22 uur (camera 3 laatste portiek Huigenbos 21.49.47 uur)
Ik zie [slachtoffer] en [C.G.] op de begane grond uit de lift stappen.
21.49.25 uur (camera 1 laatste portiek Huigenbos 21.49.50 uur)
Ik zie dat [slachtoffer] en [C.G.] naar de noordelijke toegangsdeur van de portiek lopen, de deur uitlopen en direct linksaf lopen in de richting van de flat Hakfort.
21.51.04 uur (camera 1 laatste portiek Huigenbos 21.51.30 uur)
Ik zie twee mannen vanuit de richting van de flat Hakfort aan komen lopen en stoppen bij de
portiek. Kennelijk bellen ze aan, waarna de portiekdeur open gaat en zij naar binnen gaan. Ik herken deze mannen als [J.S.] en [H.H.] .
21.51.22 uur (camera 3 laatste portiek Huigenbos 21.51.47 uur)
Ik zie dat [H.H.] en [J.S.] de lift instappen. Ik zie dat ze met de lift naar de derde etage gaan, daar om 21.52.11 uur (werkelijke tijd 21.51.46 uur) uitstappen en naar rechts lopen waarna zij uit het camerazicht verdwijnen.
21.52.00 uur (camera 7 portiek Zeeschildpad Hakfort 21.51.34 uur)
Over het Abcouderpad komt [C.G.] aanlopen uit de richting van de A9 en gaand in de richting van het Bijlmerplein. Ik zie dat [C.G.] stil gaat staan en zich omdraait. Ik zie dat er op dat moment twee mannen voor de flat lopen, die globaal in de richting van [C.G.] kijken. Vanwege hun abrupte kijken in de richting van [C.G.] , vermoed ik dat hun aandacht door “iets” is getrokken.
21.52.17 uur (camera 7 portiek Zeeschildpad Hakfort 21.51.51 uur)
Ik zie dat rechts van [C.G.] [slachtoffer] aan komt lopen. Ik zie dat ze met elkaar staan te praten en na enkele secondes doorlopen in de richting van winkelcentrum de Amsterdamse Poort.
21.52.31 uur (camera 7 portiek Zeeschildpad Hakfort 21.52.05 uur)
Ik zie dat [C.G.] blijft staan. Ik zie dat [slachtoffer] met grote stappen terugloopt via het voetpad in de richting van de flat Huigenbos (en uit het zicht van de camera verdwijnt). Ik zie dat [C.G.] een paar meter achter hem aan loopt, dan stil blijft staan en staat te kijken in de richting van waar [slachtoffer] heen loopt.
21.52.46 uur (camera 7 portiek Zeeschildpad Hakfort 21.52.20 uur)
Ik zie in de verte twee personen op een fiets over een fietspad rijden, globaal gezien vanaf het
laatste gedeelte van de flat Huigenbos in de richting van de onderdoorgang waar later het schietincident heeft plaatsgevonden.
21.53.17 uur (camera 1 laatste portiek Huigenbos 21.53.42 uur)
Ik zie dat [slachtoffer] over het gras aan komt rennen vanuit de richting van het Abcouderpad naar de portiek waar hij eerder uitkwam. Ik zie dat hij aanbelt. Ik zie dat hij herhaaldelijk kijkt in de richting van het Abcouderpad. Ik zie dat hij zijn riem vast- of losmaakt. Om 21.54.03 uur zie ik hem, terwijl hij naar het bellenbord kijkt, spreken en om 21.54.10 uur zie ik hem links uit het beeld weglopen.
21.54.49 uur (camera 1 laatste portiek Huigenbos 21.55.14 uur)
Ik zie [H.H.] en [J.S.] via de trap naar beneden komen rennen en de laatste portiek van de flat Huigenbos uitrennen en linksaf rennen. Ik zie dat zij buiten over het grasveld in de richting van de onderdoorgang bij de Karpseldreef rennen.
21.55.17 uur (camera 7 portiek Zeeschildpad Hakfort 21.54.51 uur)
Ik zie op hetzelfde pad als de hiervoor genoemde fietsers een persoon lopen in de richting van de onderdoorgang waar later het schietincident zou plaatsvinden. Dit is mogelijk [slachtoffer] , maar gezien de afstand en de kwaliteit van het beeldmateriaal is het niet nader vast te stellen dan wel uit te sluiten. Ik zie dat [C.G.] zich tegelijkertijd omdraait en alleen doorloopt in de richting van het Bijlmerplein.
21.57.55 uur (camera 1 eerste portiek Hakfort 21.57.29 uur)
Ik zie [C.G.] op de openbare weg langs een portiek lopen. Ik zie een telefoongesprek voert of tracht te voeren. Ik zie dat zij links uit beeld loopt, in de richting van onder andere het metrostation Bullewijk.
21.58.49 uur (camera 1 laatste portiek Huigenbos 21.59.14 uur)
Ik zie een negroïde man op vermoedelijk een damesfiets voor de portiek langsrijden. Ik zie dat hij rijdt in de richting van de flat Hakfort en komt uit de richting van portiek C van de flat Huigenbos over het pad dat door de aldaar gesitueerde speeltuin leidt. De man heeft vermoedelijk kort haar.
21.58.53 uur (camera 1 laatste portiek Huigenbos 21.59.18 uur)
Ik zie een negroïde man op vermoedelijk een damesfiets voor de portiek langsrijden. Ik zie dat hij achter de hiervoor genoemde man aanrijdt en dat hij gaat in de richting van de flat Hakfort.
15. Een proces-verbaal van verhoor van getuige van 11 september 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [...] en [...] (pagina 200100 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 30 juli 2012 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [F.M.] :
Wij toonden de getuige de camerabeelden van de verdachten van de schietpartij op 7 juni 2012 op het Abcouderfietspad in Amsterdam (bijlage 4 en 5 zijn screenshots van de camerabeelden).
Na het zien van de camerabeelden zagen wij dat de getuige met wijd opengesperde ogen, stilzwijgend bleef kijken naar de beelden van de twee fietsers. De getuige maakte een geschrokken indruk. Toen wij de getuige vroegen of hij schrok, beaamde hij dit. Op de vraag of hij een van de personen herkende, hoorden wij de getuige zeggen:
- Dat hij de persoon op de eerste foto (bijlage 4) herkende als [verdachte] .
- Dat hij schrok omdat hij [verdachte] direct herkende.
- Dat hij [verdachte] herkende aan zijn postuur, houding en kapsel.
16. Een proces-verbaal van bevindingen van 928 september 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [...] (pagina 100403 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Naar aanleiding van het onderzoek zijn er meerdere technische acties verricht op [F.M.] . Als bijlage bij het proces-verbaal zijn de gesprekken uit de technische acties bijgevoegd.
Pagina 100453
Datum: 30-7-2012
Tijdstip: 16:53:42 uur
Gespreknummer: 276860552
[F.M.] belt uit naar NNman 8784
F: Die mannen hebben me… ik kom der net vandaan… die mannen hebben mij alle video’s laten zien.
N: Ja.
F: Waar die mannen voorbij zijn gereden, al dat soort dinges.
F: Ik keek naar die foto’s en ik zie openlijk dat het die mannen zijn.
N: Hmmmm
F: Ik heb die mannen sowieso herkend, jonge je moet nu zo van uitgaan dat deze mannen heel erg in de problemen zitten.
17. Een proces-verbaal van verhoor van getuige van 21 november 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [...] (pagina 200410 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant.
Op 20 november 212 hoorden [...] en ik de getuige [S.P.] . Wij deelden de getuige mede dat wij haar wilden horen in het kader van de schietpartij van 7 juni 2012 op het Abcouderpad te Amsterdam. De getuige verklaarde desgevraagd als volgt. Het gaat waarschijnlijk om die Marokkaanse jongen. Ik heb naar de beelden van Opsporing Verzocht gekeken. Dat waren die beelden van die twee jongens op fietsen. Toen ik die beelden zag dacht ik dat ik deze jongens herkende. Die jongen zonder rasta’s heb ik herkend als [bijnaam verdachte] . Ik herkende hem aan de houding die hij heeft op de fiets. Die jongen herkende ik direct.
18. Een proces-verbaal van verhoor van getuige van 10 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [...] en [...] (pagina 200484 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 6 december 2012 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [K.B.] :
Kun je nog eens in je Blackberry kijken wat :x betekent?
Ja hier staat het. :x betekent ‘niet verklappen’. Dat staat zo in mijn Blackberry. Bij de smiley’s staat geschreven wat het betekent.
De telefoon van [medeverdachte A.K.] is door ons getapt. Daarin zien wij dat hij met jou pingt. Ik lees een stukje uit het pingcontact voor:
A: Ma wa over wil je met me praten
A: Zkerr dingen gehoort in de buurt
K: Jhaaa
K: En geziem
A: Serieusss
A: Hun moerrr
A: ik heb nix gedaan
A: Zomaar praten ze
A: ik ga die hele buurt in vuur steken 1 van die dagen
K: En opsporing
K: Me ma woond daar
K: Je was op opsporin
A: Jah ik weet
Ik ken het me herinneren.
Dus jij zegt ‘je was in Opsporing’ en hij zegt ‘Jah, ik weet’.
Ik zal nog even verder voorlezen:
A: ikkkkk
K: Samn op een fiets
A: Neeee man
A: Wij zijn dat niet
A: :x
K: Okey
A: ikspreekje onder4ogen
A: &It;3
Wat betekent <3?
Het is niet dat hij die code intikt. Hij gebruikt ook een smiley. Ik kijk het na in mijn telefoon, kijk maar mee. Het staat er niet tussen.
A: Ik spreeek je onder 4ogen
A: <3
K: Jhaaiknow
K: Drm zeg k k wil met je praten.
En dan ’s avonds komt [medeverdachte A.K.] weer terug bij jou op de ping.
A: Ey wanneer had je die ding gezien
K:Lang terug hoor
K: Toen ik in Italië was
K: Opsporing of nieuws
K: K weet et niet meer
A: Ik dnk nieuwsss
K: K word oud
A:At5
K: Oh ja dat was het volgens mij
A: Klopt.
Ja, daar heb ik het op gezien volgens mij. Ik heb het dus eerst in Italië gezien en later in Nederland kwam het weer een keer op televisie.
Dit gesprek wat jij met [medeverdachte A.K.] hebt over de ping, gaat dat over die uitzending? Ja.
Sla jij er op aan, dat toen jij zei dat hij op Opsporing was, dat hij zei ‘Jah ik weet’?
Ik denk het ja. Als hij schrijft ‘Jah ik weet’, dan weet hij het ja.
Noot verbalisanten:
Vervolgens richtten wij ons tot de moeder van de getuige, [mevrouw P.] , en vragen haar of we haar ook wat vragen mogen stellen. [mevrouw P.] : Ik ken [verdachte] omdat hij aan de overkant woont. Verbalisant: Wie herkent u in die beelden van die twee jongens op de fiets? [mevrouw P.] : [verdachte] . Dat is de voorste persoon op de fiets. Met dat korte haar? [mevrouw P.] : Ja.
19. Een proces-verbaal van bevindingen van 21 november 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [...] (pagina 101014 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant.
Op 31 oktober 2012 om 08.48 uur is er een telefoongesprek opgenomen tussen [O.S.] (de moeder van [A.S.] ) en [S.P.] ).
S: Ik heb verleden gekeken naar “Opsporing verzocht”... Is het [A.S.] die op de fiets was met [bijnaam verdachte]
O: Ehhe ehhe (nee nee)
S: Hij is het niet hè?...
O: Ik had je gezegd wie het was toch?
S: Mevrouw [O.S.] ik heb, ik heb zo die..., ik was vergeten u te vragen..., maar “mijn hart brak toen ik dat ding zag boy”, vrouw [O.S.] .
O: Maar ik heb je gezegd toch wie het was.
S: Maar, hij lijkt op hem hoor.
O: Jaaaa, euhm hmmm..., maar hij is lichter (huidskleur) toch
S: Maar, is het [L.O. 2] d’r broer, ernstig (echt)?
O: Euhm hmm euhm hmmm
S: Wie heeft geschoten?
O: Hij heeft geschoten
S: Hoe heet hij?
O: [bijnaam medeverdachte A.K.] toch
S: Ouchhhhh
O: Het is de broer van [L.O. 2]
S: Ik was helemaal verdrietig toen ik dat ding zag hoor.
O: Hij heeft zijn rasta (lang haar) al geknipt toch.
S: Maar ze hebben hem niet gevonden... ze hebben hem niet opgepakt no?
O: Hij is weg toch...hij is vrij.
(…).
20. Een proces-verbaal van bevindingen van 5 november 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [...] (pagina 100705 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant.
Proces-verbaal van bevindingen naar aanleiding van een Opname Vertrouwelijke Communicatie (OVC). De opname is gemaakt op 25 oktober 2012 op het politiebureau Flierbos te Amsterdam Zuidoost en betreft een gesprek tussen [A.S.] en [verdachte] .
V: Jara dig boy…… Die mannen… die mannen hadden die dingen bij [bijnaam L.O.] gevonden.
(…)
A: ze hebben van alles gevonden daar bij mij.
V: Die lollo’s he.
A: Alles!!!
V: Wat hebben ze gezegd.. euh?
A: Die lollo niet.
V: Waar is het dan?
A: Ik weet niet.
V: Die grijze?
V: [bijnaam medeverdachte A.K.] … dan heeft [bijnaam medeverdachte A.K.] het misschien.
A: Misschien… ze hebben ze hebben die die die…alleen maar die rifle gevonden.. die lange
V: Ai
A: Plus die “wroko” van.. van [bijnaam medeverdachte A.K.] hebben ze gevonden…
A: Plus die…die neppe pistolen en zo op me kamer.. over [bijnaam medeverdachte A.K.] hebben ze (klinkt als) onvoldoende
(…)
V: Maar wie heeft die andere dan... die grijze
A: Ik weet het niet man
V (fluisterend): Hey maar dat ding was op opsporing he
A (fluisterend): Ai ik heb het gezien.
V: Maar die mannen weten niet….
A: We gaan gewoon zwijgen.
(…)
A: Ze hebben me net…enne… half een zijn ze me komen halen
V: Waarvoor… voor die wroko’s?
A: Ja tuur… want eerste verhoor ging ik gewoon zwijgen
V: Mmmh
A: Dus gingen ze die wroko’s onderzoeken of er geen vingerafdrukken…
V: Zijn ze schoon?
A: Oh ja… krieng…alles krieng… ze hebben geen vingerafdrukken van [bijnaam medeverdachte A.K.] gevonden
(…)
A: Dus ik heb alles gewoon op me genomen (…).
V: Maar die grijze ook?
A: No want die mannen…hey ze hebben het niet gevonden dus..euh…
V: Dan is het nog daar.
A: Ja het is nog daar.
V: Maar…….(ntv) was ook daar toch.
A: Nee daar was… was beneden toch
V: Maar in de box zelf bedoel ik…daar is die grijze toch… maar dan hebben die mannen het gevonden.
A: Nee die mannen hebben het niet gevonden.
V: Dan heeft [bijnaam medeverdachte A.K.] het.
V: Ja toch, na tra san nanga sang a mang soet a mang toch
In het Nederlands betekent dit:
Ja toch, dat is dat ander ding waarmee die man, die man geschoten heeft.
(…)
V: Had je [bijnaam medeverdachte A.K.] nog bereikt?
A: Euh nee man.
V: Hij heeft een nieuw nummer he?
A: Ja man hij heeft alles gedropt.
V: Maar denk je dat die man dat ding nog heeft…die grijze.
A: Ik denk het wel man.. of het is nog steeds daar in in in die place van ‘m.
V: Maar hoe zijn die jongens gekomen...hoe hebben ze gezocht dan…zijn ze wel in die hal gekomen…oh die dingen waren boven?
A: No ze waren euh euh.. die dingen waren boven.. en je weet toch...beneden waren gewoon neppe.
V: Dus onderkant zijn ze niet geweest?
A: Jawel…maar ze hebben een paar dingen daar gevonden je weet toch… ze hebben een lange geweer gevonden… ze hebben een demper gevonden… ze hebben een paar kogels gevonden.
[verdachte] fluistert: Maar die andere …(nvt).
V: Maar dan hebben die mannen die “wroko” ook gevonden toch… want daar was die “wroko” toch.
A: No mang anders zou ik het zien toch op die dossier toch……alles staat er behalve dat dus…
[verdachte] grinnikt.
(…)
V: Wat moet er dan met die grote “wroko” gebeuren…moeten we het bij die andere man laten?
A: Ja man.
21. Een proces-verbaal van bevindingen van 7 november 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [...] en [...] (pagina 100845 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten.
Op 7 november 2012 hoorden wij als getuige [L.O. 1] . Hij verklaarde dat hij van een geweer de loop had afgezaagd en dat hij deze nog in zijn woning had liggen. Wij zijn daarop naar de woning van de getuige gegaan. De getuige gaf de loop aan ons.
22. Een geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming (pagina 100847 e.v.). Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 7 november 2012 werd onder [L.O. 1] op het [adres ] in Amsterdam in beslag genomen een afgezaagde loop (goednummer: PL132C-2012150188-4407255).
23. Een proces-verbaal van sporenonderzoek van 14 november 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [...] (pagina 100849 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant.
Ik heb de volgende sporendrager onderzocht.
Goednummer: PL132C-2012150188- 4407255
Object: Loop
SIN: AAFA8578NL
24. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 7 november 2012 oktober 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [...] en [...] (pagina 200383 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten.
Wij hoorden op 7 november 2012 als getuige [L.O. 1] . Hij verklaarde samengevat: Mijn bijnaam is [bijnaam L.O.] of [bijnaam L.O.] (fonetisch). Hoe is het gelopen met dat jachtgeweer? Die jongens vroegen mij om dat jachtgeweer te repareren. Ik heb dat jachtgeweer gerepareerd. De eerste keer kwamen er drie mannen. De tweede keer waren ze met zijn tweeën. Dat was ook de keer dat ze het wapen mee hadden. Hoe het wapen eruit zag? De kolf was verkeerd afgezaagd. Die kolf was helemaal afgezaagd op de verkeerde plek. De loop was nog compleet, die zat er nog op. Ik heb de loop er afgezaagd. De kolf was op de verkeerde plek afgezaagd. Jullie hebben een stuk. De rest heb ik er op gezet. Hoe ik het jachtgeweer heb hersteld? Ik heb hem uiteindelijk verlengd met een stuk van de afgezaagde kolf. Maar ik moest hem eerst lassen.
Opmerking verbalisanten: Aan [L.O. 1] wordt een foto getoond van het in beslag genomen wapen met daarop een zichtbare reparatie.
Ja. Dat heb ik daar gelast en daar overheen iets van de rest van de kolf geplaatst.
25. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 3 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [...] en [...] (pagina 200462 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 3 december 2012 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [L.O. 1] :
Opmerking verbalisanten:Wij tonen de foto van [J.M.] aan de getuige.
Ja, ik denk dat dat is één van ze.
26. Een proces-verbaal van verhoor van 12 februari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [...] (pagina 300208 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 12 februari 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [J.M.] :
Ik woon bij mijn ouders in de flat [...] (het hof begrijpt: in Amsterdam Zuidoost). [bijnaam L.O.] woont in [...] .
A: Die foto is genomen in [...] (het hof begrijpt: de bij het requisitoir van de advocaat-generaal gevoegde foto van de [verdachte] met een wapen in zijn handen). Hij was toen kapot. Het was stuk bij de kolf. Die gozer kwam met die ding. Die veer was los. Degene die er mee kwam woont zelf in de Bijlmer! Hij kent [bijnaam L.O.] zelf om hem daar te laten maken!!
(…)
Opmerking verbalisant: Verdachte wijst naar de foto van [verdachte] die een jachtgeweer op zijn schoot heeft (bijlage 8, het hof begrijpt: de foto op dossierpagina 300223).
V: Dus [bijnaam verdachte] kwam met dat wapen aangelopen?
A: Ja man en hij zei dat hij naar [bijnaam L.O.] ging om het te laten maken. (…) Ik stond boven in mijn flat en zag die jongens komen aankomen en zag ze daar naar binnen gaan en ben toen ook naar die woning toegegaan. En toen zag ik het grote geweer. Hij zei dat hij stuk was en gemaakt moest worden. [bijnaam verdachte] liet dat ding zien. Dat jachtgeweer, die shotgun.
V: Wat is er met de achterkant gebeurd?
A: Volgens mij had hij hem verkeerd afgezaagd. Hij had alles bij zich. Ook de loop en twee dozen kogels.
V: Wat voor soort munitie?
A: Ik hoorde alleen ijzeren bolletjes ofzo. Hij zei als ik met dit schiet heeft die andere geen grap. Hij zei dit verspreidt enzo.
27. Een proces-verbaal van bevindingen van 30 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [...] en [...] (pagina 101390 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten.
Op 30 januari 2013 werd het onderzoeksteam in het bezit gesteld van een foto van een negroïde man die op zijn schoot een op een jachtgeweer en een op een pistool gelijkend voorwerp had liggen. Wij herkenden deze man als [verdachte] . Wij zagen dat het op het jachtgeweer gelijkende voorwerp sterke gelijkenissen vertoont met het jachtgeweer dat op 31 (het hof begrijpt: 30) oktober 2012 in de woning op het [adres Z] te Schiedam is aangetroffen en in beslag is genomen. Wij zagen dat aan het jachtgeweer nog een deel van een kolf bevestigd was zoals door getuige [L.O. 1] reeds eerder was verklaard met betrekking tot het jachtgeweer waaraan hij reparaties had uitgevoerd.
28. De eigen waarneming van het hof, gedaan ter terechtzitting in hoger beroep op 23 juni 2015. Deze eigen waarneming houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
De voorzitter deelt mede dat hij de foto van een man met een T-shirt met het opschrift Bjorn Borg, zoals overgelegd door de advocaat-generaal, vergelijkt met de foto uit het NFI rapport van 22 mei 2015 en waarneemt dat tussen het wapen dat door het NFI is onderzocht en het wapen dat op de foto te zien is een grote mate van gelijkenis bestaat ten aanzien van de kleur en vorm ervan, zij het dat de achterste kolf op het door het NFI onderzochte wapen ontbreekt.
29. Een proces-verbaal van bevindingen van 8 november 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [...] (pagina 100742 e.v.). Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Het telefoongesprek werd gevoerd op 18 augustus 2012. [verdachte] belt vanuit het detentiecentrum Zeist in op het mobiele telefoonnummer dat in gebruik is bij een man die [T.S. ] genoemd wordt (het hof begrijpt: [T.S. ] ).
[T.S. ] schreeuwt enthousiast: Hey Broer!!...”Het is [verdachte] ”…Hey….Hey Broer.. Kijk hier Broer.. Broer.. Kijk hier.. Kijk [bijnaam medeverdachte A.K.] ...kijk [bijnaam medeverdachte A.K.] ...kijk [bijnaam medeverdachte A.K.]
Opmerking verbalisant: [bijnaam medeverdachte A.K.] is een van de bijnamen van [medeverdachte A.K.] .
[T.S. ] geeft de telefoon door aan [medeverdachte A.K.] .
(….)
V: Maar voordat ik het vergeet…Hoe staat het met “die meiden” die wij bij Dro hadden achtergelaten?
A: Ja man.. Hey Broer ik zeg je het.. Zelf ‘die meiden’ hebben ons verlaten.
V: Hoe?
A: ik weet niet man… ze waren bos man… ja man… die die die jongens zijn… je weet toch .. hebben die meiden overgenomen.
V: Serieus?
A: Ik zweer het je…Maar die ‘oma’.. Die oma is er wel. Je weet toch… dus sowieso flexie…
V: Die ene die die tanden van me heeft?
A: Ja toch?
V: Ja dat weet ik … die moeten we (goed) bewaren… rustig…
A: Sowieso sowieso…
V: Plus die andere grote oma is er toch ook?
A: Ja toch… nee maar… die oma bedoel ik… maar die andere weet ik niet hoor… van die jonge meid…
V: nee dat ding van … die van mijn tand?
A: Ja
V: Die is er toch wel? .. Beneden
A: Serieus?
V: Ja jongen… Daar waar we het altijd zetten toch.
A: Broer. Volgens mij zijn die mensen daar vreselijk tekeer gegaan hoor.
V: Nee man… volgens mij… maar je moet goed kijken… je moet goed kijken…. Volgens mij niet man…
A: Nee? … okay… okay… okay…
V: Weet je nog waar we dat ding vandaan gehaald hadden.. die dag toen ik je riep voor die Hindoestaanse mannen toch?
A: Ja
V: Daar is het toch… niemand kan daar gaan… daar is het…
A: Broer, je gaat niet willen geloven… zelfs daar zijn die mannen gaan ‘dingesen’…
V: jaaaa??
A: Zelfs helemaal daar… toen die mannen geweest waren zijn we gaan kijken…. We zagen dat alles overhoop gehaald was…
30. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 22 juni 2015. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ten aanzien van het OVC-gesprek van 25 oktober verklaar ik het volgende. Lollo’s en wroko’s zijn vuurwapens. Als er over ‘grijze’ wordt gesproken dan gaat het over een klein handwapen. Dat kleine handwapen was van mij, maar lag bij [A.S.] . Ik weet niet of de politie dat handwapen tijdens de doorzoeking daar heeft gevonden. Ik weet niet wat er met het woord ‘meiden’ en ‘oma’ in een gesprek wordt bedoeld, maar dat kan ook over vuurwapens gaan. Ik had twee wapens bij [A.S.] liggen op het adres [adres X] . Eén van de wapens, te weten een gaspistool, is gevonden tijdens de doorzoeking. Ik weet niet waar het tweede wapen op dit moment is.
Op aanvullende vragen van de raadsvrouw van de verdachte antwoord ik als volgt. U houdt mij voor dat ik in een gesprek met [A.S.] op de Flierbosdreef op 25 oktober 2012 zou hebben gesproken over een ‘grijze’. Dat betrof een handwapen. Op vragen van de advocaat-generaal antwoord ik als volgt.
Als over ‘oma’ wordt gesproken dan kan het over een vuurwapen gaan, maar ook over drugs. Ik weet niet op welk vuurwapen wordt gedoeld als over ‘oma’ wordt gesproken in het kader van vuurwapens. Het kan zijn dat het dan over een ‘Riffle’ (fonetisch) ging. Het kan zijn dat het om een oud geweer ging. Er is een ‘Riffle’ bij [A.S.] aangetroffen. Een ‘Riffle’ is een dun wapen met een lange loop.
31. Een proces-verbaal van 6 november 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [...] (pagina 100842 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten.
Op 15 september 2012 wordt er vanaf de gsm van [medeverdachte A.K.] uitgebeld. [medeverdachte A.K.] voert ondertussen een gesprek met twee mannen kennelijk in zijn directe omgeving. Het tapgesprek is bij dit proces-verbaal gevoegd.
De telefoon van [medeverdachte A.K.] belt uit. Vermoedelijk is dit per ongeluk gegaan. De lijn blijft enige tijd open zonder dat [medeverdachte A.K.] reageert op de opnemende man. Wel is te horen dat [medeverdachte A.K.] een gesprek voert met vermoedelijk twee mannen in zijn directe nabijheid. Nadat de telefoon bij de gebelde is overgegaan neemt deze op.
Gebeld: Hallo
NN1 bij [medeverdachte A.K.] : Geen andere man boort als [bijnaam L.O.] .
Gebelde: Hallo
[medeverdachte A.K.] : Laat me het zo zeggen… die van mij niet.. breng die dingen hier…
NN2 bij [medeverdachte A.K.] : Het is niet gewoon… het moet geboord worden.
[medeverdachte A.K.] : No no vriend…die ding gaat niet zo.. [bijnaam L.O.] . Die man boort niet… weet je wat hij doet. Hij haalt die hele mapang-pang loop weg… dan zet hij een andere loop erin. Dat doet die man. Die boort dat “werk” niet… want in sommige zitten die kowlo staal d’r in toch. Je kan het dan niet boren met die staal.
(…)
[medeverdachte A.K.] : Die man had het gewoon doormidden gezaagd… bij die kop gewoon... hij zaagde beetje bij beetje. Toen heeft hij die dinges… dat “hoofd” eraf gehaald. Je weet toch hoe? Dan wat heeft hij dan gedaan… Toen heeft hij die hele loop weggehaald… heeft hij een andere loop d’r ingezet.
32. Een proces-verbaal van bevindingen van 31 oktober 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [...] en [...] (pagina 100790 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten.
Op 30 oktober 2012 is de woning [adres Z] te Schiedam doorzocht. Ik, verbalisant [...] , bevond mij met mijn collega’s [...] en [...] in slaapkamer 4, gelegen op de benedenverdieping. In deze slaapkamer was een verlaagd plafond met plafondplaten. Ik, verbalisant [...] , voelde dat op één van de plafondplaten een voorwerp lag. Ik zag dat het een zwarte sok betrof. Ik heb de sok geopend en zag dat er munitie in zat (ten minste 3 patronen). Ik heb vervolgens met een zaklamp de ruimte boven het plafond bekeken. Ik zag een blauwe jas. De jas is veiliggesteld. Ik zag dat er in de jas een voorwerp zat. Het betrof een hagelgeweer met een ingekorte loop.
De bewoners van de woning, te weten [L.E.] en [A.E.S.] , zijn aangehouden.
33. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 30 oktober 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren M. Rietveld en O. Jansen (pagina 100814 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 30 oktober 2012 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [L.E.] :
Ik woon op de [adres Z] in Schiedam. Ik hoorde net Amsterdam noemen en toen dacht ik wel meteen aan een jongen die als enige bij mij in huis heeft geslapen de afgelopen tijd. Die heet [medeverdachte A.K.] . Zijn moeder heet [...] . Hij heeft de afgelopen tijd bij mij in huis op de benedenverdieping verbleven in de gastenkamer, de kamer op de benedenverdieping die niet van [A.E.S.] is. Hij kwam enige tijd geleden langs en heeft sindsdien regelmatig bij mij in de woning geslapen. Tot afgelopen zaterdag.
34. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 1 november 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [...] en [...] (pagina 100818 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 30 oktober 2012 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [A.E.S.] :
Ik woon bij mijn tante [L.E.] op de [adres Z] te Schiedam. [bijnaam medeverdachte A.K.] woont niet bij ons maar blijft wel geregeld slapen. Hij slaapt nu niet meer in mijn kamer, maar in de logeerkamer. Dat is de kamer naast mijn kamer. De laatste keer dat hij bij ons bleef slapen, sliep hij nog wel in mijn kamer (het hof begrijpt: slaapkamer 4, waar in het plafond het jachtgeweer is gevonden).
35. Een proces-verbaal van de terechtzitting van het van de rechtbank Amsterdam van 15, 20 en 21 januari 2014, welk proces-verbaal ambtshalve door het hof ter terechtzitting in hoger beroep op 23 juni 2015 in de strafzaak tegen de verdachte is gevoegd. Dit proces-verbaal houdt in als de ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaring van de [medeverdachte A.K.] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik word ook wel [bijnaam medeverdachte A.K.] , [bijnaam medeverdachte A.K.] of [bijnaam medeverdachte A.K.] genoemd. Ik had in die tijd lang rastahaar.
Ik ken [verdachte] . Ik heb hem op 7 juni 2012 ook gezien. Dat was in de Bijlmer.
Ik heb verbleven op de [adres Z] in Schiedam. Ik wist dat het wapen in het plafond lag. Ik heb het wapen gezien in de [adres Z] in Schiedam.
[L.O. 2] is mijn halfzus. Zij heet eigenlijk [L.O. 2] .
Dat blauwe koffertje met patronen dat in Utrecht is aangetroffen, is van mij.
36. Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek (pagina 100763). Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Datum: 14-10-2012
Tijdstip: 20:12:50 uur
[medeverdachte A.K.] belt uit met NNM2314
[medeverdachte A.K.] : Maak jij die kamer voor me vrij?
NNM: Ja, ik ga het regelen.
37. Een proces-verbaal van bevindingen van 29 oktober 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [...] (pagina 100755 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant.
Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte A.K.] in de periode augustus 2012 t/m oktober 2012 ten minste in twee verschillende woningen in Schiedam heeft verbleven. Op 29 augustus 2012 werd de verdachte door een contact opgehaald in de [adres Z] in Schiedam. Uit verschillende opgenomen en uitgeluisterede telefoongesprekken vanaf 9 tot en met 20 oktober 2012 die de verdachte voerde met een man die gebruik maakt van het telefoonnummer [2314] en met vriendinnen is gebleken dat [medeverdachte A.K.] omstreeks 13 oktober een kamer heeft betrokken in de woning gelegen aan [adres ] te Schiedam. [medeverdachte A.K.] voerde diverse gesprekken met een man die gebruik maakt van het telefoonnummer [2314] uit deze gesprekken bleek dat deze man kennelijk “samen woont” met [medeverdachte A.K.] . Uit het politiesysteem, een mutatie van 16 oktober 2012, bleek dat een man genaamd [R.K.] wonende [adres ] Schiedam het telefoonnummer [2314] had opgegeven als bij hem in gebruik.
38. Een proces-verbaal wapenonderzoek van 1 november 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [...] (pagina 100834 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant.
Op 30 oktober 2012 is de woning [adres Z] in Schiedam doorzocht. Daarbij is munitie aangetroffen en een ingekort enkelloops hagelgeweer.
Op 15 oktober 2012 heb ik onderzoek ingesteld naar het in beslag genomen vuurwapen.
Itemnummer 4402155 – ingekort hagelgeweer
SIN: AAFH2764NL
Voorwerp: Ingekort enkelloops hagelgeweer
Merk: Fabrique Nationale - Browing
Model: Auto-5 Sweet Sixteen
Kaliber: 16
De originele lengte van dit enkelloops hagelgeweer is 120 centimeter. Het wapen is zowel aan de achterzijde (bij de schoudersteun) als de voorzijde (loop) ingekort, waarbij de gewijzigde lengte ongeveer 70 centimeter is. Hiermee is dit hagelgeweer dusdanig gewijzigd dat het dragen ervan niet of minder zichtbaar is. Het inkorten bij de houten schoudersteun is middels afzagen gebeurd. Hierbij is ook kennelijk de metalen as, die de houten schoudersteun met het metalen frame stabiliseert, doorgezaagd. Deze metalen as is middels een lasverbinding weer hersteld. Gelet op de afwerking van de lasverbinding is dit niet fabrieksmatig gedaan. De loop is aan de voorzijde ingekort door deze af te zagen. De zaagsnede is duidelijk zichtbaar.
Dit enkelloops hagelgeweer is een vuurwapen in de zin van categorie II van de Wet wapens en munitie.
Itemnummer 4402164 - munitie
SIN: AAFH2765NL
Voorwerp: munitie
Kaliber: Kaliber 16
Merk: Rottweil
Deze munitie is vervaardigd door de Firma Rottweil en heeft, gelet op het bodemstempel het kaliber 16. De aanduiding “9P’ is de aanduiding voor “Nine Ball”. Dat wil zeggen dat de patroon gevuld is met negen metalen hagelkorrels. Deze patronen zijn qua kaliber geschikt om te worden afgeschoten met de in beslag genomen (ingekorte) enkelloops hagelgeweer merk Frabrique Nationale – Browning model met het kaliber 16.
Deze patronen zijn munitie in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie.
39. Een geschrift, te weten een NFI-rapport ‘Forensisch-chemisch onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van munitie bij doorzoeking van een woning op 20 oktober 2012 in Schiedam” het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt op 18 februari 2013 door [deskundige] , NFI-deskundige forensische elementanalyse (pagina 101495 e.v.). Dit rapport houdt onder meer in als verklaring van voornoemde deskundige, zakelijk weergegeven:
Verkregen informatie: Op 30 oktober 2012 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in perceel [adres Z] te Schiedam. In dat perceel werd een geweer en patronen aangetroffen en veiliggesteld.
SIN | Omschrijving |
AAFH2765NL | 3 patronen |
AAEU4571NL | Plastic schotelprop |
AAEU4629NL | Twee loden kogels uit lichaam slachtoffer |
AAEU4628NL | Vier loden kogels uit lichaam slachtoffer |
Interpretatie van resultaten
* Er komen op basis van loodsamenstelling (combinatie van isotopen en elementen) in totaal drie te onderscheiden groepen voor in de patronen (AAFH2765NL). Dezelfde drie groepen loodsamenstellingen komen voor in de loodfragmenten (AAEU4628NL) en (AAEU4629NL) afkomstig van de plaats delict.
* De koolstof en isotoopwaarden van de schotelproppen uit de drie patronen (AAFH2765NL) komen overeen met die van het kunststof materiaal (AAEU4571NL).Er is op grond van deze resultaten dus een duidelijke relatie in chemische samenstelling tussen de patronen en de munitiedelen aangetroffen op de plaats delict.
De resultaten van het onderzoek worden bezien in het licht van de volgende hypothesen:
Hypothese H1De verschoten munitiedelen (AAEU4628NL), (AAEU4629NL) en (AAEU4571NL) zijn afkomstig van dezelfde munitievoorraad als die waartoe de patronen (AAFH2765NL) behoren.
Hypothese H2De verschoten munitiedelen (AAEU4628NL), (AAEU4629NL) en (AAEU4571NL) zijn afkomstig van een willekeurige andere munitievoorraad hagelpatronen.
Hypothese 3 H3
De verschoten munitiedelen (AAEU4628NL), (AAEU4629NL) en (AAEU4571NL) zijn afkomstig van een willekeurige ander munitievoorraad hagelpatronen van hetzelfde merk en type als de patronen (AAFH2765NL).
Voor de weging tussen hypothese H1 en H2 kan geconcludeerd worden dat de resultaten van dit onderzoek waarschijnlijker zijn wanneer de verschoten munitiedelen afkomstig zijn van dezelfde munitievoorraad als doe waartoe de patronen (AAFH2765NL) behoren dan wanneer ze afkomstig zijn van een willekeurige andere munitievoorraad hagelmunitie.
Voor de weging tussen hypothese H1 en H3 kan geconcludeerd worden dat de resultaten van dit onderzoek iets waarschijnlijker zijn wanneer de verschoten munitiedelen afkomstig zijn van dezelfde munitievoorraad als die waartoe de patronen (AAFH2765NL) behoren dan wanneer ze afkomstig zijn van een willekeurige andere munitievoorraad van hetzelfde merk en type als de patronen (AAFH2765NL).
40. Een geschrift, te weten een NFI-rapport ‘Munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Amsterdam op (het hof begrijpt:) 7 juni 2012, opgemaakt op 19 april 2013 door [deskundigen] , beiden NFI-deskundige wapens en munitie (pagina 101549 e.v.). Dit rapport houdt onder meer in als verklaring van voornoemde deskundigen, zakelijk weergegeven:
SIN | Omschrijving |
AAFH2765NL | 3 patronen |
AAFH2764NL | Hagelgeweer |
AAEU4571NL | Plastic schotelprop |
AAEU4629NL | Twee loden kogels uit lichaam slachtoffer |
AAEU4628NL | Vier loden kogels uit lichaam slachtoffer |
De kans op het aantreffen van munitie kaliber 16 in Nederland wordt geschat op 0,5% oftewel een kans van 1-op-de-200. Een vergelijkbare kans geldt er voor het aantreffen van een vuurwapen van dit kaliber. Anderzijds zal, indien een vuurwapen kaliber 16 wordt aangetroffen de kans dat bij dit wapen munitie van hetzelfde kaliber aanwezig is groot zijn. Als deze kans maximaal wordt gesteld (dus 1) dan is de kans op het aantreffen van een vuurwapen kaliber 16 met bijbehorende munitie kaliber 16 nog steeds 1-op-de-200 in de onderzochte populatie. De kans op het aantreffen van het merk Rottweil in kaliber 16 wordt geschat op 5,3%. Dit is een kans van ongeveer 1-op-de 20. De kans op het willekeurig aantreffen van munitie kaliber 16 van het merk Rottweil wordt daarom geschat op 1-op-de-4000 oftewel een kans van circa 0,025%.
De resultaten van het onderzoek worden bezien in het licht van de volgende hypothesen:
Hypothese H1De verschoten munitie (AAEU4571NL), (AAEU4628NL) en (AAEU4629NL) zijn afkomstig van dezelfde munitievoorraad als de patronen (AAFH2765NL) die bij de huiszoeking zijn aangetroffen.
Hypothese H2De verschoten munitiedelen (AAEU4571NL), (AAEU4628NL) en (AAEU4629NL) zijn afkomstig van een willekeurige andere munitievoorraad uit de onderzochte populatie in bezit van een persoon in Nederland.
Voor de weging tussen de hypothesen H1 en H2 kan geconcludeerd worden dat de resultaten van dit onderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer de verschoten munitieleden (AAEU4571NL), (AAEU4628NL) en (AAEU4629NL) afkomstig zijn van dezelfde munitievoorraad als de patronen (AAFH2765NL) die bij de huiszoeking zijn aangetroffen dan wanneer de verschoten munitiedelen (AAEU4571NL), (AAEU4628NL) en (AAEU4629NL) afkomstig zijn van een willekeurige andere munitievoorraad in bezit van een persoon in Nederland.
De deskundige [deskundige] heeft ook het functioneren van het hagelgeweer onderzocht.
Hij concludeert dat het hagelgeweer (AAFH2764NL) bestemd is en geschikt voor het semi-automatisch verschieten van patronen kaliber 16. Alle onderdelen functioneren goed.
41. Een geschrift, te weten een NFI-rapport ‘Munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Amsterdam op (het hof begrijpt:) 7 juni 2012, opgemaakt op 28 juni 2012 door [deskundige] , NFI-deskundige wapens en munitie (pagina 100077 e.v.). Dit rapport houdt onder meer in als verklaring van voornoemde deskundige, zakelijk weergegeven:
SIN AAEU4571NL: plastic schotelprop.SIN AAEU4628NL: vier loden kogels uit het lichaam van het slachtoffer.SIN AAEU4629NL: twee loden kogels uit het lichaam van het slachtoffer.
De schotelprop (AAEU4571NL)
De kenmerken van de witte plastic schotelprop (de omtrek en het centrum zijn verhoogd, het tussenliggende gebied is aan beide zijden verdiept) passen bij zogeheten H-wad’s, die worden toegepast in hagelpatronen van het Duitse munitiemerk Rottweil (RWS RUAG). Gezien de diameter is de schotelprop afkomstig van een patroon in het kaliber 16.
Conclusie:
In de schotelprop bevinden zich geen sporen die te herleiden zijn tot een bepaald merk of type vuurwapen of naar één vuurwapen in het bijzonder. De diameter en de uiterlijke kenmerken van de schotelprop passen bij hagelpatronen kaliber 16 van het merk Rottweil (RWS RUAG).
De zes loden hagelkorrels (AAEU4628NL en AAEU4629NL) met een diameter van 7,6 millimeter in combinatie met de schotelprop (AAEU4571NL) passen bij patronen van het merk Rottweil, type Express. Deze patronen in kaliber 16 bezitten een hagellading van negen loden hagelkorrels.
Hagelpatronen in het kaliber 16 worden verschoten met enkel- of meerloops basculerende (knikkende) geweren. Gegeven de informatie over het wapen “van ongeveer 60 cm met veel hout” moet rekening worden gehouden met een geweer met een afgezaagde kolf en ingekorte loop.
42. Een geschrift, te weten een NFI-rapport ‘Wapenonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Amsterdam op (het hof begrijpt:) 7 juni 2012, opgemaakt op 21 januari 2013 door [deskundige] , NFI-deskundige wapens en munitie (pagina 101481 e.v.). Dit rapport houdt onder meer in als verklaring van voornoemde deskundige, zakelijk weergegeven:
SIN AAFH2764NL Hagelgeweer
SIN AAFA8578NL Loop
Er zijn aanwijzingen gevonden dat het loopdeel (AAFA8578NL) één geheel heeft gevormd met de loop van het hagelgeweer (AAFH2764NL).
De volgende hypothesen zijn beschouwd:
Hypothese 1: Het loopdeel (AAFA8578NL) heeft één geheel gevormd met de loop van het hagelgeweer (AAFH2764NL)
Hypothese 2: Het loopdeel (AAFA8578NL) heeft één geheel gevormd met een andere loop van hetzelfde kaliber dan de loop van het hagelgeweer (AAFH2764NL).
De bevindingen van het vergelijkend onderzoek van de algemene kenmerken en de meer typerende lijnprofielen aan de buitenzijde van het loopdeel (AAFA8578NL) en de loop van het hagelgeweer (AAFH2764NL) zijn waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is, dan wanneer hypothese 2 juist is.
43. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg op 15 januari 2014. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
[bijnaam verdachte] is mijn artiestennaam. Ik ken [medeverdachte A.K.]
Ten aanzien van zaak B (onder 1 en 3)
1. Een proces-verbaal van bevindingen van 24 mei 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [M.C.] en [G.W.] (zaak B, pagina 4 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
Op 23 mei 2012 omstreeks 21:07 uur bevonden wij ons op het Abcouderpad (fietspad) ter hoogte van het winkelcentrum gelegen aan het Holendrechtplein (het hof begrijpt: in Amsterdam). Wij zagen daar een grote groep jongeren op de grasstrook zitten. Wij zagen een man in de richting van die groep lopen. Het betrof de later aangehouden verdachte [verdachte] . Wij zagen dat [verdachte] zich omdraaide en naar ons dienstvoertuig toe kwam lopen. Ik, eerste verbalisant, zat op de bijrijdersstoel en ik, tweede verbalisant, zat op de bestuurdersplaats. Ik, eerste verbalisant, rook dat de adem van [verdachte] rook naar inwendig gebruik van alcoholhoudende drank. Plots stak [verdachte] zijn hand in het dienstvoertuig. Ik, eerste verbalisant, duwde zijn hand weg. [verdachte] stak hierop wederom zijn hand naar binnen, in de richting van mijn, eerste verbalisant, gezicht en riep wederom dat ik zijn hand moest ruiken. Ik, eerste verbalisant, duwde de hand van [verdachte] wederom weg. Wij, verbalisanten, hoorden [verdachte] hierop roepen: Jullie zijn klootzakken! Ik onthoud jullie gezicht! en zagen dat [verdachte] van ons weg liep. Wij, verbalisanten, stapten uit om [verdachte] aan te spreken op zijn gedrag. Ik, eerste verbalisant, vroeg [verdachte] naar mij toe te komen en vroeg hem waarom hij zo deed. Hierop hoorden wij, verbalisanten, [verdachte] vervolgens roepen: Klootzakken, jullie zijn racisten, jullie zijn kankerlijers. Wij hoorden dat [verdachte] de beledigingen met luide stem uitte en ons daarbij recht aankeek. Wij hebben [verdachte] hierop aangehouden ter zake belediging. Wij zagen en voelden dat [verdachte] zijn spieren spande en zijn armen strak hield. Het lukte ons om [verdachte] te boeien en naar ons dienstvoertuig te verplaatsen. Wij voelden dat [verdachte] zich daarbij verzette door in een andere richting te bewegen dan waarin wij hem probeerden te bewegen. Wij vroegen [verdachte] plaats te nemen in het dienstvoertuig. [verdachte] weigerde dit en hield zich stijf. [verdachte] nam uiteindelijk plaats in het dienstvoertuig. Collega A.P. Khale nam plaats naast de verdachte [verdachte] . Hierop heb ik, tweede verbalisant, de deur gesloten. Ik, tweede verbalisant, zag toen ik mij wilde omdraaien dat het dienstvoertuig heftig begon te bewegen. Ik zag dat [verdachte] zich hevig aan het verzetten was in het dienstvoertuig waarbij de collega A.P. [...] op de achterbank in een hoek werd gedrukt. Ik, tweede verbalisant, heb hierop het portierdeur geopend om collega Khale te ontzetten. Ik, tweede verbalisant, pakte [verdachte] bij zijn linkerarm en langs de linkerzijde van zijn gezicht. Ik probeerde hem uit de richting van collega Khale te trekken, wat lukte. Hierdoor kwam [verdachte] met zijn gezicht ter hoogte van mijn, tweede verbalisant, benen te liggen. Ik, tweede verbalisant, zag en voelde direct een hevige pijn in mijn linker bovenbeen. Ik, tweede verbalisant, zag en voelde dat [verdachte] mij beet en voelde een hevige pijn.
2. Een proces-verbaal van aangifte van 24 mei 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [...] en [...] (zaak B, pagina 15 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 24 mei 2012 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [G.W.] :
Ik wil aangifte doen van mishandeling tegen [verdachte] . Dit naar aanleiding van het incident dat op 23 mei 2012 omstreeks 21.10 uur heeft plaatsgevonden. [verdachte] heeft mij in mijn linker bovenbeen gebeten en op de plek op en rondom waar ik gebeten ben, begon ik meer pijn te voelen. Nu, de volgende dag voel ik pijn, het is verdikt rood en met een bloeduitstorting. Opmerking verbalisanten: wij zien een dikke, ronde rode plek van ongeveer 6 bij 6 centimeter op het linker bovenbeen van de aangever. In het midden zit een soort blauwe beet en daaromheen ziet het er dikker uit.
3. Een proces-verbaal van bevindingen van 24 mei 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [...] ( [verdachte] zaak B, pagina 9 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
Op 23 mei 2012 omstreeks 21:10 uur ben ik naar het Holendrechtplein in Amsterdam Zuidoost gegaan. Daar zag ik collega’s [M.C.] en [G.W.] met een aangehouden verdachte staan. Ik herkende deze verdachte ambtshalve als: [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] geboeid was. Ik zag dat [verdachte] in bedwang werd gehouden door de genoemde collega’s. Ik zag dat [verdachte] zich verzette door zich wild heen en weer te bewegen. Ik zag dat de collega’s moeite hadden om [verdachte] in bedwang te houden. Ik zag dat de collega’s [M.C.] en [G.W.] met [verdachte] bij een dienstvoertuig stonden. Ik zag en hoorde dat collega’s tegen [verdachte] zeiden dat hij rustig moest doen, mee moest werken en in het dienstvoertuig moest plaats nemen. Ik hoorde [verdachte] schreeuwen dat hij dat niet ging doen, of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat [verdachte] vervolgens in een dienstvoertuig werd geplaatst werd. Ik zag dat [verdachte] aan de rechterkant van het voertuig op de achterbank werd geplaatst. Ik zag dat collega [...] plaatsnam in het voertuig links op de achterbank. Ik zag dat beide achterportieren gesloten waren. Ik zag enkele seconde later dat het dienstvoertuig hevig heen en weer schudden. Ik zag dat [verdachte] hevig heen en weer bewoog en dat collega [...] tegen het linker achterportier gedrukt werd. Ik zag dat collega [G.W.] [verdachte] van collega [...] probeerde af te trekken. Ik zag dat collega [G.W.] hierbij gedeeltelijk het dienstvoertuig in moest. Ik zag dat collega [G.W.] met moeite [verdachte] van collega [...] af kreeg. Ik zag dat [verdachte] zich hiertegen verzetten door wild heen en weer te bewegen. Ik hoorde [verdachte] schreeuwen: “Wacht maar stelletje kankerlijers! Ik pak jullie!” of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat collega [G.W.] [verdachte] bij zijn schouders probeerde weg te trekken. Ik zag dat [verdachte] hierbij gedeeltelijk over collega [G.W.] heen kwam te liggen met zijn hoofd ter hoogte van de benen van collega [G.W.] . Ik zag dat [verdachte] zijn mond opende. Ik zag de tanden van [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] zijn hoofd, met geopende mond, naar het been van collega [G.W.] bewoog. Ik zag dat [verdachte] vervolgens met kracht in het bovenbeen van collega [G.W.] beet. Ik hoorde collega [G.W.] schreeuwen: “Hij bijt me! Hij bijt!”.
4. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 15 januari 2014. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Toen ik de handboeien om had, heb ik me een beetje verzet. Ik zat in de auto en heb toen gebeten. Misschien heb ik wel gescholden.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich weliswaar met geweld heeft verzet door in het been van de agent te bijten, maar dat dit bijten gerechtvaardigd was omdat het door de agenten gebruikte geweld disproportioneel en daarmee buitensporig was. Er was sprake van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding waartegen de verdachte zich redelijkerwijs mocht verdedigen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Indien door of namens de verdachte een beroep op noodweer is gedaan, moet de rechter onderzoeken of aan de voorwaarden voor de aanvaarding van dat verweer is voldaan. In dat verband kan betekenis toekomen aan de inhoud en indringendheid van de door of namens de verdachte aangevoerde argumenten. Indien de rechter het beroep verwerpt, dient hij duidelijk te maken of hij de door of namens de verdachte aan het verweer ten grondslag gelegde feitelijke toedracht niet aannemelijk geworden acht, dan wel of die toedracht het beroep niet kan doen slagen.
Voor noodweer is vereist dat de verdediging is gericht tegen een "ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding". De gestelde aanranding moet in redelijkheid beschouwd zodanig bedreigend zijn voor de verdachte dat deze kan worden aangemerkt als een ogenblikkelijke aanranding in de zin van artikel 41 Sr. Er is geen "wederrechtelijke" aanranding wanneer bijvoorbeeld de politie rechtmatig dwangmiddelen toepast.
In het onderhavige geval is de door de verdediging gestelde feitelijke toedracht geenszins aannemelijk geworden. Er is geen enkele reden om aan de juistheid van het ter zake op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van de verbalisanten [M.C.] en [G.W.] en [...] te twijfelen. De door de verdachte gestelde gang van zaken vindt geen enkele steun in het dossier. Naar het oordeel van het hof was in het onderhavige geval sprake van een rechtmatig optreden door de politie, zodat aan de verdachte reeds daarom niet met succes een beroep op noodweer kan doen.
Er is aldus geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak A (met parketnummer 13-676465-12) onder 1 en 2 en in zaak B (met parketnummer 13-670480-12) onder 1 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A (met parketnummer 13-676465-12) onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van doodslag.
Het in zaak A (met parketnummer 13-676465-12) onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het in zaak B (met parketnummer 13-670480-12) onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.
Het in zaak B (met parketnummer 13-670480-12) onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van de persoonlijkheid van de verdachte is een aantal rapporten uitgebracht.
[psycholoog] , gezondheidszorgpsycholoog heeft in haar rapport van 11 april 2013 geconstateerd dat de verdachte lijdt aan een persoonlijkheid stoornis NAO met antisociale trekken, maar dat deze stoornis niet van invloed is geweest op het gedrag van verdachte binnen die situaties van het tenlastegelegde (het hof begrijpt: zaak A). Derhalve is verdachte volledig toerekenbaar, indien het ten laste gelegde bewezen wordt.
[psychiater] , psychiater heeft in haar rapport van 29 mei 2015 aangegeven dat de verdachte een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale trekken kent, die voornamelijk gekenmerkt wordt door (het hof begrijpt) een gebrek aan empathie en een lacunair geweten. De verdachte weet wat wel en niet geoorloofd is en was ook in de realiteit op dat moment (ten tijde van het tenlastegelegde, naar het hof begrijpt: de zaken A en B) maar hij had zichzelf minder in de hand door afwijzing en de verminderde remming. Zij adviseert de verdachte ten aanzien van zaak B onder 3 verminderd toerekenbaar te beschouwen. Mocht het bijten met opzet bewezen worden verklaard, dan is de verdachte verminderd toerekenbaar te achten voor zaak B onder 1. Het risico op recidive van gewelddadig gedrag wordt als hoog ingeschat. Ten aanzien van zaak A stelt de psychiater geen uitspraak te kunnen doen omtrent de toerekenbaarheid omdat verdachte deze delicten ontkent. Ook ten tijde van dit feit was echter sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en de ziekelijke stoornis in de vorm van misbruik van alcohol, waarbij de kans op recidive van gewelddadig gedrag wordt ingeschat als hoog. Mocht verdachte ten aanzien van zaak A schuldig worden bevonden dan adviseert de psychiater om terbeschikkingstelling met (het hof begrijpt:) dwangverpleging op te leggen. De psychiater geeft aan dat een langdurig behandeltraject zinvol is, maar dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden een te laag beveiligingsniveau biedt.
Het hof heeft beide deskundigen ter terechtzitting in hoger beroep op gehoord.
Psycholoog Vlieg heeft verklaard dat zij nog steeds achter haar conclusies staat, en destijds van mening was dat de verdachte ten aanzien van zaak A volledig toerekenbaar was.
Psychiater Broek heeft aangegeven te blijven bij haar eerdere conclusies en stelt daarbij dat indien zaak A bewezen wordt geacht, de verdachte verminderd toerekenbaar moet worden geacht op grond van de bij hem aanwezige stoornis en geweldpatronen.
Nu beide deskundigen ten aanzien van de toerekenbaarheid tegenstrijdig hebben geadviseerd, heeft het hof op 23 juni 2015 besloten dat de verdachte zou moeten worden onderzocht in het Pieter Baan Centrum. De verdachte was daartoe bereid en stelde dat hij wilde meewerken aan alle onderzoeken die bij het Pieter Baan Centrum plaatsvinden.
Het hof stelt vast dat de verdachte, in weerwil van zijn eerdere toezeggingen, uiteindelijk toch niet heeft gewerkt aan een onderzoek in het Pieter Baan Centrum naar zijn geestestoestand ten tijde van het tenlastegelegde. Derhalve kan het hof niet vaststellen of bij de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van een verminderde toerekeningsvatbaarheid, zoals door de raadsman bepleit.
Nu de door het hof geraadpleegde deskundigen ten aanzien van de toerekenbaarheid tegenstrijdige standpunten hebben, er geen verdere aanknopingspunten zijn de verdachte in verminderde mate verantwoordelijk te houden voor de ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten, en de verdachte zelf een onderzoek naar zijn toerekenbaarheid heeft geweigerd is het hof van oordeel dat de verdachte volledig toerekenbaar is voor de hem ten laste gelegde feiten..
Nu er verder geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak A (met parketnummer 13-676465-12) onder 1 en 2 en in zaak B (met parketnummer 13-670480-12) onder 1 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, is de verdachte strafbaar.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B onder 1 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien jaar met aftrek van de tijd die voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ter zake van zaak A onder 1 heeft de rechtbank medeplegen van moord bewezen geacht. Daarnaast heeft de rechtbank beslissingen genomen ten aanzien van het beslag en de vordering van de benadeelde partij.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A onder 1 (voor de impliciet primair tenlastegelegde moord), 2 en 3 en in zaak B onder 1 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van zestien jaar met aftrek van de tijd die voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof ten aanzien van het beslag en de vordering van de benadeelde partij dezelfde beslissingen neemt als de rechtbank.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op 7 juni 2012 [slachtoffer] eerst bedreigd met een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Kort daarna heeft verdachte wederom dit (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op [slachtoffer] gericht, waarbij de [medeverdachte A.K.] een hagelgeweer op [slachtoffer] richtte en vervolgens op [slachtoffer] heeft geschoten, ten gevolge waarvan deze twee dagen later is overleden. De verdachte is voor dat schieten als medepleger medeverantwoordelijk.
De verdachte heeft zich door zo te handelen samen met een ander schuldig gemaakt aan één van de zwaarste misdrijven dat het Wetboek van Strafrecht kent. Daarbij is het slachtoffer, een vader van een nog jong kind, het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, ontnomen. Het feit dat het slachtoffer zonder enige aanleiding door de verdachte is uitgedaagd, waarna hij vervolgens door [medeverdachte A.K.] is neergeschoten, maakt zijn overlijden des te schrijnender. Het behoeft geen betoog dat het overlijden van het slachtoffer diepe wonden heeft geslagen in de levens van de nabestaanden en dierbaren. Zij zullen de gevolgen van dit verlies voor altijd met zich meedragen. Feiten als deze, waarbij personen zo maar worden neergeschoten, schokken de rechtsorde en versterken gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het beledigen van politieambtenaren in functie.
De verdachte heeft ten slotte een politieambtenaar, bezig in de uitoefening van zijn werk, opzettelijk in zijn been gebeten, ten gevolge waarvan die politieambtenaar letsel, in de vorm van een bloeduitstorting, heeft opgelopen en pijn heeft ondervonden. De verdachte heeft door zo te handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van die politieambtenaar. Het hof is van oordeel dat de verdachte door die gedragingen een groot gebrek aan respect voor het openbaar gezag heeft getoond.
Dit alles acht het hof buitengewoon ernstig en rekent het de verdachte zwaar aan.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 25 februari 2016 is de verdachte reeds vele malen eerder - ook ter zake van geweldsmisdrijven - onherroepelijk veroordeeld.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Bij de weging is onontkoombaar dat aan de verdachte een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. De ernst van de feiten noopt hier bepaaldelijk toe. De op te leggen straf is wel lager dan de door de advocaat-generaal gevorderde straf, omdat het hof de verdachte vrijspreekt van de in zaak A onder 1 (impliciet primair) tenlastegelegde moord in vereniging gepleegd. In het enkele feit dat de verdachte niet de fatale schot heeft gelost, ziet het hof - anders dan de rechtbank - geen enkele reden om het aandeel van de verdachte in de doodslag lager te bestraffen dan bij de schutter.
Beslag
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte in zaak A (onder 1 en 2) begane feit aangetroffen. Zij behoren aan de verdachte toe en kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [G.W.] als gevolg van het in zaak B onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Door de verdachte wordt die vordering ook niet betwist.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in zaak A (met parketnummer 13-676465-12) onder 3 ten laste gelegde en het in zaak B (met parketnummer 13-670480-12) onder 2 ten laste gelegde.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in zaak B (met parketnummer 13-670480-12) onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak A (met parketnummer 13-676465-12) onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A (met parketnummer 13-676465-12) onder 1 en 2 en in zaak B (met parketnummer 13-670480-12) onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A (met parketnummer 13-676465-12) onder 1 en 2 en in zaak B (met parketnummer 13-670480-12) onder 1 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 4 stuks munitie (4315591)
- 2 stuks munitie (4316932)
- 1 stuk kleding, shirt uit de ok (4313254)
- een sigaret (Lucky Strike filter) (4313235)
- een geweer (loop is afgezaagd) (4407255)
- een onderdeel van een geweer, betreft afgezaagde loop (4402155)
- een onderdeel van een geweer, afgezaagde kolf van een geweer (4387783)
- diverse onderdelen van een vuurwapen (4389668).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een pet, merk Gucci (4313232)
- een baco (4313234)
- een riem (4327722).
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een blauwe pet, Dodgers (4416321)
- een jas (4416084)
- een jas (4416086)
- een trainingspak, kleur zwart, Adidas (430559).
Vordering van de benadeelde partij Regiopolitie Amsterdam-Amstelland t.a.v. [G.W.]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [G.W.] ter zake van het in zaak B onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 400,00 (vierhonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [G.W.] , ter zake van het in zaak B onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 400,00 (vierhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 (acht) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. Mijnsberge, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 maart 2016.