HR, 07-05-1997, nr. 32133
ECLI:NL:HR:1997:AA2081
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
07-05-1997
- Zaaknummer
32133
- LJN
AA2081
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1997:AA2081, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑05‑1997; (Cassatie)
- Vindplaatsen
FED 1997/576 met annotatie van R.F.C. SPEK
WFR 1997/803
V-N 1997/1893, 3 met annotatie van Redactie
Uitspraak 07‑05‑1997
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 16 februari 1996 betreffende de hem voor het jaar 1990 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1990 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 211.611,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
- 2.
Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
- 3.
Beoordeling van de middelen 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende voldoet aan de materiële voorwaarden van de Resolutie van 19 augustus 1988 no DB88-5011, BNB 1988/300 (de zogenoemde 35%-regeling). Hij heeft echter niet binnen de daarvoor gestelde termijn van vier maanden na aankomst in Nederland (1 december 1989) verzocht om toepassing van de regeling, zodat de daarin voorziene bijzondere aftrek hem, ingevolge punt 3, onderdeel B, van de Resolutie, pas is verleend met ingang van de eerste van de maand volgende op de maand waarin het verzoek is gedaan (december 1992) en derhalve niet in het onderhavige jaar. 3.2. In cassatie is de vraag aan de orde of het op voormelde grond niet verlenen van de bijzondere aftrek met ingang van de datum van belanghebbendes aankomst in Nederland in strijd is met het gelijkheidsbeginsel als bedoeld in artikel 26 IVBPR. 3.3. Deze vraag moet ontkennend worden beantwoord. Belanghebbende ziet eraan voorbij dat niet de Resolutie leidt tot de door hem gewraakte ongelijke behandeling maar dat deze het gevolg ervan is dat belanghebbende niet heeft voldaan aan de in de Resolutie gestelde voorwaarde dat het verzoek om toepassing van de regeling binnen vier maanden na aankomst in Nederland moet worden gedaan. Daardoor kan hij rechtens niet op één lijn worden gesteld met werknemers die dit verzoek wel binnen die termijn hebben gedaan. Reeds hierom is van schending van het gelijkheidsbeginsel geen sprake. De voorgestelde middelen falen derhalve.
- 4.
Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
- 5.
Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 7 mei 1997 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Urlings, Fleers, Pos en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Reijngoud, en op die datum in het openbaar uitgesproken.