Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1024/2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen
Artikel 33 Overgangsbepalingen
Geldend
Geldend vanaf 03-11-2013
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2014, L 305).
- Bronpublicatie:
15-10-2013, PbEU 2013, L 287 (uitgifte: 29-10-2013, regelingnummer: 1024/2013)
- Inwerkingtreding
03-11-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-10-2013, PbEU 2013, L 287 (uitgifte: 29-10-2013, regelingnummer: 1024/2013)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Tegen 4 mei 2014 maakt de ECB het in artikel 6, lid 7, bedoelde kader bekend.
2.
De ECB begint op 4 november 2014 aan de haar bij deze verordening opgedragen taken, overeenkomstig de in dit lid bepaalde uitvoeringsregeling en uitvoeringsmaatregelen.
Na 3 november 2013, maakt de ECB door middel van verordeningen en besluiten de gedetailleerde operationele regelingen voor de uitvoering van de haar bij deze verordening opgedragen taken bekend.
Vanaf 3 november 2013 doet de ECB ieder kwartaal aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Commissie een verslag over vooruitgang in de operationele uitvoering van deze verordening toekomen.
Indien op basis van de in de derde alinea van dit lid bedoelde verslagen en na bespreking ervan in het Europees Parlement en de raad, wordt aangetoond dat de ECB niet in staat zal zijn om op 4 november 2014 al haar taken volledig te vervullen, kan de ECB bij besluit een datum vaststellen die later valt dan de in de eerste alinea van dit lid bedoelde datum, om in de periode van overgang tussen nationaal en gemeenschappelijk toezicht continuïteit te waarborgen en om, afhankelijk van de beschikbaarheid van personeel, op passende wijze te voorzien in rapportageprocedures en in een regeling voor samenwerking met de nationale bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 6.
3.
Onverminderd de tweede alinea en de uitoefening van de haar bij deze verordening toegekende onderzoeksbevoegdheden, begint de ECB vanaf 3 november 2013 met de uitvoering van de haar bij deze verordening opgedragen taken, met uitzondering van de vaststelling van toezichtbesluiten ten aanzien van alle kredietinstellingen, financiële holdings of gemengde financiële holdings, zulks nadat een daartoe strekkend besluit is gericht tot de betrokken entiteiten en de betrokken nationale bevoegde autoriteiten.
Onverminderd de tweede alinea kan de ECB, indien het ESM de ECB unaniem verzoekt het rechtstreekse toezicht op een kredietinstelling, financiële holding of gemengde financiële holding over te nemen als voorwaarde voor de rechtstreekse herkapitalisatie daarvan, onmiddellijk beginnen met de uitvoering van de haar bij deze verordening opgedragen taken ten aanzien van die kredietinstelling, financiële holding of gemengde financiële holding, zulks nadat een daartoe strekkend besluit is gericht tot de betrokken entiteiten en de betrokken nationale bevoegde autoriteiten.
4.
Met het oog op het opnemen van haar taken, kan de ECB met ingang van 3 november 2013 van de nationale bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten en de in artikel 10, lid 1, bedoelde personen eisen om haar alle informatie te verstrekken die voor haar dienstig is om een uitgebreide beoordeling, inclusief een balansbeoordeling, van de kredietinstellingen van de deelnemende lidstaat te verrichten. De ECB verricht deze beoordeling ten minste voor de kredietinstellingen die niet onder artikel 6, lid 4, vallen. De kredietinstelling en de bevoegde autoriteit verstrekken de gevraagde informatie.
5.
Kredietinstellingen die op 3 november 2013 of, in voorkomend geval, op de in de leden 2 en 3 van dit artikel vermelde data beschikken over een door de deelnemende lidstaten afgegeven vergunning, worden geacht over een vergunning te beschikken overeenkomstig artikel 14 en mogen hun werkzaamheden verder uitoefenen. De nationale bevoegde autoriteiten doen de ECB vóór de datum waarop deze verordening van toepassing wordt of, in voorkomend geval, vóór de in de leden 2 en 3 van dit artikel vermelde data, de gegevens betreffende die kredietinstellingen toekomen, alsmede een verslag waarin de toezichtantecedenten en het risicoprofiel van de betrokken instellingen zijn vermeld, alsmede alle verdere door de ECB verlangde informatie. Deze informatie wordt in het door de ECB verlangde format ingediend.
6.
Niettegenstaande artikel 26, lid 7, worden tot 31 december 2015, de stemming met gekwalificeerde meerderheid en de stemming met gewone meerderheid tezamen toegepast voor de vaststelling van de in artikel 4, lid 3, bedoelde verordeningen.