Dat althans vermeldt het zich bij de stukken bevindende ‘PV Conservatoir Beslag”.
HR, 23-02-2016, nr. 14/05124
ECLI:NL:HR:2016:310
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23-02-2016
- Zaaknummer
14/05124
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:310, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑02‑2016; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:66, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2016:66, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑01‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:310, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2016-0121
Uitspraak 23‑02‑2016
Inhoudsindicatie
Beklag, conservatoir beslag. Artt. 94a en 552a Sv. HR herhaalt HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823 m.b.t. de beoordelingsmaatstaf. Gegronde klacht over toepassing van onjuiste maatstaf bij beoordeling van beklag, nl. die van art. 94 Sv.
Partij(en)
23 februari 2016
Strafkamer
nr. S 14/05124 B
AJ/AGE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 23 september 2014, nummer RK 14/2336, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klaagster] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot terugwijzing of verwijzing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de Rechtbank bij de beoordeling van het klaagschrift een onjuiste maatstaf heeft toegepast.
2.2.
De Rechtbank heeft het klaagschrift, dat strekt tot teruggave van een inbeslaggenomen personenauto, ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen:
"De rechtbank gaat bij de beoordeling van het onderhavige beklag uit van de navolgende feiten en omstandigheden:
1. onder klaagster is op 29 juli 2014 conservatoir in beslag genomen: een personenauto van het merk Audi type A4, kleur wit, kenteken [AA-00-BB];
2. klaagster heeft geen afstand gedaan van hetgeen in beslag is genomen.
(...)
Maatstaf bij de beoordeling van het onderhavige klaagschrift is of het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van hetgeen bij klager in beslag is genomen. Nu beslag is gelegd op de voet van artikel 94 Sv is daarbij in dit geval van belang of het voortduren van het beslag nodig is voor het aantonen van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De raadsman heeft aangevoerd dat de auto van het merk Audi ten onrechte door de officier van justitie wordt aangemerkt als eigendom van [betrokkene]. De auto staat weliswaar op naam van [betrokkene], maar is aanbetaald door klaagster en door haar worden ook de maandelijkse termijnen voldaan. Ook is zij de feitelijke gebruikster van de auto. Er moet daarom van worden uitgegaan dat klaagster de eigenaresse is van de auto. Het beslag mag daarom niet strekken tot voldoening van enige mogelijke toe te wijzen ontnemingsvordering in de zaak tegen [betrokkene].
De officier van justitie heeft als standpunt naar voren gebracht dat het beslag dient tot bewaring van het recht van verhaal van een op te leggen ontnemingsmaatregel van wederrechtelijk verkregen voordeel in het strafrechtelijk onderzoek met de naam Dusty. Jegens klaagster bestaat in dit onderzoek ook een verdenking van witwassen. Haar uitgavenpatroon strookt niet met haar legale inkomsten.
Hetgeen van de zijde van het openbaar ministerie is aangevoerd rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat het belang van strafvordering zich in dit geval verzet tegen de teruggave van de auto aan klaagster. De rechtbank is op grond van een marginale toets van oordeel dat jegens klaagster een reële verdenking bestaat in het onderzoek Dusty. Gelet op deze verdenking dient het beslag voort te duren voor het aantonen van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de strafzaak tegen klaagster als verdachte. Het klaagschrift zal daarom ongegrond worden verklaard.
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de raadsman, omdat dit verweer ziet op de situatie dat het beslag uitsluitend zou dienen tot verhaal van wederrechtelijk verkregen voordeel in de zaak tegen [betrokkene] als verdachte. Dat is gelet op het voorgaande niet het geval."
2.3.
Om de juiste beoordelingsmaatstaf te kunnen hanteren zal ten tijde van de behandeling in raadkamer duidelijk moeten zijn welke bepaling of bepalingen aan het beslag ten grondslag ligt of liggen.
Bij inbeslagneming op basis van art. 94 Sv staan centraal de waarheidsvinding, ook wat betreft het aantonen van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in art. 36e Sr, en het verwijderen uit het maatschappelijk verkeer van voorwerpen waarvan de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer kan worden bevolen.
Bij inbeslagneming met toepassing van art. 94a, eerste en tweede lid, Sv gaat het om een conservatoir beslag, waarmee in geval van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, beoogd wordt een verhaalsmogelijkheid zeker te stellen in verband met een later eventueel op te leggen geldboete of ontnemingsmaatregel (vgl. HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, rov. 2.7).
2.4.
De Rechtbank heeft vastgesteld, hetgeen in cassatie niet is bestreden, dat onder de klaagster conservatoir beslag - derhalve op de voet van art. 94a, eerste en tweede lid, Sv - is gelegd op een personenauto van het merk Audi, type A4, met kenteken [AA-00-BB]. Daarvan uitgaande had de Rechtbank dienen te onderzoeken a. of er ten tijde van zijn beslissing sprake was van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd en b. of zich niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen (vgl. HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, rov. 2.14).
2.5.
De Rechtbank, die heeft overwogen dat het beslag dient voort te duren voor het aantonen van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de strafzaak tegen de klaagster als verdachte, heeft evenwel de voor inbeslagneming met toepassing van art. 94 Sv geldende maatstaf aangelegd. De beslissing van de Rechtbank is daarom ondeugdelijk gemotiveerd.
2.6.
Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 februari 2016.
Conclusie 05‑01‑2016
Inhoudsindicatie
Beklag, conservatoir beslag. Artt. 94a en 552a Sv. HR herhaalt HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823 m.b.t. de beoordelingsmaatstaf. Gegronde klacht over toepassing van onjuiste maatstaf bij beoordeling van beklag, nl. die van art. 94 Sv.
Nr. 14/05124 B Zitting: 5 januari 2016 | Mr. Knigge Conclusie inzake: [klaagster] |
1. De Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft bij beschikking van 23 september 2014 het door klaagster ingediende klaagschrift exart. 552a Sv ongegrond verklaard.
2. Tegen deze beschikking is namens klaagster cassatieberoep ingesteld.
3. Namens klager heeft mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, een schriftuur houdende een middel van cassatie voorgesteld.
4. Verloop van de procedure
4.1.
Op 29 juli 2014 is ten laste van de partner van klaagster, [betrokkene], conservatoir beslag gelegd op een personenauto (Audi, type A4 met kenteken [AA-00-BB]).1.Het beslag is gelegd in een strafrechtelijk onderzoek (met de naam Dusty) naar de heer [betrokkene]. Klaagster is in dat onderzoek ook als verdachte (van witwassen) aangemerkt. De inbeslaggenomen auto staat op naam van de partner van klaagster, maar volgens klaagster behoort de auto aan haar toe.
4.2.
De openbare behandeling van het klaagschrift van klager vond plaats op 9 september 2014. Bij die behandeling was niet alleen klaagster aanwezig, maar ook haar partner (als belanghebbende in de zin van art. 552a Sv). Het proces-verbaal van die zitting vermeldt, voor zover relevant, het volgende:
“De raadsman voert het woord – zakelijk weergegeven – als volgt.
Bij de rechtbank loopt een strafzaak tegen de partner van klaagster, [betrokkene], onder de onderzoeksnaam Dusty. Op 6 november 2014 zal in deze zaak een regiezitting plaatsvinden. De inhoudelijke behandeling laat nog langer op zich worden, hetgeen betekent dat op korte termijn geen beslissing zal volgen ten aanzien van het beslag. Klaagster heeft er spoedeisend belang bij dat zij al eerder over de auto kan beschikken. Om die reden heb ik namens haar het onderhavige klaagschrift ingediend, strekkende tot teruggave van de auto. De auto van het merk Audi wordt ten onrechte door de officier van justitie aangemerkt als eigendom van [betrokkene]. De auto staat weliswaar op naam van [betrokkene], maar is aanbetaald door klaagster. Door haar worden ook de maandelijkse termijnen voldaan. Bovendien is zij de feitelijke gebruikster van de auto. Er moet daarom van worden uitgegaan dat klaagster de eigenaresse is van de auto. Het beslag mag daarom niet strekken tot voldoening van enige mogelijke toe te wijzen ontnemingsvordering in de zaak tegen [betrokkene].
De officier van justitie voert het woord – zakelijk weergegeven - als volgt.
Ik stel mij op het standpunt dat het beslag dient tot bewaring van het recht van verhaal van een op te leggen ontnemingsmaatregel van wederrechtelijk verkregen voordeel in het strafrechtelijk onderzoek met de naam Dusty. Jegens klaagster bestaat in dit onderzoek ook een verdenking van witwassen. Haar uitgavenpatroon strookt niet met haar legale inkomsten. Voor wat betreft de bepaling van de eigenaar van de auto wil ik nog opmerken dat Van Doorn op pagina 4 van het dossier uitdrukkelijk verklaart dat de auto van [betrokkene] is.
De belanghebbende [betrokkene] voert het woord – zakelijk weergegeven – als volgt. Ik vind dat de auto moet worden teruggegeven aan mevrouw Van Doorn. De auto is van haar. Ik heb een lease auto.”
4.3.
De Rechtbank heeft het beklag, als gezegd, ongegrond verklaard. In de bestreden beschikking stelde de Rechtbank het volgende voorop:
“1. onder klaagster is op 29 juli 2014 conservatoir in beslag genomen: een personenauto van het merk Audi type A4, kleur wit, kenteken [AA-00-BB];
2. klaagster heeft geen afstand gedaan van hetgeen in beslag is genomen.
Op grond van het proces-verbaal conservatoir beslag moet [betrokkene] als belanghebbende worden aangemerkt in de zin van artikel 552a Sv, omdat de in beslag genomen auto op zijn naam staat. [betrokkene] is op de hoogte gebracht van het onderhavige klaagschrift en is ook bij de behandeling in raadkamer verschenen. [betrokkene] heeft in raadkamer gezegd dat hij instemt met de teruggave van de auto aan klaagster.”
Vervolgens overwoog de Rechtbank ten aanzien van het klaagschrift van klaagster:
“Maatstaf bij de beoordeling van het onderhavige klaagschrift is of het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van hetgeen bij klager in beslag is genomen. Nu beslag is gelegd op de voet van artikel 94 Sv is daarbij in dit geval van belang of het voortduren van het beslag nodig is voor het aantonen van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De raadsman heeft aangevoerd dat de auto van het merk Audi ten onrechte door de officier van justitie wordt aangemerkt als eigendom van [betrokkene]. De auto staat weliswaar op naam van [betrokkene], maar is aanbetaald door klaagster en door haar worden ook de maandelijkse termijnen voldaan. Ook is zij de feitelijke gebruikster van de auto. Er moet daarom van worden uitgegaan dat klaagster de eigenaresse is van de auto. Het beslag mag daarom niet strekken tot voldoening van enige mogelijke toe te wijzen ontnemingsvordering in de zaak tegen [betrokkene].
De officier van justitie heeft als standpunt naar voren gebracht dat het beslag dient tot bewaring van het recht van verhaal van een op te leggen ontnemingsmaatregel van wederrechtelijk verkregen voordeel in het strafrechtelijk onderzoek met de naam Dusty. Jegens klaagster bestaat in dit onderzoek ook een verdenking van witwassen. Haar uitgavenpatroon strookt niet met haar legale inkomsten.
Hetgeen van de zijde van het openbaar ministerie is aangevoerd rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat het belang van strafvordering zich in dit geval verzet tegen de teruggave van de auto aan klaagster. De rechtbank is op grond van een marginale toets van oordeel dat jegens klaagster een reële verdenking bestaat in het onderzoek Dusty. Gelet op deze verdenking dient het beslag voort te duren voor het aantonen van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de strafzaak tegen klaagster als verdachte. Het klaagschrift zal daarom ongegrond worden verklaard.
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de raadsman, omdat dit verweer ziet op de situatie dat het beslag uitsluitend zou dienen tot verhaal van wederrechtelijk verkregen voordeel in de zaak tegen [betrokkene] als verdachte. Dat is gelet op het voorgaande niet het geval.”
5. Het middel
5.1.
Het middel is gericht tegen de ongegrondverklaring van het beklag. Betoogd wordt dat de Rechtbank bij de beoordeling van het beklag de verkeerde maatstaf heeft toegepast.
5.2.
Uit de bestreden beschikking kan worden opgemaakt dat op de auto conservatoir beslag ex art. 94a Sv rust. Dat blijkt overigens ook uit de formele stukken betreffende het beslag die - als onderdeel van het dossier - aan de Hoge Raad zijn gezonden.
5.3.
Bij de beoordeling van een klaagschrift van de beslagene gericht tegen een beslag als bedoeld in art. 94a, eerste of tweede lid, Sv dient de rechter te onderzoeken a. of er ten tijde van zijn beslissing sprake was van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd en b. of zich niet het geval voordoet dat hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.
5.4.
Als het klaagschrift is ingediend door een derde die stelt eigenaar te zijn, dient de rechter als maatstaf aan te leggen of zich het geval voordoet dat buiten redelijke twijfel is dat de klager als eigenaar van het voorwerp moet worden aangemerkt en daarvan in zijn beslissing blijk te geven. Indien de klager als eigenaar wordt aangemerkt, zal de rechter tevens moeten onderzoeken en daarvan blijk moeten geven of zich de situatie van art. 94a, derde of vierde lid, Sv voordoet.2.
5.5.
Ik keer terug naar de bestreden beschikking. Nadat de Rechtbank daarin – terecht – voorop had gesteld dat de Audi conservatoir in beslag was genomen, overwoog de Rechtbank vervolgens dat het klaagschrift aan de hand van het klassiek-beslag-criterium (art. 94 Sv) moest worden beoordeeld. Een vergissing of verschrijving was dit kennelijk niet, nu de Rechtbank het beklag vervolgens expliciet heeft getoetst aan de hand van de maatstaven die gelden bij een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag. Volgens de Rechtbank verzet het belang van strafvordering zich tegen teruggave van de auto aan klaagster. De redenering die hieraan ten grondslag ligt is dat in het strafrechtelijk onderzoek Dusty niet alleen de partner van klaagster als verdachte wordt aangemerkt maar ook klaagster zelf. Gelet op dat laatste is - aldus de Rechtbank - het voortduren van het beslag nodig voor het aantonen van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de strafzaak tegen klaagster als verdachte.
5.6.
Nu sprake is van conservatoir beslag en klaagster aangemerkt lijkt te moeten worden als een ‘derde’ (aangezien niet blijkt dat het conservatoir beslag ook is gelegd in de zaak die mogelijk tegen haar wordt aangespannen), had de Rechtbank moeten toetsen aan het hiervoor onder 5.4 vermelde criterium. In elk geval is de Rechtbank haar boekje te buiten gegaan door te toetsen aan de criteria die gelden voor een beslag waarvan in casu geen sprake is.
5.7.
Het middel is dus terecht voorgesteld.
6. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden beschikking ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
7. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot terugwijzing of verwijzing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 05‑01‑2016
HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010, 654, rov. 2.14 en 2.15.