Einde inhoudsopgave
Waterschapswet
Artikel 120 [Kostentoedeling watersysteemheffing]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2017
- Bronpublicatie:
02-11-2016, Stb. 2016, 431 (uitgifte: 23-11-2016, kamerstukken: 34436)
- Inwerkingtreding
01-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2016, Stb. 2016, 521 (uitgifte: 20-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden / Waterschapsbelastingen
Staatsrecht / Decentralisatie
1.
Het algemeen bestuur stelt ten behoeve van de in artikel 117 bedoelde heffing een verordening vast, waarin voor elk van de categorieën van heffingplichtigen de toedeling van het kostendeel is opgenomen. Bij die verordening kan worden bepaald dat kosten van heffing en invordering van de watersysteemheffing en kosten van de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur rechtstreeks worden toegerekend aan de betrokken categorieën van heffingplichtigen.
2.
De toedeling van het kostendeel voor de categorie, bedoeld in artikel 117, onderdeel a, wordt bepaald aan de hand van de gemiddelde inwonerdichtheid per vierkante kilometer in het gebied van het waterschap. Het door het waterschap bij verordening, als bedoeld onder het eerste lid, te bepalen kostenaandeel bedraagt:
- a.
minimaal 20% en maximaal 30% wanneer het aantal inwoners per vierkante kilometer niet meer bedraagt dan 500;
- b.
minimaal 31% en maximaal 40% wanneer het aantal inwoners per vierkante kilometer meer bedraagt dan 500, maar niet meer dan 1000;
- c.
minimaal 41% en maximaal 50% wanneer het aantal inwoners per vierkante kilometer meer bedraagt dan 1000.
3.
Het algemeen bestuur kan de in het tweede lid genoemde maximale percentages verhogen tot 40, onderscheidenlijk 50 en 60 %.
4.
De toedeling van het kostendeel voor de categorieën, bedoeld in artikel 117, onderdelen b tot en met d, wordt bepaald op basis van de waarde van de onroerende zaken in het economische verkeer. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden hiertoe nadere regels gesteld.
5.
De in het eerste lid bedoelde verordening wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren herzien.