NJ 1955/261
Ontkenning wettigheid kind. Positie van de moeder in het geding. Hoger beroep; exceptio plurium litis consortium.
HR 25-02-1955, ECLI:NL:HR:1955:17, m.nt. Mr. L. E. H. Rutten
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
25 februari 1955
- Magistraten
Mrs. Donner, van der Meulen, Losecaat Vermeer, Smits en Boltjes
- Zaaknummer
[251955/NJ_1955-261]
- Conclusie
Mr. Loeff
- Noot
Mr. L. E. H. Rutten
- JCDI
JCDI:ADS135669:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1955:17, Uitspraak, Hoge Raad, 25‑02‑1955
- Wetingang
(BW art. 315, 1957; Rv art. 332.)
Essentie
Ontkenning wettigheid kind. Positie van de moeder in het geding. Hoger beroep; exceptio plurium litis consortium.
Samenvatting
De in het geding tot ontkenning van de wettigheid van haar kind opgeroepen moeder kan als zelfstandige partij de verweren voeren, die zij nodig acht, waarbij zij niet afhankelijk is van de houding, welke de bijz. voogd aanneemt; aan haar verweren moet rechtsgevolg worden toegekend mede t. o. v. den bijzonderen voogd, ook al heeft deze die verweren niet mede gevoerd.
De moeder kan, bij toewijzing van den eis, in hoger beroep gaan en behoeft alsdan den bijz. voogd niet mede ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.