NJ 1926, p. 1055
HR, 14-06-1926
HR 14-06-1926, ECLI:NL:HR:1926:266, m.nt. Mr. L. Ch. Besier
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14 juni 1926
- Magistraten
Mrs. Hesse, Segers, Ort, Taverne en Kirberger
- Zaaknummer
[14061926/NJ_1926,_p._1055]
- Conclusie
Mr. Noyon
- Noot
Mr. L. Ch. Besier
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS121741:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1926:266, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑06‑1926
- Wetingang
(Sv art. 510.)
Samenvatting
Het verzoek tot aanwijzing van een gerecht kan krachtens art. 510 Sv. eerst dan worden gedaan, indien reeds aanvankelijk is beslist, dat grond tot vervolging en berechting van den rechterlijken ambtenaar, wegens een door hem gepleegd strafbaar feit, bestaat.
Uitspraak
[p. 1055 ►]
Conclusie van den Procureur-Generaal Mr. Noyon.
De Procureur-Generaal;
Gezien vorenstaand verzoekschrift 1 en de daarbij overgelegde klacht tegen Mr W. J. H., rechter in de Arr.-Rechtbank te Tiel, wegens onwettige vrijheidsberooving ten aanzien van J. B., commissaris van politie te Culemborg en beleediging van dezen, de eerste gepleegd op 8 April 1926 door onrechtmatig ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.