Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2009/110/EG betreffende toegang tot, uitoefening van en prudentieel toezicht op werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld
Artikel 3 Algemene prudentiële bepalingen
Geldend
Geldend vanaf 12-01-2016
- Bronpublicatie:
25-11-2015, PbEU 2015, L 337 (uitgifte: 23-12-2015, regelingnummer: 2015/2366)
- Inwerkingtreding
12-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2015, PbEU 2015, L 337 (uitgifte: 23-12-2015, regelingnummer: 2015/2366)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
1.
Onverminderd deze richtlijn, zijn artikel 5, de artikelen 11 tot en met 17, artikel 19, leden 5 en 6, en de artikelen 20 tot en met 31 van Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad (1), met inbegrip van de krachtens artikel 15, lid 4, artikel 28, lid 5, en artikel 29, lid 7, daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen, van overeenkomstige toepassing op instellingen voor elektronisch geld.
2.
Instellingen voor elektronisch geld lichten de bevoegde autoriteiten op voorhand in over elke substantiële wijziging in de maatregelen die worden genomen voor de bescherming van geldmiddelen die zijn ontvangen in ruil voor elektronisch geld dat is uitgegeven.
3.
Elke natuurlijke of rechtspersoon die een beslissing heeft genomen om direct of indirect een gekwalificeerde deelneming, als bedoeld in artikel 4, punt 11, van Richtlijn 2006/48/EG, in een instelling voor elektronisch geld te verwerven of vervreemden, of om direct of indirect een dergelijke gekwalificeerde deelneming te vergroten of te verminderen, waardoor het percentage van het door hem gehouden kapitaal of de door hem gehouden stemrechten 20 %, 30 % of 50 % zou bereiken, onderschrijden of overschrijden, of waardoor de instelling voor elektronisch geld een dochteronderneming zou worden of niet langer een dochteronderneming zou zijn, brengt de bevoegde autoriteiten op de hoogte van zijn intentie, alvorens deze verwerving, vervreemding, verhoging of verlaging plaatsvindt.
De kandidaat-verwerver verstrekt de bevoegde autoriteiten informatie over de grootte van de voorgenomen deelneming en de relevante informatie bedoeld in artikel 19 bis, lid 4, van Richtlijn 2006/48/EG.
Indien de door de in de tweede alinea bedoelde personen uitgeoefende invloed een prudente en gezonde bedrijfsvoering van de instelling zou kunnen belemmeren, maken de bevoegde autoriteiten hun bezwaren hiertegen kenbaar of nemen ze andere passende maatregelen om aan deze toestand een einde te maken. Die maatregelen kunnen bindende aanwijzingen, sancties tegen bestuurders of managers of de schorsing van de uitoefening van de stemrechten die verbonden zijn aan de aandelen welke door de betrokken aandeelhouders of vennoten worden gehouden, omvatten.
Soortgelijke maatregelen zijn van toepassing op natuurlijke of rechtspersonen die de in dit lid bedoelde verplichting inzake voorafgaande kennisgeving niet naleven.
Wanneer een deelneming wordt verworven ondanks bezwaar van de bevoegde autoriteiten, bepalen deze autoriteiten, onverminderd andere te treffen sancties, dat de uitoefening van de stemrechten van de verkrijger wordt geschorst of dat de uitgebrachte stemmen nietig zijn of nietig verklaard kunnen worden.
De lidstaten mogen instellingen voor elektronisch geld die één of meer activiteiten opgenomen in artikel 6, lid 1, onder e), verrichten, geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de in dit lid bedoelde verplichtingen, of toestaan dat hun bevoegde autoriteiten zulke ontheffing verlenen.
4.
De lidstaten staan toe dat instellingen voor elektronisch geld via natuurlijke personen of rechtspersonen die namens hen optreden elektronisch geld overmaken en terugbetalen. Indien de instelling voor elektronisch geld elektronisch geld overmaakt in een andere lidstaat door een beroep te doen op een dergelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon, zijn de artikelen 27 tot en met 31, met uitzondering van artikel 29, leden 4 en 5, van Richtlijn (EU) 2015/2366, met inbegrip van de krachtens artikel 28, lid 5, en artikel 29, lid 7, daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen, van overeenkomstige toepassing op deze instelling voor elektronisch geld.
5.
Onverminderd lid 4 van dit artikel, geven de instellingen voor elektronisch geld geen elektronisch geld uit via agenten. instellingen voor elektronisch geld mogen via agenten betalingsdiensten aanbieden als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder a), van deze richtlijn onder de voorwaarden van artikel 19 van Richtlijn (EU) 2015/2366.
Voetnoten
Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt en tot wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG, 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en tot intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35).