Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering
Artikel 58
Geldend
Geldend van 09-07-2018 tot 10-07-2027
- Bronpublicatie:
30-05-2018, PbEU 2018, L 156 (uitgifte: 19-06-2018, regelingnummer: 2018/843)
- Inwerkingtreding
09-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-05-2018, PbEU 2018, L 156 (uitgifte: 19-06-2018, regelingnummer: 2018/843)
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Belastingadviseur
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De lidstaten zorgen ervoor dat de meldingsplichtige entiteiten voor inbreuken op de ter omzetting van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen aansprakelijk kunnen worden gesteld overeenkomstig dit artikel en de artikelen 59 tot en met 61. De desbetreffende sancties en maatregelen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.
2.
Onverminderd het recht van de lidstaten om strafrechtelijke sancties vast te stellen en op te leggen, stellen de lidstaten regels met betrekking tot administratieve sancties en maatregelen vast en zorgen zij ervoor dat hun bevoegde autoriteiten die sancties en maatregelen kunnen opleggen voor inbreuken op de nationale bepalingen ter omzetting van deze richtlijn, en zorgen zij ervoor dat deze worden toegepast.
De lidstaten kunnen besluiten met betrekking tot inbreuken waarop krachtens hun nationale recht reeds strafrechtelijke sancties staan, geen regels voor administratieve sancties of maatregelen vast te stellen. In dat geval stellen zij de Commissie in kennis van de desbetreffende strafrechtelijke bepalingen.
De lidstaten zorgen er ook voor dat wanneer hun bevoegde autoriteiten inbreuken vaststellen waarop strafrechtelijke sancties staan, zij de rechtshandhavingsautoriteiten daarvan tijdig in kennis stellen.
3.
De lidstaten zorgen ervoor dat indien er in het geval van een inbreuk op de nationale bepalingen ter omzetting van deze richtlijn verplichtingen voor rechtspersonen gelden, sancties en maatregelen kunnen worden toegepast op de leden van het leidinggevend orgaan en op andere natuurlijke personen die op grond van het nationale recht verantwoordelijk zijn voor de inbreuk.
4.
De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten alle toezichts- en onderzoeksbevoegdheden hebben die nodig zijn voor de uitoefening van hun taken.
5.
De bevoegde autoriteiten oefenen hun bevoegdheid tot het opleggen van administratieve sancties en maatregelen uit in overeenstemming met deze richtlijn en het nationaal recht, op een van de volgende wijzen:
- a)
rechtstreeks;
- b)
in samenwerking met andere autoriteiten;
- c)
onder hun verantwoordelijkheid door middel van delegatie aan die andere autoriteiten;
- d)
door middel van een verzoek aan de bevoegde rechterlijke instanties.
Bij de uitoefening van hun bevoegdheid om administratieve sancties en maatregelen op te leggen, werken de bevoegde autoriteiten nauw samen teneinde ervoor te zorgen dat die administratieve sancties of maatregelen het gewenste resultaat opleveren, en om hun optreden te coördineren wanneer het om grensoverschrijdende zaken gaat.