RvdW 2020/691
IPR. Arbeidsrecht. Beëindiging arbeidsovereenkomst tussen Turkse vliegmaatschappij en Nederlandse copiloot; Nederland gewone werkland; heeft arbeidsovereenkomst kennelijk nauwere band met Turkije? Art. 8 lid 4 Verordening Rome I.
HR 29-05-2020, ECLI:NL:HR:2020:958
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
29 mei 2020
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, M.V. Polak, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
19/02152
- Conclusie
A-G mr. B.J. Drijber
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Conflictenrecht
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:958, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 29‑05‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1467, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑12‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑01‑2019
- Wetingang
Art. 8 lid 4 Verordening (EG) 593/2008
Essentie
IPR. Arbeidsrecht. Beëindiging arbeidsovereenkomst tussen Turkse vliegmaatschappij en Nederlandse copiloot; Nederland gewone werkland; heeft arbeidsovereenkomst kennelijk nauwere band met Turkije? Art. 8 lid 4 Verordening Rome I.
Samenvatting
De vraag welk recht van toepassing is op een na 17 december 2009 gesloten individuele arbeidsovereenkomst met een grensoverschrijdend karakter, moet worden beantwoord aan de hand van de Verordening Rome I. Onbestreden is dat partijen in de arbeidsovereenkomst hebben gekozen voor Turks recht (in de zin van art. 8 lid 1 in verbinding met art. 3 Verordening Rome I) en dat Nederland ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.