HR, 19-06-2020, nr. 19/00077
ECLI:NL:HR:2020:1066
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-06-2020
- Zaaknummer
19/00077
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2020:1066, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑06‑2020; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHDHA:2018:3478
Uitspraak 19‑06‑2020
Inhoudsindicatie
HR er verklaart het beroep in cassatie n-o.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/00077
Datum 19 juni 2020
ARREST
op het door [A] B.V. te [Q] ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 27 november 2018, nr. BK-18/00403, betreffende een ten aanzien van [X] gegeven beslissing op een verzoek om teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen.
1. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
1.1
Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens [X] te [Z] .
1.2
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift verzocht een stuk over te leggen waaruit blijkt dat hij van [X] volmacht heeft tot het indienen van het beroepschrift in cassatie, dan wel een verklaring van [X] over te leggen waaruit blijkt dat deze instemt met het instellen van het beroep in cassatie. De indiener van het beroepschrift heeft daarop een machtiging van [X] , gedagtekend 25 november 2016, overgelegd. Volgens deze machtiging is hij gemachtigd:
“hem/haar te vertegenwoordigen bij het instellen, behandelen en eventueel intrekken, dan wel het verzet in de bezwaar, beroeps- en hoger beroepsprocedures ter zake van de voldoening van belasting op aangifte BPM alsmede voor de opgelegde naheffingsaanslagen BPM.”
1.3
Deze machtiging omvat niet de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie. Daarom gaat de Hoge Raad ervan uit dat de indiener van het beroepschrift daartoe niet bevoegd was, en zal de Hoge Raad het beroep in cassatie op die grond niet-ontvankelijk verklaren.
2. Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2020.