Hof Amsterdam, 09-12-2014, nr. 200.109.035/01
ECLI:NL:GHAMS:2014:5212
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
09-12-2014
- Zaaknummer
200.109.035/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2014:5212, Uitspraak, Hof Amsterdam, 09‑12‑2014; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:1928, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:GHAMS:2014:287, Uitspraak, Hof Amsterdam, 04‑02‑2014; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:1928, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:GHAMS:2013:5273, Uitspraak, Hof Amsterdam, 16‑04‑2013
Uitspraak 09‑12‑2014
Inhoudsindicatie
Met betrekking tot de ontvankelijkheid: de betekening van een verstekvonnis aan de receptioniste op het adres Stationsplein 50 te Apeldoorn, kan niet als een betekening in persoon van de Ontvanger worden aangemerkt. Dit leidt tot het oordeel dat tijdig verzet is ingesteld tegen het verstekvonnis. Ten gronde: een algemeen invorderingsverbod aan de Ontvanger is te ruim om te worden toegewezen.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.109.035/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 505152/HA ZA 11-2793
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 9 december 2014
inzake
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST CENTRALE ADMINISTRATIE,
kantoorhoudende te Apeldoorn,
appellant,
advocaat: mr. H.M. ten Haaft te Amsterdam,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CONTINENTAL AUTOMATEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
1. Het verdere verloop van de procedure
Partijen worden hierna wederom de Ontvanger en Continental genoemd.
In het tussenarrest van 4 februari 2014 heeft het hof de zaak verwezen naar de rol, voor het nemen van een akte door partijen.
Hierna heeft de Ontvanger een akte genomen, waarna Continental een antwoord-akte heeft genomen.
Vervolgens hebben partijen wederom arrest gevraagd.
2. De verdere beoordeling
2.1
In het tussenarrest van 4 februari 2014 heeft het hof geoordeeld dat de Ontvanger tijdig verzet heeft ingesteld tegen het verstekvonnis, hetgeen meebrengt dat de rechtbank in het bestreden vonnis de Ontvanger ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzet. Voorts heeft het hof overwogen dat thans moet worden beoordeeld of de rechtbank terecht een invorderingsverbod aan de Ontvanger heeft opgelegd. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om een akte te nemen, waarin zij hun standpunt daarover nog nader konden toelichten.
2.3
In haar antwoord-akte heeft Continental het hof verzocht terug te komen van de beslissingen in zijn eerdere tussenarrest. Zij voert daartoe aan dat het hof ten onrechte haar bewijsaanbod heeft gepasseerd, met name het aanbod om te bewijzen dat de receptioniste, mevrouw [X] of mevrouw [Y], 'aangewezen' waren om namens de Ontvanger stukken in ontvangst te nemen. De verklaring van Duighuisen was volgens Continental onduidelijk en mogelijk tegenstrijdig. Volgens Continental is door de ontvangst van het betekende stuk door de receptioniste al sprake van een daad van bekendheid van de Ontvanger; daarop is het hof niet ingegaan.
Continental heeft een verzoek voorlopig getuigenverhoor ingediend om alsnog getuigen te kunnen horen.
2.4
Het hof overweegt het volgende.
In haar memorie van antwoord heeft Continental bewijs aangeboden van de volgende feiten:a. wat de functie en opdracht van de receptioniste is aan de balie van de Belastingdienst Apeldoorn aan het Stationsplein 50 in de periode van de betekening;
b. wat de receptioniste geacht wordt te doen als zij exploten in ontvangst neemt;
c. hoe is het in zijn algemeenheid gesteld bij de Belastingdienstkantoren met betrekking tot het betekenen van exploten.
Daarop heeft het hof in het tussenarrest overwogen dat het van de zijde van Continental wenst te vernemen onder meer op grond waarvan zij, althans de door haar ingeschakelde deurwaarder meende dat betekening aan de receptioniste kon worden aangemerkt als een betekening aan de Ontvanger in persoon. Met het oog daarop heeft het hof overwogen dat het van belang is dat de deurwaarder ter comparitie aanwezig is. De deurwaarder is echter niet ter comparitie verschenen en van de zijde van Continental is geen verder standpunt ingenomen ten aanzien van de onder a t/m c genoemde punten. Met name heeft Continental niet gemotiveerd gesteld dat de receptioniste bevoegd was om stukken/exploten in ontvangst te nemen. Ook heeft Continental geen nadere schriftelijke verklaring van de deurwaarder in het geding gebracht waaruit blijkt op grond waarvan hij meende dat de betekening aan de receptioniste kon worden aangemerkt als een betekening aan de Ontvanger in persoon.Onder deze omstandigheden, mede in aanmerking genomen de uitvoerige verklaring die door Duighuisen ter comparitie is aangevoerd, achtte het hof het bewijsaanbod van Continental niet specifiek genoeg om het - na de comparitie - alsnog te honoreren.
Het hof ziet dan ook geen aanleiding en acht het in strijd met de goede procesorde om de discussie over het tijdig instellen van het verzet - waarover het hof op 4 februari 2014 reeds een bindende eindbeslissing heeft genomen - weer open te breken door alsnog een getuigenverhoor te gelasten. Het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor is door het hof afgewezen in een uitspraak van 22 juli 2014, zo is het hof ambtshalve bekend.Ook overigens ziet het hof geen aanleiding om terug te komen op hetgeen beslist is in zijn arrest van 4 februari 2014.
2.5
De Ontvanger heeft zich op het standpunt gesteld dat het door Continental gevorderde algemene invorderingsverbod voor kansspelbelasting en omzetbelasting te algemeen geformuleerd is en daardoor onvoldoende bepaald om te kunnen worden toegewezen. Het wettelijke systeem van invordering van belastingschuld houdt in dat belastingaanslagen kunnen worden ingevorderd, ook als nog niet onherroepelijk vaststaat dat deze materiaal verschuldigd zijn. Een belastingplichtige kan desgewenst tegen een concreet dwangbevel in verzet komen.
Voor zover Continental verwijst naar een regel dat bij bezwaar of beroep tegen een belastingaanslag ongeclausuleerd uitstel van betaling wordt verleend, stelt de Ontvanger dat dit de facto alleen geldt voor situaties waarin géén sprake is van een steeds oplopende (hoge) schuld (zoals hier het geval is: volgens de Ontvanger maandelijks oplopend met € 65.000,--, resulterend t/m september 2013 in een schuld van € 3.467.452,--) en waarin de toekomstige fiscale verplichtingen door de betrokkene wel worden nagekomen. De Ontvanger verwijst in dit verband naar de Leidraad Invordering onder 25.2.3, 25.2.5, 25.1.13 en 25.6.2. Onder 25.6.1 van de Leidraad is bovendien nog bepaald dat een betalingsregeling voor ondernemers een zo kort mogelijke periode moet beslaan en in ieder geval de looptijd van 12 maanden niet te boven mag gaan. De 'toezegging' van de Staatssecretaris, waarop Continental zich beroept, zag derhalve op een geheel andere categorie van belastingplichtigen.
Voorts stelt de Ontvanger dat voor zover Continental de materiële verschuldigdheid van de belastingschuld ter discussie wil stellen, zij in een fiscaal kort geding een voorlopige voorziening kan vragen. De civiele rechter heeft in dezen geen bevoegdheid. Continental heeft tegen alle naheffingsaanslagen bezwaar en beroep ingesteld. Het hof Amsterdam heeft in twee fiscale proefprocedures op 19 juli 2012 uitspraak gedaan. Tegen dit arrest is cassatie ingesteld. Binnenkort wordt arrest verwacht. Naar verwachting wordt geoordeeld dat van exploitanten als Continental kansspelbelasting mag worden geheven, overeenkomstig de geldende regeling; hooguit kan blijken dat nog moet worden onderzocht of dit in haar geval leidt tot een 'individual and excessive burden'.
2.6
Continental heeft het volgende aangevoerd.
Per 1 juli 2008 is een nieuw systeem van heffing van kansspelbelasting ingevoerd. Hierbij is voor de belastinggrondslag van kansspelbelasting een ander, voor de ondernemer veel ongunstiger berekeningsmethode toegepast, waardoor de belastingdruk veel hoger uitkomt. Daarnaast kan de aan Continental in rekening gebrachte omzetbelasting niet meer worden afgetrokken en vindt er een btw-herziening plaats op gedane investeringen. Bovendien bestaat de mogelijkheid van cumulatie van niet aftrekbare omzetbelasting en is ook kansspelbelasting verschuldigd over niet door exploitanten zelf behaalde 'omzet'. Dit alles maakt dat deze wetgeving zeer verliesgevend uitpakt voor de branche, temeer nu een deugdelijk overgangsregime ontbrak. De nieuwe wetgeving is snel en overhaast ingevoerd; volgens Continental is zij in strijd met art. 1, Eerste Protocol EVRM. Het hof Amsterdam heeft haar in zijn uitspraak van 19 juli 2012 in die opvatting gevolgd.Continental heeft tegen alle aanslagen kansspelbelasting bezwaar gemaakt en heeft tevens verzocht om uitstel van betaling voor het volledig openstaande bedrag. Dit heeft de Ontvanger niet willen verlenen. Het automatisch systeem van de Ontvanger blijft dwangbevelen verzenden. Om aan deze 'terreur' een einde te maken, heeft Continental de verzetdagvaardingen doen uitbrengen, waarin niet alleen is gevorderd het bewuste dwangbevel buiten effect te stellen, maar ook om de Ontvanger een algemeen verbod tot invordering op te leggen. Dit heeft geresulteerd in het verstekvonnis van 25 mei 2011.Volgens Continental kan zo'n algemeen invorderingsverbod op zich zelf worden gevorderd in een verzetprocedure ex art. 17 Invorderingswet en is het verbod ook niet te algemeen om te worden toegewezen. Anders dan de Ontvanger stelt is geen sprake van een uitzondering op het ongeclausuleerde uitstelbeleid in geval van 'repeterende' aanslagen. Dit blijkt ook nergens uit. Continental stelt dat volgens eigen uitlatingen van de Staatssecretaris in 99% van de gevallen uitstel van betaling wordt verleend indien de aanslag wordt betwist. De Staatssecretaris heeft dit gezegd in relatie tot het vanaf 1 januari 2013 bestaande recht op een rentevergoeding indien een belastingplichtige een procedure wint en de aanslag reeds heeft betaald; die aanspraak bestaat slechts bij een niet vrijwillige betaling.
2.7
Het hof volgt het standpunt van de Ontvanger, dat het gevorderde algemene invorderingsverbod te ruim is om te kunnen worden toegewezen. Het verbod ziet immers op álle 'maatregelen die strekken tot invordering van kansspelbelasting en omzetbelasting zolang de materiële verschuldigdheid ervan niet onherroepelijk is komen vast te staan'. Een zodanig algemeen geformuleerd invorderingsverbod leent zich niet voor toewijzing. Wat het beleid is van de Ontvanger ter zake van het verlenen van uitstel van betaling bij een aanhangige procedure c.q. of dit beleid in het onderhavig geval had moeten leiden tot uitstel van betaling, kan daarbij buiten beschouwing blijven, ook omdat Continental niet heeft gevorderd dat het besluit van de Staatssecretaris om in het onderhavige geval geen uitstel te verlenen onrechtmatig is.Het gevorderde invorderingsverbod zal derhalve te worden afgewezen, hetgeen leidt tot vernietiging van het bestreden verstekvonnis.
2.8
In zoverre slagen de grieven. Continental zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep.
3. Beslissing
Het hof:
vernietigt de vonnissen van de rechtbank Amsterdam van 21 maart 2012 en 25 mei 2011, zowel wat betreft het incident als de hoofdzaak;
en opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van Continental alsnog af;
veroordeelt Continental in de kosten van de procedure in hoger beroep en begroot die aan de zijde van de Ontvanger tot op heden op € 681,00 aan verschotten en € 2.235,00 voor salaris;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.H. de Bock, J.H. Huijzer en J.C. Toorman en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2014.
Uitspraak 04‑02‑2014
Inhoudsindicatie
Vervolg van tussenarrest 16 april 2013. Verstekvonnis is niet in persoon aan de ontvanger betekend. Gelegenheid voor de partijen tot nader schriftelijk debat.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.109.035/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 505152/HA ZA 11-2793
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 4 februari 2014
inzake
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST CENTRALE ADMINISTRATIE,
kantoorhoudende te Apeldoorn,
appellant,
advocaat: mr. H.M. ten Haaft te Amsterdam,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CONTINENTAL AUTOMATEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
1. Het verdere verloop van de procedure
Partijen worden hierna wederom de Ontvanger en Continental BV genoemd.
In het tussenarrest van 16 april 2013 heeft het hof een comparitie van partijen gelast teneinde het hof voor te lichten over de in r.o. 3.7 van het tussenarrest genoemde punten.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2013, gelijktijdig met een comparitie in de verwante zaken met nummers 200.109.036/01 en 200.109.037/01.
Voorafgaand aan de comparitie is van de zijde van Continental BV een akte houdende inbreng producties in het geding gebracht. Voorts heeft Continental BV nog een e-mail van deurwaarder Hamer aan het hof doen toekomen.
Ter comparitie zijn verschenen namens de Ontvanger [X],
directeur van de Belastingdienst/Centrale Administratie en mr. H.M. ten Haaft voornoemd, en namens Continental BV mr. B. Jongmans, advocaat te Halfweg, en mr. Y.E.J. Geradts, advocaat te Amsterdam. Door mr. Ten Haaft zijn schriftelijke notities voorgedragen.
Partijen hebben inlichtingen verschaft. Vervolgens hebben zij wederom arrest gevraagd.
2. De verdere beoordeling
2.1
Ter zitting is door [X] het volgende verklaard.
Tot 1 september 2012 was hij directeur van de Centrale Administratie van de Belastingdienst. In die functie hield hij kantoor bij de Belastingdienst in Apeldoorn aan het Stationsplein 50. Hij was daar vier tot vijf dagen in de week op kantoor aanwezig. In de periode waarom het hier gaat, was dat ook het geval. In de praktijk kwam het niet voor dat stukken aan hem in persoon werden betekend. Het zou echter wel mogelijk zijn geweest dat stukken aan hem in persoon werden betekend: de deurwaarder had dan aan de balie (receptie) naar hem moeten vragen en dan zou hij naar beneden gekomen zijn om de stukken in ontvangst te nemen. Het kantoor in Apeldoorn heeft ook een publieksfunctie, dus men kan gewoon naar binnen lopen en zich melden bij de receptie.
In de praktijk pleegden stukken door de deurwaarder bij de receptie te worden afgegeven. De receptie werd destijds bemensd door – onder meer - mevrouw [Y]. Zij was niet formeel aangewezen om stukken in ontvangst te nemen voor de Belastingdienst. Zij was ook niet in dienst bij de Belastingdienst maar bij een uitzendbureau. [X] is niet bekend met interne instructies aan [Y] met betrekking tot het in ontvangst nemen of tekenen van stukken door baliemedewerkers.Verder verklaart [X] dat voor derden ook kenbaar was dat stukken voor de Belastingdienst in persoon aan hem kon worden betekend; zijn naam staat namelijk vermeld onderaan het dwangbevel. Wie googelt op ‘directeur centrale administratie belastingdienst’ vindt ook zijn naam.
2.2
Mede in het licht van deze verklaring is het hof van oordeel dat de betekening van het verstekvonnis aan de receptioniste op het adres Stationsplein 50 te Apeldoorn, niet als een betekening in persoon kan worden aangemerkt. De receptioniste was niet gemandateerd om stukken in ontvangst te nemen voor de Belastingdienst; zij was zelfs geen ambtenaar. Door Continental BV zijn onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld, die zouden rechtvaardigen dat zij erop mocht vertrouwen dat de receptioniste een dergelijke bevoegdheid wél had. In dit verband wijst het hof op het volgende.[X] was destijds directeur van de Belastingdienst/Centrale Administratie en als zodanig de bevoegde persoon om namens de Belastingdienst op te treden en handelingen te verrichten. Zijn naam was ook vermeld onder het dwangbevel, zodat dit kenbaar was voor Continental BV. In het dwangbevel is bovendien vermeld dat de Ontvanger van de Belastingdienst tot het einde van de tenuitvoerlegging woonplaats kiest op het adres Stationsplein 50 te Apeldoorn. Gebleken is dat [X] feitelijk ook kantoor hield op dit adres. Dat bezwaar moest worden gemaakt bij de Belastingdienst in Heerlen, maakt dit niet anders. Ook dit was derhalve kenbaar voor Continental BV. Bovendien is door [X] verklaard dat het genoemde adres ook voor het publiek toegankelijk was en dat bij de balie gevraagd had kunnen worden naar [X]. Dat dit anders was, is onvoldoende gebleken uit de door Continental BV ingenomen stellingen en overgelegde stukken. Dat in de praktijk stukken door de deurwaarder bij de balie pleegden te worden afgegeven, betekent niet dat het niet mogelijk was om stukken aan [X] te doen betekenen en evenmin dat afgifte van stukken bij de balie als betekening in persoon valt aan te merken.Dit leidt het hof tot de conclusie dat alleen een betekening van het verstekvonnis aan [X] een betekening in persoon zou hebben opgeleverd. Nu daarvan geen sprake is geweest, heeft de verzettermijn geen aanvang genomen op 17 juni 2011.
2.3
Continental BV heeft nog gesteld dat daarna sprake is geweest van een daad van bekendheid door de Ontvanger, namelijk door de fax van 11 oktober 2011 van de heer [Z].Het hof volgt deze stelling niet. In het faxbericht is juist vermeld dat [Z] niet bekend is met de inleidende dagvaardingen die aan de ontvangen verstekvonnissen ten grondslag hebben gelegen, zodat de Belastingdienst niet kan vaststellen voor welke dwangbevelen en op welke gronden betrokkenen verzet hebben ingesteld. Onder die omstandigheden kan niet gesproken worden van een daad van bekendheid; uit het bericht blijkt immers dat juist géén sprake is van bekendheid met de materiële inhoud van de vonnissen. Gelet daarop kan ook geen zijn van een eerdere daad van bekendheid.
2.4
Continental BV heeft het hof verzocht om terug te komen op zijn oordeel dat de Ontvanger geen publiekrechtelijke rechtspersoon is. Het hof ziet geen aanleiding om gevolg te geven aan dit verzoek en volstaat met een verwijzing naar hetgeen is overwogen in r.o. 3.4 van het tussenarrest.
2.5
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de Ontvanger tijdig verzet heeft ingesteld tegen het verstekvonnis. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de Ontvanger derhalve ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzet.
Daarmee slagen de grieven 1 tot en met 4. Bij grief 5 heeft de Ontvanger geen belang meer. Ook de grieven 6 en 7 slagen.
2.6
Daarmee komt het hof toe aan de inhoudelijke kant van de zaak, namelijk of de rechtbank terecht een invorderingsverbod aan de Ontvanger heeft opgelegd.Nu het debat tussen partijen hierover nog weinig uit de verf is gekomen, zal het hof partijen in de gelegenheid stellen om een akte te nemen, waarin zij hun standpunt ter zake nog nader kunnen toelichten.
2.7
Het hof zal iedere nadere beslissing aanhouden.
3. Beslissing
Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 4 maart 2014 voor het nemen van een akte door achtereenvolgens de Ontvanger en Continental BV, als omschreven in r.o. 2.6;
houdt elke nadere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.H. de Bock, J.H. Huijzer en J.C. Toorman en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2014.
Uitspraak 16‑04‑2013
Mrs. R.H. de Bock, J.H. Huijzer, W.J. Noordhuizen
Partij(en)
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 april 2013
inzake
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST CENTRALE ADMINISTRATIE,
kantoorhoudende te Apeldoorn,
appellant,
advocaat: mr. H.M. ten Haaft te Amsterdam,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CONTINENTAL AUTOMATEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna de Ontvanger en Continental BV genoemd.
De Ontvanger is bij dagvaarding van 18 juni 2012 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 maart 2012, gewezen tussen de Ontvanger als opposant in de hoofdzaak en verweerder in het incident, en Continental BV als geopposeerde in de hoofdzaak en eiseres in het incident.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- —
memorie van grieven;
- —
memorie van antwoord, met producties.
Ten slotte is arrest gevraagd.
De Ontvanger heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en
- —
uitvoerbaar bij voorraad — alsnog zijn vorderingen zoals neergelegd in de verzetdagvaarding zal toewijzen.
Continental BV heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met beslissing over de proceskosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
2. Feiten
Tussen partijen bestaat geen geschil over de door de rechtbank in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.3 als vaststaand aangemerkte feiten, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1
De Ontvanger heeft op 28 februari 2011 jegens Continental BV een dwangbevel uitgevaardigd wegens een naheffingsaanslag kansspelbelasting.
2.2
Continental BV heeft hiertegen op 19 april 2011 verzet ingesteld bij de rechtbank Amsterdam. De Ontvanger is niet verschenen in de procedure en jegens hem is verstek verleend.
2.3
Bij verstekvonnis van 25 mei 2011 heeft de rechtbank de vorderingen van Continental BV toegewezen met uitzondering van de gevorderde dwangsom. In het dictum van het vonnis is het volgende opgenomen:
‘De rechtbank
3.1
verklaart voor recht dat Continental Automaten B.V. opposante is tegen de tenuitvoerlegging van het in het lichaam van de dagvaarding omschreven dwangbevel (hierna: het dwangbevel),
3.2
verklaart voor recht dat geopposeerde met de tenuitvoerlegging van het dwangbevel jegens opposante onrechtmatig handelt,
3.3
stelt het dwangbevel buiten effect,
3.4
verbiedt geopposeerde verdere maatregelen die strekken tot invordering van kansspelbelasting en omzetbelasting zolang de materiële verschuldigdheid ervan niet onherroepelijk is komen vast te staan,
3.5
veroordeelt gedaagde in de proceskosten (…)
3.6
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.7
wijst het meer of anders gevorderde af.’
2.4
Continental BV heeft het verstekvonis op 17 juni 2011 betekend, blijkens het exploot aan de Ontvanger op het adres Stationsplein 50 te Apeldoorn. Het exploot is door de deurwaarder gelaten aan de receptioniste, mevrouw [betrokkene 3].
2.5
Bij brief van 11 oktober 2011 heeft [betrokkene 1] namens de Belastingdienst/Rijnmond/kantoor Rotterdam aan de advocaat van Continental BV het volgende geschreven:
‘Via een omweg bereikten mij uiteindelijk drie verstekvonnissen van 25 mei 2011 van de rechtbank Amsterdam (…)
De inleidende dagvaardingen zijn kennelijk destijds betekend aan de Ontvanger van de Belastingdienst/Centrale Administratie in Apeldoorn, maar om (nog) niet opgehelderde redenen in het ongerede geraakt.
Omdat de dagvaardingen niet zijn meebetekend met de vonnissen en deze vonnissen overigens inhoudelijk mets voorstellen, kan de Belastingdienst niet vaststellen voor welke dwangbevelen en op welke gronden betrokkenen verzet ex artikel 17 Iw hebben ingesteld. Ik verzoek u dan ook om de verstekvonnissen zo spoedig mogelijk aan mij toe te zenden met daaraan gehecht de onderliggende dagvaardingen (vgl. ook art. 230 lid 2 Rv).’
2.6
De Ontvanger is bij dagvaarding van 8 november 2011 in verzet gekomen tegen het verstekvonnis.
3. Beoordeling
3.1
Het gaat in deze zaak eerst om de vraag of de Ontvanger tijdig verzet heeft ingesteld tegen het verstekvonnis. In het door Continental BV opgeworpen incidentele verweer heeft zij aangevoerd dat dit niet het geval is en dat de Ontvanger niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De rechtbank heeft dit verweer in het bestreden vonnis gegrond bevonden en zij heeft de Ontvanger niet-ontvankelijk verklaard in het verzet.
Aan een beoordeling in de hoofdzaak is de rechtbank niet toegekomen.
3.2
Bij grief 1 voert de Ontvanger aan dat de rechtbank ten onrechte niet heeft getoetst, laat staan vastgesteld of/dat een van de omstandigheden als genoemd in art. 143 lid 2, 3 of 4 Rv zich heeft voorgedaan en dat op een van die gronden de verzettermijn is gaan lopen.
Grief 2 is gericht tegen r.o. 3.5 van het bestreden vonnis, waarin de rechtbank overweegt dat niet gebleken is dat het exploot op 17 juni 2011 onjuist is betekend en dat tengevolge daarvan de Ontvanger op de voet van het bepaalde in artikel 143 lid 2 Rv in zijn vorderingen niet ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de verzettermijn ten tijde van betekening van de verzetsdagvaarding ruimschoots was verstreken.
Bij grief 3 stelt de Ontvanger dat de rechtbank ten onrechte heeft vastgesteld dat de Ontvanger bij wijze van verweer heeft aangevoerd dat het verstekvonnis onjuist is betekend en dat het zou zijn gelaten aan een onbevoegd persoon. Volgens de Ontvanger heeft hij niet gesteld dat de betekening onjuist was, maar dat geen sprake was van een betekening in persoon.
Grief 4 is gericht tegen de overweging van de rechtbank in r.o. 3.4, dat de Ontvanger niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij ten gevolge van betekening aan de receptie in zijn verdediging is geschaad en dat de Ontvanger niet inzichtelijk heeft gemaakt wanneer en op welke wijze hij uiteindelijk kennis heeft genomen van het verstekvonnis.
Deze grieven lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
3.3
In artikel 143 lid 2 Rv is bepaald dat het verzet moet worden gedaan binnen vier weken na betekening van het vonnis of enige kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon, of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is.
3.4
Niet in geschil is dat op 15 april 2011 een rechtsgeldige betekening heeft plaatsgevonden van het verstekvonnis op het daartoe door de Ontvanger voorgeschreven adres te Apeldoorn. Ter discussie staat of met deze betekening, waarbij het exploot door de deurwaarder is uitgereikt aan de aldaar werkzame receptioniste, heeft te gelden als een betekening in persoon die de verzettermijn heeft doen aanvangen.
In dit verband is van belang dat de Ontvanger niet kan worden aangemerkt als een publiekrechtelijke rechtspersoon, maar is volgens artikel 2, lid 1, aanhef en onder i Invorderingswet 1990, ‘de functionaris die als zodanig bij ministeriële regeling is aangewezen.’
De desbetreffende ministeriële regeling is de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003. In artikel 5, lid 1 van die regeling is het volgende bepaald:
‘De landelijk directeuren, de directeuren van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdelen a2 en c1, genoemde organisatieonderdelen en de algemeen directeur Douane zijn inspecteur en ontvanger als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de Invorderingswet 1990 en artikel 1.3, onderdeel k, van de Belastingwet BES.’
Bij de bedoelde organisatieonderdelen is in artikel 3 onder c1 vermeld de Belastingdienst/Centrale Administratie. De directeur van de Belastingdienst/Centrale Administratie is derhalve een functionaris die is aangewezen als Ontvanger.
3.5
Aangezien dit tot de — kennelijk ook in de visie van de Ontvanger onwenselijk te achten — situatie leidt dat alleen aan de directeur van de Belastingdienst/Centrale Administratie kan worden betekend, dient volgens de Ontvanger art. 49 Rv naar analogie worden toegepast.
Dit betekent, zo stelt de Ontvanger, dat aan de Ontvanger in persoon kan worden betekend door afschrift van het exploot te laten aan een bestuurder of aan een persoon die daartoe is aangewezen.
3.6
De Ontvanger stelt dat de heer [betrokkene 2] in juni 2011 de directeur van de Belastingdienst/Centrale Administratie was. Derhalve had het verstekvonnis aan hem moeten worden betekend, Volgens de Ontvanger was de bij kantoor Apeldoorn aanwezige receptioniste [betrokkene 3] niet aangewezen als persoon om afschrift aan te laten, zulks op de voet van art. 49 Rv.
3.7
Alvorens te oordelen over de vraag of de betekening aan de receptioniste als een betekening aan de Ontvanger in persoon kan worden aangemerkt, wenst het hof nader te worden voorgelicht door partijen. Daartoe zal een comparitie van partijen Worden bepaald.
Van de zijde van de Ontvanger wenst het hof onder meer te vernemen hoe voor derden bekend kan zijn dat aan Duighuisen had moet worden betekend en of dit een reële mogelijkheid was. Van de zijde van Continental BV wenst het hof onder meer te vernemen op grond waarvan zij, althans de door haar ingeschakelde deurwaarder meende dat betekening aan de receptioniste kon worden aangemerkt als een betekening aan de Ontvanger in persoon- Met het oog hierop acht het hof het van belang dat deurwaarder mr. G.E. Hamer, ter comparitie aanwezig is. Ter gelegenheid van de comparitie zal de Ontvanger desgewenst nog kunnen reageren op de producties die door Continental BV bij memorie van antwoord in het geding zijn gebracht.
3.8
Het hof zal iedere nadere beslissing aanhouden.
4. Beslissing
Het hof:
bepaalt dat op een nader te bepalen tijdstip een comparitie van partijen voor een meervoudige kamer van dit hof zal plaatsvinden, waarbij partijen deugdelijk vertegenwoordigd — de Ontvanger zo mogelijk in persoon — alsmede hun raadslieden en deurwaarder Hamer aanwezig dienen te zijn;
verwijst de zaak naar de rol van 14 mei 2013 voor opgave verhinderdata van beide partijen en hun raadslieden voor de maanden juni en juli, augustus en september 2013;
houdt elke nadere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.H. de Bock, J.H. Huijzer en W.J. Noordhuizen en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2013.
[mr. G.C.C. Lewin]