Europees Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing
Artikel 20
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2002
- Bronpublicatie:
04-11-1993, Trb. 1994, 106 (uitgifte: 17-05-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-01-2002, Trb. 2002, 15 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
EU-recht / Rechtsbescherming
1.
Elke Staat kan, ten tijde van ondertekening of bij nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, aangeven op welk gebied of op welke gebieden dit Verdrag van toepassing is.
2.
Elke Staat kan op elk later tijdstip, door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring, de toepassing van dit Verdrag uitbreiden tot elk ander gebied dat in de verklaring wordt aangegeven. Ten aanzien van dit gebied treedt het Verdrag in werking op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een periode van drie maanden na de datum van ontvangst van deze verklaring door de Secretaris-Generaal.
3.
Een verklaring die ingevolge de beide voorgaande leden is afgegeven, kan, met betrekking tot een in die verklaring aangegeven gebied, worden ingetrokken door middel van een aan de Secretaris-Generaal gerichte kennisgeving. De intrekking wordt van kracht op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een periode van drie maanden na de datum van ontvangst van deze kennisgeving door de Secretaris-Generaal.