Rb. Haarlem, 28-06-2011, nr. 182485 / JU RK 11-681
ECLI:NL:RBHAA:2011:BR2178
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
28-06-2011
- Zaaknummer
182485 / JU RK 11-681
- LJN
BR2178
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2011:BR2178, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 28‑06‑2011; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 28‑06‑2011
Inhoudsindicatie
Vaststaat dat de gezinsvoogd aanwezig is geweest bij het gesprek tussen [naam minderjarige] en de gedragswetenschapper. Dit acht de kinderrechter niet toelaatbaar. De wetgever verlangt immers instemming van een onafhankelijke gedragswetenschapper, lid 29 b Wet op de Jeugdzorg. Een gedragswetenschapper moet onbevangen en onbevooroordeeld onderzoek kunnen doen naar de noodzaak van plaatsing binnen de gesloten jeugdzorg. Iedere schijn van beïnvloeding moet vermeden worden. De onderzochte jeugdige moet ook in vrijheid – dus zonder dat zijn gezinsvoogd daarbij aanwezig is – zijn verhaal kunnen doen. De ingebrachte instemmingverklaring is derhalve niet geldig en zal vervangen moeten worden door een nieuwe instemmingverklaring van een andere onafhankelijke gedragswetenschapper.
Partij(en)
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
machtiging uithuisplaatsing gesloten jeugdzorg
in het kader van een voorlopige ondertoezichtstelling
zaak-/rekestnr.: 182485 / JU RK 11-681
beschikking van de kinderrechter van 28 juni 2011
naar aanleiding van een verzoek van
de Stichting Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, team Opperdan,
gevestigd te Zaandam,
hierna te noemen: de Stichting,
strekkende tot uithuisplaatsing van de jeugdige:
[naam minderjarige], geboren op [datum] 1994 in de gemeente [plaats],
verblijvende in [naam instelling],
kind van
[naam moeder], wonende in [plaats],
hierna te noemen: de moeder,
en
[naam vader], wonende in [plaats],
hierna te noemen: de vader.
Het gezag over de jeugdige wordt uitgeoefend door de moeder.
1. Procedure
1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de beschikking van de kinderrechter van 15 juni 201 en de daarin vermelde stukken;
- -
de brief, met bijlage, van mr. B.J. de Groot van 17 juni 2011.
1.2
Mr. B.J. de Groot, kantoorhoudende te Haarlem, is als advocaat aan de jeugdige toegevoegd.
1.3
De kinderrechter heeft het verzochte behandeld op de zitting met gesloten deuren van 28 juni 2011.
Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- -
de moeder;
- -
de vader;
- -
de Stichting, vertegenwoordigd door mevrouw G. Denneman en mevrouw Veld.
1.3
De jeugdige [naam minderjarige] is in raadkamer gehoord, bijgestaan door mr. B.J. de Groot.
2. Feiten en omstandigheden
2.1
Bij beschikking van de kinderrechter van 28 april 2011 is deze jeugdige onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling thans nog voortduurt tot 28 april 2012.
2.2
Bij beschikking van de kinderrechter van 15 juni 2011 is machtiging verleend de jeugdige te doen opnemen en verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg met ingang van 15 juni 2011 tot het tijdstip waarop een beslissing op het verzoek wordt genomen, doch ten hoogste tot 13 juli 2011. De behandeling van het verzoekschrift is bepaald op 28 juni 2011, teneinde de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen te worden gehoord door de kinderrechter.
3. Verzoek
De Stichting heeft tevens verzocht een machtiging tot voortduring van de opname en het verblijf van de jeugdige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te verlenen voor de duur van totaal zes maanden.
Het hulpverleningsplan, het verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling, alsmede afschriften van het indicatiebesluit en van de verklaring van de Stichting voorzien van instemming van de gedragswetenschapper zijn als bijlagen bij het verzoek gevoegd.
4. Beoordeling
4.1
De ouders hebben zich ter zitting akkoord verklaard met het verzoek.
4.2
De advocaat van de jeugdige merkt op dat [naam minderjarige] zich aan de regels moet houden. Zij is van oordeel dat dit hetzelfde geldt voor Bureau Jeugdzorg. De advocaat wijst op haar brief van 17 juni 2011 aan de Stichting waarin zij opmerkt dat er drie verzoeken op 15 juni j.l. zijn ingediend en op welk verzoek er nu moet worden beslist. Voorts is het indicatiebesluit niet getekend en is [naam minderjarige] op het moment dat hij op het politiebureau verbleef niet bezocht door een onafhankelijke gedragswetenschapper. Overigens wijst zij er op dat de gezinsvoogd aanwezig was bij het gesprek op 23 juni 2011 tussen [naam minderjarige] en de gedragswetenschapper. Zij acht dit in strijd met de wet op de gesloten Jeugdzorg omdat er onder die omstandigheden geen sprake kan zijn van een onafhankelijke beoordeling door een gedragswetenschapper als door de wet vereist.
Zij acht het niet in het belang van haar cliënt dat gevolg van het vorenstaande is onmiddellijke beëindiging van de uithuisplaatsing, maar pleit om aanhouding van het verzoek om de Stichting alsnog in de gelegenheid te stellen een instemmingverklaring van een andere gedragsdeskundige over te leggen die wel voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Subsidiair bepleit zij een kortere duur van de verzochte uithuisplaatsing, namelijk tot 15 september 2011 en niet tot 15 december 2011. Daartoe voert zij aan dat [naam minderjarige] thans 14 dagen in de [naam instelling] zit en dat er een toetsmoment moet worden ingebouwd om te beoordelen of de gewenste behandeling is ingezet en wat de verwachtingen zijn.
De jeugdige sluit zich aan bij het betoog van zijn advocaat.
4.3
De gezinsvoogd geeft toe dat zij bij het gesprek op 23 juni 2011 tussen [naam minderjarige] en de gedragswetenschapper aanwezig is geweest. Zij merkt op dat het belang van [naam minderjarige] voorop staat en dat iedereen het er over eens is dat er terecht is ingegrepen door middel van plaatsing in de [naam instelling]. Drie maanden is te kort; de [naam instelling] moet de gelegenheid worden geboden om de behandeldoeleinden op te stellen en daaraan vorm te geven. Daar is zeker zes maanden voor nodig.
4.4
De ouders zijn het eens met de Stichting.
4.5
In hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, heeft de kinderrechter geen aanleiding gevonden om het in voormelde beschikking van 15 juni 2011 geformuleerde oordeel te wijzigen. Die beschikking dient derhalve te worden gehandhaafd.
4.6
Het indicatiebesluit is inderdaad niet getekend. Daaraan verbindt de kinderrechter geen gevolg. Evenmin acht de kinderrechter het in strijd met de wet dat [naam minderjarige] op het politiebureau niet bezocht is door een gedragswetenschapper. De verklaring van de gezinsvoogd dat dit praktisch niet mogelijk was omdat zij niet over de tijd van de gedragswetenschapper kan beschikken, komt niet onaannemelijk voor.
Vaststaat echter dat de gezinsvoogd aanwezig is geweest bij het gesprek tussen [naam minderjarige] en de gedragswetenschapper. Dit acht de kinderrechter niet toelaatbaar. De wetgever verlangt immers instemming van een onafhankelijke gedragswetenschapper, lid 29 b Wet op de Jeugdzorg. Een gedragswetenschapper moet onbevangen en onbevooroordeeld onderzoek kunnen doen naar de noodzaak van plaatsing binnen de gesloten jeugdzorg. Iedere schijn van beïnvloeding moet vermeden worden. De onderzochte jeugdige moet ook in vrijheid – dus zonder dat zijn gezinsvoogd daarbij aanwezig is – zijn verhaal kunnen doen. De ingebrachte instemmingverklaring is derhalve niet geldig en zal vervangen moeten worden door een nieuwe instemmingverklaring van een andere onafhankelijke gedragswetenschapper. Daartoe zal de Stichting de gelegenheid geboden worden met dien verstande dat deze verklaring uiterlijk op 12 juli 2011 door de rechtbank, onder gelijktijdige toezending van een exemplaar worden aan de advocaat moet zijn ontvangen.
Bij gebreke van deze (tijdige toezending) van deze verklaring verliest deze beschikking zijn kracht en zal [naam minderjarige] in vrijheid moeten worden gesteld.
4.7
Er vanuit gaande dat de instemmingverklaring tijdig is ontvangen, geldt dat de kinderrechter aanleiding ziet een machtiging tot het doen opnemen en het doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te verlenen nu voldoende aannemelijk is geworden dat de jeugdige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die hij nodig heeft, zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
4.8
De kinderrechter zal deze machtiging korter afgeven dan verzocht, namelijk voor een periode van vier maanden, derhalve tot 15 oktober 2011. De kinderrechter wil de vinger aan de pols houden en acht het van belang dat een eerder toetsingsmoment wordt ingebouwd. Dan kan beoordeeld worden welke behandeling wordt ingezet, wat de scholingsmogelijkheden zijn en wat de prognose is voor de verdere behandeling.
5. Beslissing
De kinderrechter:
5.1
Handhaaft de beschikking van 15 juni 2011 tot 13 juli 2011.
5.2
Verleent machtiging de jeugdige:
- -
[naam minderjarige],
te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg,
met ingang 13 juli 2011 tot 15 oktober 2011, onder de voorwaarde dat een nieuwe verklaring van een onafhankelijke gedragswetenschapper voor 13 juli 2011 wordt overgelegd.
5.3
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. van Zutphen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.P. Joukes, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2011.
Tegen deze beschikking kan door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze aan hen op andere wijze bekend is geworden.