type: MBcoll: BB
Rb. Amsterdam, 05-01-2018, nr. C/13/638381 / KG ZA 17-1217
ECLI:NL:RBAMS:2018:795
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
05-01-2018
- Zaaknummer
C/13/638381 / KG ZA 17-1217
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2018:795, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 05‑01‑2018; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 05‑01‑2018
Inhoudsindicatie
Vordering tot opheffing beslag. Samruk heeft haar vordering met name gestoeld op de stelling dat gedaagde c.s. geen vorderingen hebben op Samruk, maar alleen op Kazachstan en dat er geen gronden zijn om Samruk met de staat de vereenzelvigen. Recht van Kazachstan is van toepassing op beantwoording van de vraag of de omstandigheid dat Samruk een juridisch zelfstandige entiteit is, tot opheffing van het onderhavige beslag dient te leiden. Voorzieningenrechter oordeelt dat Samruk in haar verhouding tot Kazachstan feitelijk-economisch zelfstandigheid mist, in die zin dat Samruk zich tegenover Kazachstan niet op haar juridische zelfstandigheid kan beroepen om een eigen, van dat van (de politiek verantwoordelijken in) Kazachstan afwijkend, beleid te voeren. Aangenomen moet worden dat Samruk door Kazachstan is opgericht met (tenminste mede) als doel om haar vermogen buiten de greep van schuldeisers van Kazachstan te houden. Aannemelijk is dat Kazachstan niet bereid is de vorderingen van gedaagde c.s. te voldoen. Voorshands voldoende aannemelijk is dat Samruk misbruik maakt van haar in beginsel bestaande bevoegdheid zich tegenover gedaagde c.s. op haar juridische zelfstandigheid te beroepen. Slotsom luidt dat niet summierlijk de ondeugdelijkheid is gebleken van de vordering of het recht waarop gedaagde c.s. zich beroepen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/638381 / KG ZA 17-1217 FB/MB
Vonnis in kort geding van 5 januari 2018
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
SAMRUK-KAZYNA JSC. ,
gevestigd te Astana , Kazachstan ,
eiseres bij dagvaarding van 24 november 2017,
advocaten mrs. J. van den Brande en H.F. van Druten te Amsterdam,
tegen
1. [gedaagden] ,
2. [gedaagden],
beiden wonende te [woonplaats] , Moldavië ,
3. de vennootschap naar buitenlands recht,
ASCOM GROUP S.A.,
gevestigd te Chisinau , Moldavië ,
4. de vennootschap naar buitenlands recht
TERRA RAF TRANS TRAIDING LTD,
gevestigd te Gibraltar ,
gedaagden,
advocaten mrs. G.J. Meijer en J.M. Hummelen te Amsterdam.
1. De procedure
Ter zitting van 5 december 2017 heeft eiseres, hierna Samruk , gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagden, hierna gezamenlijk [gedaagden] c.s., hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van Samruk : [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en mrs. Van der Brande en Van Druten;
aan de zijde van [gedaagden] c.s.: [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] en [naam 10] en [naam 11] . Tevens was aanwezig A. Burroughs, tolk in de Engelse taal ten behoeve van de niet Nederlandstalige aanwezigen.
2. De feiten
2.1.
[gedaagden] c.s. hebben meer dan een miljard Amerikaanse dollars geïnvesteerd in (onder meer) olievelden in Kazachstan . [gedaagden] c.s. menen dat de staat Kazachstan (hierna ook: de Republiek Kazachstan , de staat, of kortweg Kazachstan ) zich deze investeringen onrechtmatig heeft toegeëigend. Zij hebben in dat verband een – op het Energiehandvest gestoelde – arbitrageprocedure aanhangig gemaakt tegen Kazachstan .
2.2.
Samruk is een Joint Stock Company (JSC) naar het recht van de Republiek Kazachstan . De Republiek Kazachstan is de oprichter en enig aandeelhouder van Samruk , een fonds als bedoeld in de ‘ Kazakhstan Law on the National Welfare Fund ’. Hierin staat onder meer dat de aandelen in Samruk de exclusieve eigendom zijn van de staat en niet kunnen worden vervreemd.
2.3.
Samruk houdt aandelen in de Nederlandse vennootschap KMG Kashagan B.V. (KMGK) .
2.4.
Bij arbitraal vonnis van 19 december 2013, zoals aangevuld op 17 januari 2014 (hierna gezamenlijk: het arbitraal vonnis) is Kazachstan op vordering van [gedaagden] c.s. veroordeeld tot betaling aan [gedaagden] c.s. van bedragen van USD 497.685.101,- en
€ 802.103,24. Tegen dit vonnis staat geen hoger beroep open.
2.5.
Bij vonnis van 9 december 2016 heeft de bevoegde rechter te Stockholm, Zweden, de vordering van Kazachstan tot vernietiging van het arbitraal vonnis afgewezen.
2.6.
Kazachstan heeft niet aan het arbitraal vonnis voldaan.
2.7.
Op 30 augustus 2017 hebben [gedaagden] c.s. de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof gevraagd om ten laste van Kazachstan en Samruk beslag te leggen op onder meer de aandelen van Samruk in KMGK. In het beslagrekest is kort gezegd betoogd dat Samruk een onderdeel is van Kazachstan . Het verlof is verleend bij beschikking van 8 september 2017, met begroting van de vorderingen van [gedaagden] c.s. (met inbegrip van rente en kosten) op USD 557.656.650,- en € 992.520,-.
2.8.
[gedaagden] c.s. hebben op 14 september 2017 ten laste van Samruk beslag gelegd op al haar aandelen in KMGK.
2.9.
[gedaagden] c.s. hebben inmiddels bij het gerechtshof te Amsterdam een mede tegen Samruk gericht verzoekschrift ingediend tot erkenning en tenuitvoerlegging van het arbitrale vonnis.
2.10.
Bij brief van 3 november 2017 heeft Kazachstan het gerechtshof Amsterdam verzocht om de onder 2.9 genoemde procedure aan te houden, totdat het High Court of Justice heeft beslist op het Engelse exequaturverzoek van [gedaagden] c.s., dat volgens Kazachstan moet worden afgewezen, onder meer omdat het arbitraal vonnis het resultaat zou zijn van fraude aan de kant van [gedaagden] c.s.
2.11.
Samruk heeft als productie 9 een ‘legal opinion’ in het geding gebracht van [naam] , ‘Candidate of Juridical Sciences, Professor of the Caspian University’, met betrekking tot de juridische status, rechten en plichten van een Joint-Stock Company (JSC) naar het recht van Kazachstan , op basis van de Civil Code of the Republic of Kazahstan (hierna: de Civil Code). De legal opinion bevat onder meer de volgende passage:
“As a general principle, a legal entity is only liable to the full extent of its property (several proprietary liability). Since a legal entity constitutes a subject, with its separate property, which has rights and obligations, its founders, as a general principle, are not liable for its debts (equally as legal entities are not liable for debts of the founders).
The legislation establishes separate liability of the legal entity and its founder (participant) in the article 44.2 of the Civil Code, according to which founder (participant) of a legal entity or an owner of its properties shall not be liable for its obligations, and the legal entity shall not be liable for obligations of its founder (participant) or the owner of its properties, unless otherwise provided by this Code, other legislative acts or constituent documents of the legal entity.”
3. Het geschil
3.1.
Samruk vordert – kort gezegd – opheffing van het beslag, met veroordeling van [gedaagden] c.s. in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Samruk heeft haar vordering met name gestoeld op de stelling dat [gedaagden] c.s. geen vorderingen hebben op Samruk , maar alleen op Kazachstan en dat er geen gronden zijn om Samruk met de staat de vereenzelvigen.
3.3.
[gedaagden] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
De opheffing van een conservatoir beslag wordt onder meer uitgesproken, indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht.
4.2.
De grondslag voor de beslaglegging door [gedaagden] c.s. is het arbitraal vonnis, waarin Kazachstan is veroordeeld tot betaling van aanzienlijke geldbedragen aan [gedaagden] c.s. In de procedure die tot het arbitraal vonnis heeft geleid, was Samruk geen partij. Niet is in geschil dat Samruk een rechtspersoon is, dat wil zeggen een juridisch zelfstandige entiteit.
4.3.
In artikel 10:118 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat een corporatie die haar zetel of, bij gebreke daarvan, haar centrum van optreden naar buiten ten tijde van haar oprichting, heeft op het grondgebied van de staat naar welks recht zij is opgericht, wordt beheerst door het recht van die staat. Samruk heeft zowel haar zetel als haar centrum van optreden in Kazachstan , zodat het recht van die staat van toepassing is op beantwoording van de vraag of de omstandigheid dat zij een juridisch zelfstandige entiteit is, tot opheffing van het onderhavige beslag dient te leiden. Hetgeen [gedaagden] c.s. in andere zin hebben betoogd (naar hun mening is de lex fori van toepassing op de beantwoording van deze vraag) is onvoldoende om hierover anders te oordelen.
4.4.
Op grond van de in 2.11 vermelde ‘legal opinion’ van [naam] is voorshands voldoende aannemelijk dat (ook) naar het recht van Kazachstan uitgangspunt is dat een rechtspersoon in beginsel niet aansprakelijk is voor vorderingen op haar aandeelhouders en/of bestuurders, en omgekeerd. Het gaat hier volgens die opinie echter om een ‘general principle’, dat geldt ‘unless otherwise provided by this Code’, dat wil zeggen ‘the Civil Code’.
Artikel 8 van de Civil Code van Kazachstan luidt – ook volgens beide partijen - voor zover hier van belang, als volgt:
“4. Citizens and legal entities must act in good faith, reasonably and fairly when exercising their rights, and comply with the requirements contained in legislation and the moral principles of the society. Entrepreneurs must also comply with the rules of business ethics. This obligation may not be excluded or restricted by any agreement. (…)
5. Citizens and legal entities are prohibited from causing harm to any other person, abusing their rights in any other form and from using rights for any purpose other than for what they were intended.”
4.5. (
Ook) naar het recht van Kazachstan kan dus een beroep worden gedaan op misbruik van recht of van bevoegdheid. Ter zitting hebben [gedaagden] c.s. in dit verband (nader) aangevoerd dat Samruk in wezen onderdeel uitmaakt, althans een verlengstuk vormt, van de Republiek Kazachstan en dat haar beroep op haar zelfstandigheid als rechtspersoon met een afgescheiden vermogen in dit geval uitsluitend ten doel heeft om mogelijk verhaal van de crediteuren van Kazachstan te dwarsbomen. Aldus zou Samruk misbruik maken van haar bevoegdheid zich te beroepen op haar rechtspersoonlijkheid.
4.6.
Ter ondersteuning van haar stellingen op dit punt hebben [gedaagden] c.s. verwezen naar de volgende feiten en omstandigheden.
- Kazachstan is oprichter en enig aandeelhouder van Samruk . Het is Kazachstan bij wet verboden om de aandelen ooit te vervreemden;
- Samruk wordt bestuurd door de staat Kazachstan ;
- het primaire doel van Samruk is ‘to increase the national welfare of the Republic of Kazachstan ’;
- de strategie van Samruk behoeft de goedkeuring van Kazachstan ;
- de voorzitter van het bestuur van Samruk is te allen tijde de premier van Kazachstan ;
- de leden van het bestuur van Samruk zijn verplicht om besluiten van Kazachstan uit te voeren;
- het bestuur van Samruk mag geen beslissingen nemen die indruisen tegen beslissingen van Kazachstan als enig aandeelhouder,
- Kazachstan mag de leden van het bestuur naar eigen inzicht en op elk moment ontslaan.
Samruk heeft de juistheid van deze feiten en omstandigheden niet, althans onvoldoende weersproken.
4.7.
Het vorenstaande komt erop neer dat het vennootschappelijk doel van Samruk – zo niet samenvalt met, dan toch – geheel ondergeschikt is aan het nationaal belang van Kazachstan , zoals dat politiek wordt bepaald, dat Kazachstan haar enige aandeelhouder is en blijft, en dat het bestuur van Samruk wordt gecontroleerd door (de politiek verantwoordelijken in) Kazachstan . Onder deze omstandigheden moet – nu het tegendeel niet is gesteld of gebleken – worden aangenomen dat (de politiek verantwoordelijken in) Kazachstan ook eindcontrole uitoefenen over haar vermogen en besteding daarvan, zodat dit feitelijk-economisch kan worden aangewend alsof het aan Kazachstan toebehoort.
Op deze gronden is voorshands het oordeel gerechtvaardigd dat Samruk in haar verhouding tot Kazachstan feitelijk-economisch zelfstandigheid mist, in die zin dat Samruk zich tegenover Kazachstan niet op haar juridische zelfstandigheid kan beroepen om een eigen, van dat van (de politiek verantwoordelijken in) Kazachstan afwijkend, beleid te voeren. Hiervan uitgaande, en bij gebreke van een andere verklaring, moet worden aangenomen dat Samruk door Kazachstan is opgericht met (tenminste mede) als doel om haar vermogen buiten de greep van schuldeisers van Kazachstan te houden.
4.8.
In dit geding is voorts aannemelijk dat Kazachstan niet bereid is de vorderingen van [gedaagden] c.s. te voldoen.
4.9.
In het licht van hetgeen in 4.6-4.8 is overwogen is voorshands aannemelijk dat Samruk misbruik maakt – in de zin van artikel 8 van de Civil Code van Kazachstan – van haar in beginsel bestaande bevoegdheid zich tegenover [gedaagden] c.s. op haar juridische zelfstandigheid te beroepen.
4.10.
Ook het verweer van Samruk dat de vorderingen van [gedaagden] c.s. niet kunnen slagen omdat [gedaagden] c.s. in de exequaturprocedure geen originele, op Samruk toepasselijke, arbitrageovereenkomst kunnen overleggen, gaat om de genoemde reden niet op.
4.11.
Een belangenafweging leidt evenmin tot toewijzing van de vordering. Samruk heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt zoveel schade te ondervinden van het beslag op haar aandelen in KMGK dat haar belangen bij opheffing van het beslag zwaarder zouden moeten wegen dan die van [gedaagden] c.s. bij de handhaving daarvan. Samruk heeft weliswaar gesteld dat de beslaglegging een Event of Default kan opleveren wat tot opeising van financiering door derden zou kunnen leiden, maar heeft dat onvoldoende geconcretiseerd. De verklaring van [naam] , de [functie] van Samruk (productie 11 van Samruk ) legt daartoe onvoldoende gewicht in de schaal. Bovendien zou Samruk zekerheid kunnen stellen voor de vorderingen waarvoor het beslag is gelegd.
4.12.
Ook hetgeen Samruk heeft gesteld met betrekking tot artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering biedt geen grond voor opheffing van het beslag. Samruk heeft in dit verband gesteld dat [gedaagden] c.s. hebben verzuimd de voorzieningenrechter in het beslagrekest op de hoogte te stellen van de stand van zaken in de procedure voor het Engelse High Court. Dit rechtvaardigt echter niet de conclusie dat [gedaagden] c.s. de rechter in het beslagrekest onjuist of onvolledig hebben geïnformeerd, noch dat dit tot een andere beslissing ter zake van het beslagverlof zou hebben geleid.
4.13.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat niet summierlijk de ondeugdelijkheid is gebleken van de vordering of het recht waarop [gedaagden] c.s. zich beroepen. De overige stellingen van partijen behoeven daarom geen nadere bespreking.
4.14.
De gevraagde voorziening wordt dus geweigerd, met veroordeling van Samruk als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding gevallen aan de zijde van [gedaagden] c.s.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorziening;
5.2.
veroordeelt Samruk in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van [gedaagden] c.s. begroot op:
– € 618,- € 618,- aan griffierecht en
– € 618,- € 816,- aan salaris advocaat;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.B. Bakels, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2018.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 05‑01‑2018