NJ 1959/95
Het overnemen van getuigeverklaringen waarvan niet blijkt, dat zij niet zijn betwist. Kon uit de bewijsmiddelen worden afgeleid, dat req. de inbraak heeft gepleegd en dat zij is begaan op 24 Aug. 1957?
HR 26-08-1958, ECLI:NL:HR:1958:184, m.nt. Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 augustus 1958
- Magistraten
Mrs. Donner, Smits, Wiarda, Westerouen van Meeteren [Rapp.], Dubbink
- Zaaknummer
[261958/NJ_1959-95]
- Conclusie
Mr. Langemeijer
- Noot
Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS110429:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1958:184, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑08‑1958
- Wetingang
Essentie
Het overnemen van getuigeverklaringen waarvan niet blijkt, dat zij niet zijn betwist. Kon uit de bewijsmiddelen worden afgeleid, dat req. de inbraak heeft gepleegd en dat zij is begaan op 24 Aug. 1957?
Samenvatting
Naar luid van art. 423 3e lid Sv. is in geval van vernietiging van het vonnis het Hof niettemin bevoegd bepaalde gedeelten daarvan in zijn arrest over te nemen, voorzover deze niet aan nietigheid lijden. Onder zodanige gedeelten zijn mede te begrijpen verklaringen van in eersten aanleg gehoorde getuigen, welke in het vonnis als bewijsmiddel zijn vermeld. De omstandigheid, dat uit het p.-v. der ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.