Einde inhoudsopgave
Wet educatie en beroepsonderwijs
Artikel 2.2.3 Aanvullende middelen
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2024
- Bronpublicatie:
18-04-2024, Stb. 2024, 109 (uitgifte: 30-04-2024, kamerstukken: 36478)
- Inwerkingtreding
01-08-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-06-2024, Stb. 2024, 154 (uitgifte: 12-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
1.
Onze Minister kan aan de rijksbijdrage, berekend op grond van artikel 2.2.2, een bedrag toevoegen in verband met:
- a.
bijzondere omstandigheden die betrekking hebben op een individuele instelling en die in redelijkheid niet door die instelling binnen de rijksbijdrage voor het betreffende bekostigingsjaar of binnen de normale bedrijfsvoering kunnen worden opgevangen; of
- b.
de ontwikkelingen van het bestel van het beroepsonderwijs.
2.
Het bedrag bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kan op de rijksbijdrage van een later jaar geheel of gedeeltelijk in mindering worden gebracht. Indien dat het geval is wordt dit vermeld in de beschikking en wordt in die beschikking tevens de hoogte vermeld van het bedrag dat in mindering zal worden gebracht of de criteria voor de bepaling van dat bedrag.
3.
Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven voor de verstrekking bedoeld in het eerste lid en de vermindering bedoeld in het tweede lid.
4.
Onze Minister kan een bekostigingsplafond instellen. In dat geval worden bij ministeriële regeling regels omtrent de verdeling vastgesteld.