HR, 23-10-2012, nr. 12/02630 H
ECLI:NL:HR:2012:BY0789
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23-10-2012
- Zaaknummer
12/02630 H
- LJN
BY0789
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BY0789, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑10‑2012; (Herziening)
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2012-0203
Uitspraak 23‑10‑2012
Inhoudsindicatie
Herziening. Aanvraag n-o.
Partij(en)
23 oktober 2012
Strafkamer
nr. S 12/02630 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Rotterdam van 9 november 2005, nummer 10/022882-98, ingediend door mr. R.W. de Gruijl, advocaat te Rotterdam, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "een beroep of een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren" veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken.
Tegen deze uitspraak, waarvan herziening is gevraagd, heeft de aanvrager hoger beroep ingesteld. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft bij arrest van 3 oktober 2006 de aanvrager in het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvraag
3.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat - ware dit gegeven bekend geweest - het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2.
Art. 460, tweede lid, Sv schrijft voor dat de aanvraag tot herziening de gronden vermeldt waarop deze berust, met bijvoeging van de bescheiden waaruit van die gronden kan blijken.
3.3.
In de aanvraag wordt aangevoerd dat het vonnis van de Politierechter inhoudt dat de aanvrager ten tijde van de terechtzitting - alwaar hij niet was verschenen - niet langer was gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Alphen aan den Rijn" te Alphen aan den Rijn, terwijl uit de bij de aanvraag gevoegde Registratiekaart betreffende de aanvrager blijkt dat hij toen en aldaar wel degelijk was gedetineerd, zodat hij had dienen te worden aangevoerd door de parketpolitie. Tevens wordt in de aanvraag betwist dat de dagvaarding om ter terechtzitting in eerste aanleg te verschijnen aan de aanvrager in persoon is uitgereikt, zoals door het Hof in zijn arrest is overwogen. Volgens de aanvraag hadden deze omstandigheden moeten leiden tot vrijspraak van de aanvrager "bij gebrek aan voldoende bewijs", althans tot een andere straf dan is opgelegd omdat de Politierechter "geen rekening heeft kunnen houden met de persoonlijke omstandigheden van veroordeelde". In ieder geval staat volgens de aanvraag vast dat de aanvrager niet bewust afstand heeft gedaan van zijn recht zich (in zijn aanwezigheid) te verdedigen waardoor hij in strijd met het EVRM is veroordeeld.
3.4.
Het in de aanvraag gestelde behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op een gegeven als hiervoor onder 3.1 vermeld. Daarbij verdient opmerking dat onder "een minder zware strafbepaling" in de zin van art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv moet worden verstaan een strafbepaling die een minder zware straf bedreigt. Daaronder valt niet de oplegging door de rechter van een andere (minder zware) sanctie. De aanvraag kan daarom - gelet op de art. 460, tweede lid, en 465, eerste lid, Sv - niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvraag niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 23 oktober 2012.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.