Einde inhoudsopgave
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
Artikel 2 Definities
Geldend
Geldend vanaf 07-07-2020
- Bronpublicatie:
01-07-2020, Stb. 2020, 227 (uitgifte: 06-07-2020, kamerstukken: 35468)
- Inwerkingtreding
07-07-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-07-2020, Stb. 2020, 227 (uitgifte: 06-07-2020, kamerstukken: 35468)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Vakgebied(en)
Toeslagen (V)
Belastingrecht algemeen (V)
Sociale zekerheid bijstand / Bijzondere bijstand
1.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen, alsmede in inkomensafhankelijke regelingen, wordt verstaan onder:
- a.
belastbaar loon: het belastbare loon bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, met uitzondering van loon dat als een eindheffingsbestanddeel in de zin van die wet is belast;
- b.
berekeningsjaar: het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;
- c.
kind: de persoon bedoeld in artikel 4;
- d.
lidstaat: een Staat die lid is van de Europese Unie of een andere Staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
- e.
medebewoner: de persoon die als ingezetene op hetzelfde woonadres is ingeschreven in de basisregistratie personen als de belanghebbende, met dien verstande dat als medebewoner niet wordt aangemerkt:
- 1°
de partner van de belanghebbende,
- 2°
de persoon die op basis van een schriftelijke overeenkomst met de belanghebbende een deel van de woning huurt, tenzij deze een bloed- of aanverwant in de eerste graad is van de belanghebbende of van diens partner,
- 3°
degene die tot het huishouden van de onder 2° bedoelde persoon behoort;
- f.
partner: de persoon bedoeld in artikel 3;
- g.
vervallen;
- h.
tegemoetkoming: een financiële bijdrage van het Rijk op grond van een inkomensafhankelijke regeling;
- i.
toetsingsinkomen: het inkomen bedoeld in artikel 8;
- j.
verzamelinkomen: het verzamelinkomen bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001;
- k.
vreemdeling: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Vreemdelingenwet 2000;
- l.
inspecteur: de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
- m.
niet in Nederland belastbaar inkomen: inkomen dat niet in het verzamelinkomen of het belastbare loon is begrepen omdat het niet behoort tot het Nederlandse inkomen, bedoeld in artikel 7.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001, of omdat het is vrijgesteld op grond van bepalingen van interregionaal of internationaal recht;
- n.
ontvanger: de ontvanger, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de Invorderingswet 1990;
- o.
inkomensgegeven: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
- p.
burgerservicenummer: het nummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer;
- q.
uitreiziger: persoon ten aanzien van wie op grond van een melding van de opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten is gebleken dat het gegronde vermoeden bestaat dat deze persoon zich buiten Nederland bevindt met het doel om zich aan te sluiten bij een organisatie die is geplaatst op de lijst van organisaties, bedoeld in artikel 14, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap.
2.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
Onze Minister: Onze Minister van Financiën;
- b.
beschikking tot vaststelling: beschikking tot toekenning van de tegemoetkoming, beschikking tot herziening van de tegemoetkoming en beschikking tot herziening van een voorschot;
- c.
beschikking tot terugvordering: beschikking tot vaststelling van het bedrag dat wordt teruggevorderd.