Gst. 2015/48
Een voormalige agrarische bedrijfswoning die ook door derden mag worden bewoond – een zogenoemde plattelandswoning – kan gevolgen hebben voor de ontwikkelingsmogelijkheden van het bijbehorende agrarische bedrijf. Om die reden moet de luchtkwaliteit als gevolg van het bijbehorende agrarische bedrijf ter plaatse van een plattelandswoning (toch) worden beoordeeld. Zo’n woning is niet aan te merken als een arbeidsplaats zoals bedoeld in artikel 5.6, tweede lid Wm. (Weert)
ABRvS 04-02-2015, ECLI:NL:RVS:2015:236, m.nt. F. Limpens-Cuijpers
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
4 februari 2015
- Magistraten
Mrs. J.A.W. Scholten-Hinloopen, J.A. Hagen en J. Hoekstra
- Zaaknummer
201306630/5/R3
- Noot
F. Limpens-Cuijpers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS920866:1
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2015:236, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 04‑02‑2015
- Wetingang
Art. 5.6 lid 2 Wm; art. 1.1a Wabo
Essentie
Een voormalige agrarische bedrijfswoning die ook door derden mag worden bewoond – een zogenoemde plattelandswoning – kan gevolgen hebben voor de ontwikkelingsmogelijkheden van het bijbehorende agrarische bedrijf. Om die reden moet de luchtkwaliteit als gevolg van het bijbehorende agrarische bedrijf ter plaatse van een plattelandswoning (toch) worden beoordeeld. Zo’n woning is niet aan te merken als een arbeidsplaats zoals bedoeld in artikel 5.6, tweede lid Wm. (Weert)
Samenvatting
Het beroep richt zich tegen de aanduiding “specifieke vorm van wonenvoormalige agrarische bedrijfswoning”, omdat dit mogelijk effecten heeft op de ontwikkelingsmogelijkheden van zijn intensieve veehouderij. Appellant stelt dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.