Einde inhoudsopgave
Vreemdelingenbesluit 2000
Artikel 4.52a [Zekerheid]
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2016
- Bronpublicatie:
17-02-2016, Stb. 2016, 86 (uitgifte: 24-02-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-02-2016, Stb. 2016, 86 (uitgifte: 24-02-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
1.
De ambtenaar belast met de grensbewaking of het toezicht op vreemdelingen kan van de vreemdeling die Nederland ingevolge artikel 62, eerste lid, van de Wet uit eigen beweging binnen vier weken moet verlaten zekerheid verlangen, teneinde het risico te beperken dat de vreemdeling zich zal onttrekken aan het toezicht.
2.
De zekerheid, bedoeld in het eerste lid, kan ook worden verlangd in geval van uitstel van vertrek of uitzetting:
- a.
op grond dat het vertrek of de uitzetting in strijd zou zijn met het beginsel van non-refoulement;
- b.
zolang de vreemdeling rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder h of j, van de Wet; of
- c.
wegens technische redenen, zoals het ontbreken van vervoermiddelen of het mislukken van het vertrek of de uitzetting wegens onvoldoende identificatie.
3.
De zekerheid, bedoeld in het eerste lid, kan bestaan uit:
- a.
de overlegging van een reis- of identiteitsdocument;
- b.
de overlegging van een passagebiljet;
- c.
het deponeren van een waarborgsom;
- d.
een verklaring van een solvabele derde die zich voor de kosten garant stelt;
- e.
de overlegging van bewijs van het beschikken over een verzekering die de ziektekosten in Nederland volledig dekt.
4.
Het model van de garantverklaring wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.