Verdachte zat ten tijde van het instellen van het beroep in cassatie niet voor de onderhavige zaak preventief gedetineerd.
HR, 08-01-2013, nr. 11/01113
ECLI:NL:HR:2013:BY5443
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
08-01-2013
- Zaaknummer
11/01113
- Conclusie
Mr. Vegter
- LJN
BY5443
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2013:BY5443, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑01‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BY5443
ECLI:NL:HR:2013:BY5443, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑01‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BY5443
- Vindplaatsen
Conclusie 08‑01‑2013
Mr. Vegter
Partij(en)
Nr. 11/01113
Mr. Vegter
Zitting: 6 november 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft bij arrest van 11 februari 2011 verdachte wegens "poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak" en wegens "opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij en de inbeslaggenomen voorwerpen als nader in het arrest omschreven.
2.
Namens verdachte heeft mr. R.A.F. Bunge, advocaat te Venlo, beroep in cassatie ingesteld en heeft mr. J.C. Oudijk, eveneens advocaat te Venlo, bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld.
3.
Het eerste middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden doordat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
4.
Namens de verdachte is op 25 februari 2011 beroep in cassatie ingesteld. Volgens een op de begeleidende brief van 30 november 2011 geplaatst stempel zijn de stukken bij de Hoge Raad ingekomen op 21 december 2011. Dat brengt mee dat de inzendtermijn van acht maanden1. is overschreden. Het middel is dan ook terecht voorgesteld.
5.
Het middel kan echter onbesproken blijven indien de Hoge Raad met mij van oordeel is dat het arrest om andere redenen niet in stand kan blijven en dient te worden teruggewezen. Het tijdsverloop kan immers bij de nieuwe behandeling van de zaak aan de orde worden gesteld. 2.
6.
Het tweede middel klaagt over de motivering van de onder parketnummer 03-500383-08 bewezenverklaarde poging tot gekwalificeerde diefstal van een navigatiesysteem uit een auto.
7.
Het middel slaagt. Uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen noch uit de in het bestreden arrest opgenomen nadere bewijsoverweging kan het oogmerk van de wederrechtelijk toe-eigening van het navigatiesysteem blijken. De enkele tot het bewijs gebezigde opmerking van de verbalisant dat hij zag dat het navigatiesysteem nog in het betreffende voertuig aanwezig was, is hiertoe onvoldoende.3.
8.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
9.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak voor zover het betreft de beslissingen ter zake van het onder parketnummer 03-500383-08 tenlastegelegde en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof, teneinde in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 08‑01‑2013
HR 17 juni 2008, NJ 2008/358, r.o. 3.5.3.
Het Hof heeft de hieromtrent bekennende verklaring van de verdachte, zoals hij die, blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal, op 16 maart 2008 tegenover de politie heeft afgelegd, niet voor het bewijs gebezigd. Nu het Hof bedoelde verklaring niet voor het bewijs heeft gebezigd, heeft het Hof het met betrekking tot deze verklaring ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde Salduz-verweer onbesproken gelaten.
Uitspraak 08‑01‑2013
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklacht.
Partij(en)
8 januari 2013
Strafkamer
nr. S 11/01113
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 11 februari 2011, nummer 20/004164-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld namens de verdachte. Namens deze heeft mr. J.C. Oudijk, advocaat te Venlo, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak voor zover het betreft de beslissingen ter zake van het onder parketnummer 03-500383-08 tenlastegelegde en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof, teneinde in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1.
Het middel klaagt dat het onder parketnummer 03-500383-08 bewezenverklaarde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder parketnummer 03-500383-08 bewezenverklaard dat:
"hij op 16 maart 2008 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto (merk: Lancia) weg te nemen een navigatiesysteem, toebehorende aan [betrokkene 1] en zich daarbij de toegang tot voornoemde personenauto te verschaffen en/of dat weg te nemen navigatiesysteem onder zijn bereik te brengen door middel van braak, met voornoemd oogmerk een portierraam (aan de bijrijderzijde) heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1.
Een in wettelijke vorm door de verbalisant Jacobs opgemaakt proces-verbaal van aangifte, nr. 2008036282-1, zoals weergegeven op de pagina's 7 tot en met 8 van de doornummering, inhoudende voor zover zakelijk weergegeven van belang:
als de op 16 maart aan verbalisant afgelegde verklaring van aangever [betrokkene 1] (het hof leest [betrokkene 1]):
Op zondag 16 maart 2008 parkeerde ik mijn auto onbeschadigd op de Sint Pieterstraat te Maastricht. Toen ik mijn auto wilde ophalen was deze weg. Ik nam contact op met de politie en daar vertelde men mij dat mijn auto was afgesleept, omdat er een ruit vernield was.
Ik wil aangifte doen van poging tot diefstal door middel van braak in mijn personenauto, merk Lancia, met het kenteken [AA-00-BB]. Ik heb mijn auto opgehaald en zag dat het rechtervoorportier kapot was.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Een in wettelijke vorm door de verbalisant [verbalisant 1] opgemaakt proces-verbaal van verhoor, nr. 2008036282-3, zoals weergegeven op de pagina's 14 tot en met 15 van de doornummering, inhoudende voor zover zakelijk weergegeven van belang:
als de op 16 maart 2008 aan verbalisant afgelegde verklaring van [getuige 1]:
Zondag 16 maart hadden wij onze auto geparkeerd op de Sint Hubertuslaan in Maastricht. Ik hoorde plots ene harde klap en geluid van vallend glas. Ik hoorde ook direct een autoalarm. Ik keek in de richting van het geluid en zag dat er een man achter een blauwe geparkeerde auto gebogen stond. Ik zag dat er in de buurt geen andere mensen waren. Ik zag dat de man precies bij de ingeslagen ruit stond. Ik zag dat de man recht kwam naast de auto. Ik ben achter de man aangelopen met mijn dochter.
Ik zag de man de drugsopvang binnenlopen. Toen is de politie ter plaatse gekomen. Ik heb de politie aangewezen waar de man naar binnen is gegaan. Terwijl de politie binnen was, zag ik een man naar buiten komen. Ik herkende de man aan de manier van lopen en postuur. Ik zag dat de man een andere trui aan had als eerst. Deze trui had geen capuchon. Ook droeg de man zijn jas niet meer. De broek was dezelfde als ik eerder gezien had. Deze man is door de politie aangehouden.
3.
De ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van de getuige [getuige 1] - zakelijk weergegeven - luidende als volgt:
Ik weet dat het vandaag gaat om een voorval van 16 maart 2008.
Ik was destijds in de buurt van het politiebureau van Maastricht nabij de Sint Hubertuslaan.
Ik hoorde op een gegeven moment het geluid van een ingeslagen ruit en zag één man gebogen bij een auto staan. Ik zag het inslaan zelf, zo in een korte tijd, ook. Het kon door niemand anders gedaan zijn dan door de verdachte die wij het zagen doen. De man was gebukt en kwam weer overeind. De man, had een grijs jack aan dat was gewatteerd, banen in de breedte, voorzien van een capuchon. Hij had voorts een grijze broek aan, witte schoenen, sportschoenen, dat weet ik nog heel precies.
Ik heb zijn hele manier van lopen kunnen observeren.
Ik wilde de man niet uit het oog verliezen en heb de combinatie van kleding, postuur etcetera aan de politie, die ik aan de lijn had, doorgegeven. Vervolgens kwam de politie de hoek om, waarop ik twee agenten heb gezien. Ik zei toen waarheen de man verdwenen was.
Vervolgens kwamen twee mannen achter de agenten aangelopen met een man en klopte het hele plaatje weer want een van die mannen was de man die ik eerder gezien had. Ik heb direct gezegd: "dat is hem".
Hij had kennelijk zijn jas, die hij tijdens de kraak aan had, uitgedaan.
Ik hoorde dus plots een harde klap en ik hoorde een alarm afgaan. Ik kan desgevraagd nader verklaren dat er tussen de klap die ik hoorde en het vervolgens recht op gaan staan van de verdachte een tijdspanne is gelegen van ongeveer 30 seconden.
4.
Een in wettelijke vorm door de verbalisant [verbalisant 2] opgemaakt proces-verbaal van verhoor, nr. 2008036282-4, zoals weergegeven op de pagina's 16 tot en met 17 van de doornummering, inhoudende voor zover zakelijk weergegeven van belang:
als de op 16 maart 2008 aan verbalisant afgelegde verklaring van [getuige 2]:
Vandaag 16 maart 2008, omstreeks 14:30 uur liep ik met mijn moeder over het Henri Hermanspark te Maastricht.
Op een gegeven moment hoorde ik glasgerinkel, ik hoorde duidelijk dat het glas van een autoruit vernield werd. Ik keek in de richting van waar het geluid vandaan kwam. Ik zag aan de overkant van de straat een manspersoon van een lichtblauwe auto vandaan lopen. Mijn moeder en ik besloten die man te volgen want het was duidelijk dat die persoon de ruit van een auto had ingegooid en mogelijk iets uit de auto gestolen had.
Niemand anders was in de buurt van waar het glasgerinkelgeluid vandaan kwam.
Wij zagen plotseling diezelfde man het OAC (hof: drugsopvang voor verslaafden) binnen lopen.
Iets later kwamen 2 personen vanuit het OAC naar buiten, waarvan er een aan het signalement voldeed, maar die wel een andere jas droeg of hem had uitgetrokken.
5.
De ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van de getuige [getuige 2] - zakelijk weergegeven -
Ik herinner mij nog dat ik op 16 maart 2008 in de gemeente Maastricht richting het natuurhistorisch museum aan het lopen waren, toen wij opeens gerinkel van glas hoorden. Ik was daar onder meer met mijn moeder. Wij keken waar het geluid vandaan kwam en zagen een manspersoon weggaan, waarop wij het vermoeden hadden dat die man dat geluid had veroorzaakt. We hebben besloten om hem te gaan volgen en mijn moeder had intussen de politie gebeld. Vervolgens zijn wij achter die man aan blijven lopen om te zien waar hij naar toe ging zodat wij de politie wat dat betreft instructies konden geven.
De man stond eerder aan de achterkant van de auto, dan aan de voorkant.
Op het moment dat hij zag dat wij aanstalten maakten om achter hem aan te komen liep hij gehaast weg. In eerste instantie rende hij niet hard, maar liep in een gehaaste pas. Toen wij aanstalten maakten om hem te volgen keek hij regelmatig om zich heen en ging hij nog harder lopen.
Wij zijn toen een tijdje achter hem aangerend.
In eerste instantie kwam de politie naar buiten met een man die niet voldeed aan ons signalement en dat hebben wij toen ook tegen de politie gezegd. Vervolgens kwamen achter die agent twee andere mannen aangelopen en toen zag mijn moeder, die erg alert was, dat daarbij de man zat die wij hadden achtervolgd. Hij had op dat moment echter zijn jasje dat hij eerder op straat aan had uit.
6.
Een in wettelijke vorm door de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], respectievelijk brigadier en hoofdagent van politie Regio Limburg Zuid opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nr. 2008036282-6, zoals weergegeven op de pagina's 2 en volgende van de doornummering, inhoudende voor zover zakelijk weergegeven van belang:
als relaas van eigen waarnemingen, bevindingen en verrichten van verbalisanten voornoemd, althans één hunner:
Op zondag 16 maart 2008 omstreeks 14:30 uur waren wij te Maastricht en kregen wij de opdracht om te gaan naar de Sint Hubertuslaan te Maastricht, alwaar getuigen hadden gezien dat een man met een watteerde jas met daarop uitstekend een zwarte capuchon met witte strepen, een autoruit had ingeslagen waarna het alarm van deze auto was geactiveerd.
Wij zijn hierop direct ter plaatse gegaan.
Tijdens het aanrijden naar de Sint Hubertuslaan kregen wij van de dienstdoende centralist van de Regionale Meldkamer het bericht dat de verdachte van de inbraak kennelijk het Opvang en Advies Centrum, het O.A.C., gelegen aan de Sint Hubertuslaan 4-6 te Maastricht, naar binnen zou zijn gegaan.
Wij zijn hierop in het bijzijn van meer collegae, het genoemde perceel naar binnen gegaan. Ik, [verbalisant 3], heb aldaar een gesprek gevoerd met een van de aldaar aanwezige werknemers van de Mondriaan Zorggroep. Deze deelde mij mede dat wij waarschijnlijk op zoek waren naar [verdachte] welke zojuist het gebouw zou hebben verlaten.
Deze [verdachte], zo deelde deze werknemer mij mede, zou binnen zijn jassen hebben uitgedaan en zou hierop direct het O.A.C. hebben verlaten.
Wij, verbalisanten, zijn hierop direct naar buiten gerend. Aldaar werden wij door twee nader als getuigen te noemen [getuige 1 en 2] gewezen naar twee mannen welke zojuist het O.A.C. hadden verlaten. Een van deze getuigen deelde mij, [verbalisant 3], mede dat zij een van deze mannen herkende als de dader van de inbraak maar dat hij zich waarschijnlijk zou hebben omgekleed. Hierop wees zij naar de twee mannen welke op het trottoir liepen, gelegen aan de Sint Hubertuslaan in de richting van de Prins Bisschopssingel.
Ik, [verbalisant 3], ben hierop achter deze twee mannen aangerend.
Ik, [verbalisant 3], sprak de mannen aan. Ik herkende beiden als zijnde harddrugs gebruikers. Ik herkende een van de mannen als zijnde de nader als verdachte te noemen [verdachte], geboren te [geboorteplaats], [geboortedatum] 1976, wonende te [woonplaats].
Door ons, verbalisanten, werden met de medewerker van het O.A.C. de beelden bekeken van de beveiligingscamera's welke eigendom zijn van het O.A.C.
Wij zagen dat verdachte om 14:20 uur het O.A.C. naar binnen liep. Wij zagen dat hij een grijze gewatteerde jas droeg en dat daarboven uit een capuchon stak, zwart van kleur met witte strepen.
Hierop zagen wij dat hij te 14:43 het O.A.C. weer verliet en kennelijk de grijze jas alsmede de zwarte jas binnen in het O.A.C. had laten liggen.
Door een dienstdoende collega werd na de melding direct naar de Sint Hubertuslaan gereden alwaar het betrokken voertuig geparkeerd zou staan. Aldaar werd door hem aangetroffen een personenauto, merk Lancia, type Lybra, kleur blauw, voorzien van het Belgische kenteken [AA-00-BB]. Hij zag dat het ruitje van het rechtervoorportier ingeslagen was.
Ook zag hij dat het navigatiesysteem nog in het voertuig aanwezig was. Dit navigatiesysteem werd door de betreffende collegae veiliggesteld en gedeponeerd aan de balie van het bureau van politie te Maastricht."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering voorts onder meer nog het volgende overwogen:
"(...)
De getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat zij op de Sint Hubertuslaan in Maastricht liep met haar dochter op zondag 16 maart 2008 en dat zij
- -
plots een harde klap en geluid van vallend glas hoorde;
- -
dat zij direct een autoalarm hoorde;
- -
dat zij in de richting van het geluid keek en zag dat er een man achter een blauwe geparkeerde auto gebogen stond;
- -
dat zij zag dat er in de buurt van de auto geen andere personen waren;
- -
dat de man precies bij de ingeslagen ruit stond en dat hij rechtop kwam naast de auto en wegliep en;
- -
dat zij de politie heeft gebeld.
Met haar dochter, getuige [getuige 2] is zij achter de persoon aangelopen en heeft zij de inmiddels gearriveerde politie erop gewezen, dat de man bij de drugsopvang naar binnen was gegaan. Zij zag vervolgens daar een man naar buiten komen. Toen de man dichtbij was herkende zij hem niet direct, maar toen de man wegliep, herkende zij hem aan zijn manier van lopen en zijn postuur. Hij had dezelfde broek aan, maar hij had zijn jas uitgedaan. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de getuige haar verklaring bevestigd. Deze verklaring vindt steun in hetgeen haar dochter, de getuige [getuige 2], heeft verklaard bij de politie en ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de door de getuige [getuige 1] gedane observaties en herkenning. Nu ten tijde van het horen door de getuige van het vallende glas en het afgaan van het alarm geen andere personen in de omgeving van de auto aanwezig waren acht het hof het door de verdediging gegeven alternatieve scenario, te weten dat een ander de ruit insloeg en dat verdachte toevallig langsliep, niet aannemelijk.
Het hof leidt uit de door de getuige [getuige 1] beschreven gang van zaken, te weten het stukgaan van het glas, het afgaan van het alarm, het recht opkomen door verdachte en daarop weglopen, af dat naar de uiterlijke verschijningsvorm sprake is van een poging tot inbraak in een auto en dat niet een innerlijke stem in het hoofd van de verdachte de oorzaak was van het weglopen van verdachte van de plaats delict, doch veeleer het afgaan van het alarm. Dat door de getuige niet is gezien dat de verdachte een hand in de auto stak doet aan het vorengaande niet aan af.
Het hof komt derhalve tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde."
2.3.
Aangezien uit 's Hofs bewijsvoering niet zonder meer kan worden afgeleid dat het een navigatiesysteem was dat de verdachte heeft gepoogd weg te nemen, zoals is bewezenverklaard, is de bestreden uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.4.
Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak in zoverre niet in stand kan blijven, het eerste middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder parketnummer 03/500383-08 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 8 januari 2013.