Rb. Utrecht, 02-02-2011, nr. 714830 AC EXPL 10-7097 AC
ECLI:NL:RBUTR:2011:BP3970
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
02-02-2011
- Zaaknummer
714830 AC EXPL 10-7097 AC
- LJN
BP3970
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2011:BP3970, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 02‑02‑2011; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 02‑02‑2011
Inhoudsindicatie
Telefoonzaak met bedreiging. enige zorgplicht voor telefoonaanbieder bij het sluiten van de overeenkomst. Artikel 3:44 lid 5 BW.
Partij(en)
RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Amersfoort
zaaknummer: 714830 AC EXPL 10-7097 AC
vonnis d.d. 2 februari 2011
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Marjoc I B.V. h.o.d.n. Marjoc Finance,
gevestigd te Lierderholthuis,
verder ook te noemen Marjoc,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: GGN Gerechtsdeurwaarders Utrecht,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [gedaagde],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
procederende bij zijn grootvader [grootvader].
Het verloop van de procedure
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 13 oktober 2010.
Marjoc heeft voorafgaand aan de comparitie nog stukken in het geding gebracht.
De comparitie is gehouden op 30 november 2010. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt.
Hierna is uitspraak bepaald.
De vaststaande feiten
- 1.
De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
- 1.1.
[gedaagde] heeft op 20 februari 2009 bij The Phone House een overeenkomst ondertekend betreffende een mobiel telefoonabonnement met Telfort B.V. (hierna: Telfort).
- 1.2.
Telfort heeft [gedaagde] op 25 februari 2009, 25 maart 2009 en 27 april 2009 facturen gezonden ten bedrage van respectievelijk € 65,83, € 357,= en € 2.185,26. [gedaagde] heeft deze bedragen onbetaald gelaten.
- 1.3.
Telfort heeft hetgeen zij van [gedaagde] te vorderen heeft gecedeerd aan Marjoc.
- 1.4.
Bij brief van 15 december 2009 heeft de Politie te Utrecht aan [gedaagde] bevestigd dat hij in februari en juni 2009 aangifte heeft gedaan van chantage/afdreiging en van verduistering, alsmede dat het onderzoek wegens onvoldoende technisch bewijs wordt gestaakt.
De vordering en het verweer in conventie en in reconventie
- 2.
Marjoc vordert in conventie dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen tot betaling aan haar van een bedrag van € 2.762,25, te vermeerderen met de contractuele rente van 1% per maand over € 2.061,77 vanaf
11 augustus 2010 tot de voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
- 3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer. In reconventie vordert hij veroordeling van Marjoc tot betaling aan hem van € 30.000,= voor psychisch leed en voor het extra werk, door gebrekkige informatie, dat hij en zijn vertegenwoordiger hebben gehad om zich een beeld te vormen van de gehele problematiek. Daarnaast vordert hij dat Marjoc wordt veroordeeld om de registratie van hem bij Stichting Preventel en BKR te herroepen.
- 4.
Op de grondslag van de vorderingen en de inhoud van het verweer zal, voor zover voor de beoordeling van belang, hierna worden ingegaan.
De beoordeling in conventie
- 5.
Marjoc voert ter onderbouwing van haar vordering aan dat [gedaagde] in gebreke is gebleven de aan hem gezonden facturen te voldoen. De facturen hebben tot een bedrag van € 422,83 betrekking op aan [gedaagde] geleverde diensten en de daarvoor door laatstgenoemde verschuldigde abonnementsgelden en gespreks- c.q. gebruikskosten. Voor oorspronkelijk een bedrag van € 2.185,26 hebben de facturen betrekking op aan [gedaagde] in rekening gebrachte resterende abonnementstermijnen. Telfort is door de wanbetaling van [gedaagde], conform de op de overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden, overgegaan tot beëindiging van de overeenkomst. Telfort heeft daardoor schade geleden, bestaande uit verlies en gederfde winst over de minimale contractsperiode, welke zij aanvankelijk heeft gesteld op het bedrag van de resterende abonnementstermijnen tot de oorspronkelijke expiratiedatum. Marjoc matigt haar vordering op dit punt thans tot 75% daarvan, opdat dit als een redelijke schadevergoeding zal worden toegewezen op basis van de zogenaamde “korte route” in het rapport Ambtshalve toepassing van Europees consumentenrecht van 17 februari 2010 van het LOVCK. Aldus bedraagt haar vordering in hoofdsom € 2.061,77. Daarnaast vordert zij een bedrag van € 400,48 aan rente tot 11 augustus 2010 en € 300,= aan buitengerechtelijke incassokosten.
- 6.
[gedaagde] voert als belangrijkste verweer, samengevat, dat hij slachtoffer is geworden van een criminele bende die hem onder dwang en bedreiging heeft aangezet tot het op zijn naam afsluiten van een groot aantal telefooncontracten met diverse providers, alsmede tot afgifte van de in dat verband verschafte mobiele telefoons. Met deze telefoons is vervolgens in korte tijd vele uren gebeld naar door deze bende geëxploiteerde service- (0900-)nummers. [gedaagde] beroept zich op nietigheid van de gesloten overeenkomst, temeer nu met Telfort twee overeenkomsten in zeer korte tijd zijn afgesloten. Telfort heeft deze overeenkomsten achteloos afgesloten, heeft deze op de automatische piloot verwerkt en heeft geen risicoanalyse toegepast als door haarzelf in de overeenkomst vermeld. Bovendien heeft zij ten onrechte de overeenkomst ten name van Siberg gesteld in plaats van [gedaagde], hetgeen mogelijk ook de controle heeft gefrustreerd.
- 7.
Marjoc heeft naar aanleiding van dit verweer opgemerkt dat de tenaamstelling van de overeenkomst berust op een kennelijke verschrijving. Deze is niet relevant omdat gecheckt wordt op basis van het paspoort- of ID-nummer. Voor zover bekend bestaat bij Telfort geen beleid met betrekking tot situaties als hier aan de orde, wel is bekend dat dit vaker voorkomt, maar ook dat mensen met een hoge rekening wel eens aangifte doen van dwang terwijl er niks aan de hand is. Volgens Marjoc moet [gedaagde] de gevolgen dragen van het sluiten van de contracten. Zij beroept zich op gerechtvaardigd vertrouwen dat hij de overeenkomst heeft willen sluiten.
- 8.
De kantonrechter stelt voorop dat zij in het navolgende ervan uitgaat dat [gedaagde] daadwerkelijk door een criminele bende onder dwang en bedreiging is aangezet tot het op zijn naam afsluiten van een groot aantal telefooncontracten. Datzelfde geldt waar het betreft de afgifte van de daarbij verstrekte mobiele telefoons ten behoeve van gebruik daarvan door leden van deze bende. [gedaagde] heeft deze stellingen onderbouwd met een brief van de politie, waaruit blijkt dat hij daarvan aangifte heeft gedaan, alsmede met een krantenbericht waarin dit fenomeen - als nieuwe “trend” - wordt gesignaleerd en beschreven. Ook de specificaties van de facturen en het daarin vermelde gebruik van de telefoon – in korte tijd urenlang verbinding maken met 0900-nummers - sluit volledig aan bij deze stellingen van [gedaagde]. Dat “er wel eens mensen met een hoge rekening zijn die aangifte doen van dwang”, als door Marjoc opgemerkt, is een onvoldoende weerlegging van de specifieke stellingen en onderbouwing daarvan door [gedaagde].
- 9.
Voorts stelt de kantonrechter vast dat [gedaagde] onweersproken heeft gesteld dat hij onder voornoemde druk op één en dezelfde dag (20 februari 2009), binnen één uur tijd twee overeenkomsten met Telfort heeft afgesloten bij The Phone House in Zeist. Deze stelling correspondeert bovendien met de vorderingen ingesteld in deze procedure respectievelijk de eveneens aanhangige procedure met zaaknummer 698402 AC EXPL 10-4525. In die procedure wordt gelijktijdig met deze procedure vonnis gewezen. Uit de stukken blijkt dat de eerste overeenkomst is gesloten op 20 februari 2009 om 13.38 uur en de tweede overeenkomst - in deze zaak aan de orde - op 20 februari 2009 om 14.13 uur.
- 10.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat het afsluiten van twee abonnementen binnen een uur had moeten opvallen en bij Telfort vragen had moeten oproepen, terwijl bovendien geen risicoanalyse is gemaakt bij het afsluiten van de overeenkomst.
De kantonrechter volgt dit betoog van [gedaagde]. Zijn beroep op bedreiging vormt een beroep op een wilsgebrek als bedoeld in artikel 3:44 lid 2 BW, welk wilsgebrek de overeenkomst vernietigbaar maakt. Hier is geen sprake van bedreiging door de wederpartij bij de overeenkomst, maar door een derde. In het algemeen beschermt artikel 3:44 lid 5 BW de wederpartij in een dergelijke situatie, nu daarin is bepaald dat op het wilsgebrek geen beroep kan worden gedaan jegens de wederpartij die geen reden had het bestaan ervan te veronderstellen. Marjoc heeft zich op deze bepaling beroepen, maar naar het oordeel van de kantonrechter komt deze bescherming haar niet toe.
Namens Marjoc is naar aanleiding van de stellingen van [gedaagde] verklaard dat binnen Telfort drie abonnementen mogen worden afgesloten en dat controle plaatsvindt op achterstand bij BKR en/of Stichting Preventel. Verder vindt geen controle plaats; als op dezelfde dag twee contracten worden afgesloten dan kan dat.
Zoals onder 7 is aangehaald is namens Marjoc echter tevens verklaard dat het Telfort bekend is dat praktijken als hier aan de orde vaker voorkomen. De kantonrechter is van oordeel dat het tegen het licht van die wetenschap onvoldoende is indien Telfort controleert of bij haar niet meer dan drie contracten zijn gesloten en er geen melding is gedaan bij BKR of Preventel. Een dergelijke controle volstaat wellicht als risicoanalyse in het belang van Telfort zelf, maar is onvoldoende om te voldoen aan de zorgplicht die van Telfort in het maatschappelijk verkeer mag worden verwacht. Het moge zo zijn dat er mensen zijn die daadwerkelijk meerdere contracten willen afsluiten, maar dat laat onverlet dat wanneer een 19-jarige jongeman binnen een uur een nieuw abonnement komt afsluiten, dit aanleiding moet zijn om door te vragen en tenminste te onderzoeken of dit werkelijk de wil is van betrokkene. De situatie roept immers vragen op, meer zelfs dan wanneer betrokkene direct twee abonnementen tegelijk bij Telfort had afgesloten. Onder de gegeven omstandigheden kan Marjoc niet volhouden dat Telfort een wederpartij in de zin van artikel 3:44 lid 5 BW was die "geen reden had het bestaan van het gebrek te veronderstellen". Voor zover zij geen of onvoldoende reden daartoe had is dat gevolg van haar eigen gebrekkige handelen, waarbij - zoals [gedaagde] aanvoert - Telfort achteloos omgaat met de verkoopadministratie en de verwerking op de automatische piloot laat gebeuren
- 11.
Voor zover nog van belang, nu het hier mede de afhandeling van de aanvraag door en bij Telfort zelf betreft, heeft Marjoc niet weersproken dat het handelen van medewerkers van The Phone House aan Telfort moet worden toegerekend. Bij gebreke van iedere aanwijzing of onderbouwing van het tegendeel stelt de kantonrechter vast dat hier sprake is van onmiddellijke vertegenwoordiging.
- 12.
De slotsom van het voorgaande is dat [gedaagde] zich rechtgeldig op vernietiging van de overeenkomst heeft beroepen. De grondslag komt met deze vernietiging aan de vordering te ontvallen, reden waarom de vordering in conventie wordt afgewezen.
Marjoc wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie.
De beoordeling in reconventie
- 13.
In reconventie vordert [gedaagde] ten eerste veroordeling van Marjoc tot betaling aan hem van € 30.000,= voor psychisch leed en voor het extra werk, door gebrekkige informatie, dat hij en zijn vertegenwoordiger hebben gehad om zich een beeld te vormen van de gehele problematiek. Hij heeft erop gewezen dat hij sinds februari 2009 last heeft van depressies en stemmingswisselingen en dat hij is doorverwezen naar De Waag in Amersfoort, een centrum voor ambulante forensische psychiatrie.
- 14.
De kantonrechter overweegt dat te begrijpen valt dat de bedreiging en afpersing [gedaagde] hebben aangegrepen. Marjoc voert echter met recht als verweer dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien wat het causaal verband is tussen de klachten van [gedaagde] en het handelen van Marjoc en waarom laatstgenoemde gehouden zou zijn enig bedrag terzake van psychisch leed aan [gedaagde] te vergoeden. Het enkel instellen van de onderhavige vordering in conventie is daartoe een onvoldoende grondslag. Ook het gestelde extra werk en/of de kosten daarvoor zijn niet althans onvoldoende onderbouwd. Dit onderdeel van de vordering wordt dan ook afgewezen.
- 15.
[gedaagde] vordert ten tweede dat Marjoc wordt veroordeeld om de registratie van hem bij Stichting Preventel en BKR te herroepen. Marjoc heeft hierop geantwoord dat zij het verzoek om de-registratie niet in behandeling kan nemen zolang de vordering niet is voldaan. Zodra deze is voldaan, dan wel in geval de vordering wordt afgewezen, zal zij het verzoek om de-registratie in behandeling nemen, aldus Marjoc. Gelet op het hierboven gegeven oordeel in conventie, waarbij de vordering van Marjoc wordt afgewezen, is er derhalve thans alle reden om de registratie te herroepen als door [gedaagde] gevorderd en door Marjoc toegezegd. De vordering zal worden toegewezen.
- 16.
Nu partijen over en weer deels in het gelijk en deels in het ongelijk worden gesteld, zal de kantonrechter de proceskosten in reconventie compenseren aldus, dat ieder van partijen de eigen kosten draagt van de procedure in reconventie.
De beslissing
De kantonrechter:
In conventie
wijst de vordering af;
veroordeelt Marjoc tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 30,= aan verletkosten;
In reconventie
veroordeelt Marjoc om de registratie van [gedaagde] bij Stichting Preventel en BKR ongedaan te maken;
wijst de vordering voor het overige af;
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.R. Creutzberg, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2011.