Vgl. HR 7 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1005, NJ 2016/430 (rov. 2.5.3), m.nt. Van Kempen.
HR, 05-03-2019, nr. 17/02553
ECLI:NL:HR:2019:302
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
05-03-2019
- Zaaknummer
17/02553
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:302, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑03‑2019; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:25
ECLI:NL:PHR:2019:25, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑01‑2019
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:302
- Vindplaatsen
Uitspraak 05‑03‑2019
Inhoudsindicatie
Valsheid in geschrift d.m.v. valse dagvaarding, art. 225.1 Sr. Bewijsklacht daderschap. HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
5 maart 2019
Strafkamer
nr. S 17/02553
AKA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 15 mei 2017, nummer 21/002379-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft V.A. Groeneveld, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 maart 2019.
Conclusie 15‑01‑2019
Inhoudsindicatie
Conclusie AG over valsheid in geschrift en het gebruikmaken van een valse (civiele) dagvaarding met het logo van een deurwaarderskantoor ten behoeve van de inning van een vordering. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
Nr. 17/02553 Zitting: 15 januari 2019 | Mr. E.J. Hofstee Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 15 mei 2017 door het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens “opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het hof de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] toegewezen tot het bedrag van € 785,00 en aan de verdachte voor datzelfde bedrag een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander zoals in het arrest vermeld.
Namens de verdachte heeft mr. V.A. Groeneveld, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel, bezien in samenhang met de toelichting, behelst de klacht dat het daderschap van de verdachte niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
Ten laste van de verdachte is door het hof bewezenverklaard dat:
“hij, in de periode van 23 april 2013 tot en met 15 augustus 2013, te Apeldoorn opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse dagvaarding met het logo van Groothuis Ligtermoet & Nijhuis Gerechtsdeurwaarders en Incasso en als ware deze uitgereikt door [betrokkene 1] , kandidaat gerechtsdeurwaarder werkzaam ten kantore van [betrokkene 2] en met dagtekening negentien juni tweeduizenddertien – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – als ware dat geschrift echt, bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, vorenbedoelde dagvaarding heeft doen toekomen, aan [benadeelde] van [A] en bestaande die valsheid hierin dat vorenbedoelde dagvaarding in het geheel valselijk en in strijd met de waarheid was opgemaakt.”
5. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1.
De aangifte door [benadeelde] van 15 augustus 2013, als opgenomen in het door [verbalisant] , brigadier, op 15 augustus 2013 op ambtseed opgemaakt proces-verbaal, dossierpagina’s 05 tot en met 07, voor zover van belang inhoudende:
Ik ben eigenaar van [A] , gevestigd te Apeldoorn, [a-straat] . Ik heb nog een vordering openstaan en wilde deze vordering innen via een incassobureau.
Ik heb hiervoor Neerland Incasso Groep benaderd. Neerland Incasso Groep is gevestigd in Apeldoorn aan de Linie 215. Ik heb daar zaken gedaan met [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ).
Omdat ik de opdracht gaf om de openstaande vordering af te handelen, heb ik een rekening ontvangen van € 949,85. Deze heb ik contant voldaan aan Neerland Incasso Groep. Ik heb deze namelijk aan [verdachte] betaald.
Nu blijkt dat Neerland Incasso Groep een dagvaarding heeft gemaakt, die vals is opgemaakt.
Op de dagvaarding staat het logo van Groothuis Ligtermoet & Nijhuis gerechtsdeurwaarders en Incasso, gevestigd te Enschede. In de dagvaarding staat dat de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder [betrokkene 1] , werkzaam ten kantore van [betrokkene 2] , [b-straat] te Zwolle een dagvaarding heeft opgesteld.
Op 14 augustus 2013 kreeg ik van Groothuis Ligtermoet & Nijhuis gerechtsdeurwaarders en Incasso te horen dat de dagvaarding niet van hun kantoor afkomstig was en dat zij de dagvaarding niet in behandeling hebben. Tevens deelden zij mij mede dat de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder [betrokkene 1] niet bij hun gerechtsdeurwaarderskantoor werkzaam was, maar in Zwolle, bij een ander kantoor.”
2.
Een schriftelijk bescheid, zijnde een kopie van een dagvaarding, dossierpagina 09, voor zover van belang inhoudende:
Logo (EH)
Groothuis Ligtermoet & Nijhuis
Gerechtsdeurwaarders & Incasso
Dagvaarding
Vandaag, de negentien juni tweeduizenddertien,
Heb ik, [betrokkene 1] , als toegevoegd
kandidaat-gerechtsdeurwaarder werkzaam
ten kantore van [betrokkene 2] ,
gerechtsdeurwaarder met vestigingsplaats
Zwolle, kantoorhoudende te Zwolle aan de
[b-straat] :
ten verzoeke van de besloten vennootschap [A] , gevestigd te Apeldoorn (gemeente Apeldoorn), te dezer zake woonplaats kiezende te Apeldoorn aan de Linie 215, ten kantore van Neerland Incasso, die door mij rekwlrante tot gemachtigde wordt gesteld om haar als zodanig te vertegenwoordigen, zulks met het recht van substitutie,
GEDAGVAARD;
[betrokkene 3] v.h.o.d.n. [betrokkene 3] , wonende te Enschede, aan het adres [c-straat] (postcode [postcode] ), aldaar mijn exploot doende en afschrift dezes met zeven aangehechte producties latende aan:
Voormeld adres in een gestoten envelop met daarop
de vermeldingen als wettelijk voorschreven,
omdat Ik aldaar niemand aantrof aan wie rechts-
geldig afschrift kon worden gelaten;
3.
Een schriftelijk bescheid, zijnde een kopie van een e-mail van 12 augustus 2013 van aangever [benadeelde] aan GLN - Info, dossierpagina-16, voor zover van belang inhoudende:
Van: [A] [mailto: [e-mailadres 1] ]
Verzonden: maandag 12 augustus 2013 15:17
Aan: GLN –info
Onderwerp: Vonnisaanvraag
Geachte,
Wij, [A] , hebben opdracht gegeven via ons Incassobureau Neerland Incasso,
om u opdracht te geven tot de uitreiking van dagvaarding aan [betrokkene 3] . Dit Is door uw kantoor uitgereikt en de zitting heeft plaats gevonden, zonder verweer.
Daar ons Incassobureau nu op vakantie is, vraag ik u hierbij het vonnis naar mij te mailen
in deze zaak.
Bijgesloten vindt u het voorblad van dagvaarding.
In afwachting op het vonnis, verblijf ik vriendelijk.
[benadeelde]
[A]
4.
Een schriftelijk bescheid, zijnde een kopie van een e-mail van 14 augustus 2013 van aangever [betrokkene 4] ( [e-mailadres 2] ) aan [e-mailadres 1] , dossierpagina 18, voor zover van belang inhoudende:
RE: Vonnisaanvraag
Van: [betrokkene 4] ( [e-mailadres 2] )
Verzonden: woensdag 14 augustus 2013 9:09:20
Aan: [e-mailadres 1] ( [e-mailadres 1] )
Geachte [benadeelde] ,
Onder verwijzing naar ons telefonisch onderhoud van gisteren berichten Ik u als volgt.
U verzocht ons om het vonnis dat uitgesproken naar aanleiding van een betekende de dagvaarding aan u op te sturen.
Ik ga er vanuit dat u in de veronderstelling verkeerd dat dit een dossier is dat bij ons kantoor in behandeling is.
Dit is echter niet het geval! Ik kan u derhalve ook geen vonnis opsturen.
Nadat ik het voorblad van de dagvaarding goed bekeken had, vielen mij een aantal dingen op.
De dagvaarding klopt van geen kant. De gedaagde partij woont in Enschede, doch wordt gedagvaard voor de rechter in Apeldoorn.
De zittingsdag klopt ook niet. Navraag bij de Rechtbank Gelderland leerde dat deze zaak nooit gediend heeft.
Daarnaast is er gebruik gemaakt van ons logo/beeldmerk, terwijl deze zaak nooit bij ons in behandeling is geweest.
Ook de kandidaat-deurwaarder die vermeld staat is niet bij ons in dienst.
Het betreft een kandidaat deurwaarder die in dienst is bij deurwaarderskantoor GGN Tijhuis te Zwolle.
Naar mijn smaak is hier zijdens Neerland Incasso sprake van oplichting, valsheid in geschrifte en daarnaast Inbreuk op het merkenrecht.
Ik kan u slechts adviseren on aangifte te doen bij de politie, temeer daar u een kostenvoorschot heeft voldaan van € 1,000,00 teneinde deze zaak voor de rechter te brengen.
Er wordt met listige kunstgrepen de Indruk gewekt dat uw debiteur gedagvaard is, terwijl dat feitelijk niet het geval is.
Wij hebben inmiddels contact gehad met onze collega In Zwolle en deze zal aangifte doen bij de politie.
Vetrouwende u hiermede naar behoren geïnformeerd te hebben, verblijf Ik.
met vriendelijke groet,
[betrokkene 4]
Gerechtsdeurwaarder
5.
Een schriftelijk bescheid, zijnde een online inzage uittreksel KvK, dossierpagina 19, voor zover van belang inhoudende:
Handelsnaam: Neerland Incasso
Bezoekadres: Linie 215, 7325DS Apeldoorn
Eigenaar naam: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] -1983”
6. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 1 mei 2017 houdt in, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang:
“De raadsvrouw wordt onmiddellijk na de voordracht van de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld mondeling de bezwaren tegen het vonnis op te geven.De raadsvrouw geeft op dat verdachte van oordeel is ten onrechte te zijn veroordeeld.
[...]
De raadsvrouw voert het woord tot verdediging en merkt daartoe het volgende op:Primair verzoek ik het hof om mijn cliënt vrij te spreken. Hij geeft in zijn schriftelijke verklaring duidelijk aan dat hij de dagvaarding niet in elkaar heeft gedraaid en dat hij geen enkele bemoeienis met de zaak heeft gehad.
Uit het dossier blijkt dat [benadeelde] op 15 augustus 2013 de dagvaarding aan de politie heeft overhandigd, maar niet blijkt uit het dossier dat deze dagvaarding door cliënt aan [benadeelde] is verzonden. De vraag is hoe en wanneer [benadeelde] aan de dagvaarding is gekomen.
[…]”
7. Het hof heeft, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:
“Overweging met betrekking tot het bewijs
[…]
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Daarbij heeft de raadsvrouw - kort gezegd - aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de valse dagvaarding door verdachte is verzonden.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld wanneer de dagvaarding is verzonden.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde medeplegen.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het ten laste gelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Daartoe overweegt het hof het volgende.
Uit het dossier volgt dat aangever [benadeelde] aan Neerland Incasso Groep, waarvan verdachte de eigenaar was, opdracht heeft gegeven voor het incasseren van een openstaande vordering. Daarbij heeft aangever specifiek zaken gedaan met verdachte en hem ook betaald voor deze opdracht. Vervolgens is, naar later blijkt, een valse dagvaarding opgemaakt met het logo van ‘Groothuis Ligtermoet & Nijhuis Gerechtsdeurwaarders en Incasso’ als ware deze uitgereikt door [betrokkene 1] , kandidaat gerechtsdeurwaarder werkzaam ten kantore van [betrokkene 2] . Aangever kreeg op 14 augustus 2013 van een medewerker van het eerst vermelde deurwaarderskantoor te horen dat deze dagvaarding niet van hun kantoor afkomstig was, ook niet bij hen in behandeling was en dat de genoemde kandidaat gerechtsdeurwaarder [betrokkene 1] niet bij hun kantoor werkzaam is, maar bij een ander kantoor in Zwolle.
Aangever heeft een kopie van de valse dagvaarding, gedagtekend negentien juni tweeduizenddertien, overgelegd aan de politie, alsmede kopieën van e-mailwisselingen met verdachte en een e-mailwisseling met gerechtsdeurwaarder [betrokkene 4] , in verband met die valse dagvaarding.
Het hof is van oordeel dat uit de gebezigde bewijsmiddelen, met name uit de kopieën van de e-mailwisselingen op de pagina’s 16 en 18 van het dossier, kan worden afgeleid dat (in ieder geval) het voorblad van de valse dagvaarding in de periode tussen 23 april 2013 en 15 augustus 2013 aan aangever is toegezonden door verdachte.”
8. Uit de door het hof voor het bewijs gebruikte bewijsmiddelen blijkt het volgende. Omdat aangever [benadeelde] van mening was dat zijn bedrijf [A] een openstaande vordering had, heeft hij het incassobureau Neerland Incasso Groep ingeschakeld. Neerland Incasso Groep heeft zogenaamd een dagvaarding opgesteld ten behoeve van de inning van deze vordering (bewijsmiddel 1). Het voorblad van deze ‘dagvaarding’ houdt onder meer in dat [A] te dezer zake woonplaats kiest ten kantore van Neerland Incasso (bewijsmiddel 2). [A] verkeerde in de veronderstelling dat de debiteur van de openstaande vordering op grond van de genoemde dagvaarding daadwerkelijk was gedagvaard en dat dit had geleid tot een veroordelend vonnis. Omdat – in de woorden van aangever [benadeelde] – het incassobureau met vakantie was, heeft hij ter verkrijging van een afschrift van het vonnis vervolgens zelf contact gezocht met het deurwaarderskantoor Groothuis Ligtermoet & Nijhuis, waarvan het logo op de dagvaarding staat vermeld (bewijsmiddel 3). Van de daar werkzame gerechtsdeurwaarder Groothuis heeft [benadeelde] per e-mail vernomen dat het deurwaarderskantoor deze zaak niet in behandeling heeft. In zijn e-mailbericht noemt Groothuis een aantal omstandigheden waaruit zijns inziens blijkt dat en waarom het niet anders kan zijn dan dat de dagvaarding vals is (bewijsmiddel 4).
9. Dat de verdachte de pleger van het feit is, heeft het hof uit de gebezigde bewijsmiddelen kunnen afleiden. Daaruit – zie ook de in ’s hofs bewijsoverweging opgesomde feiten en omstandigheden – komt naar voren dat de valse dagvaarding afkomstig is van Neerland Incasso Groep. Bewijsmiddel 1 houdt, wat betreft de betrokkenheid van de verdachte, in dat aangever [benadeelde] Neerland Incasso Groep heeft benaderd en zaken deed met de verdachte. Tevens houdt de aangifte van [benadeelde] in dat hij de door Neerland Incasso Groep voor de inning in rekening gebrachte kosten contant heeft voldaan aan de verdachte. Uit het als bewijsmiddel 5 opgenomen uittreksel KvK blijkt dat de verdachte enig eigenaar was van het bedrijf met handelsnaam Neerland Incasso. Niet is door de verdediging aangevoerd, en ook overigens is daarvoor geen indicatie, dat toentertijd anderen dan de verdachte bij de organisatie en/of werkzaamheden van Neerland Incasso waren betrokken. In dit verband merk ik nog op dat blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep de raadsvrouw van de verdachte aldaar weliswaar de bewijsbaarheid van het daderschap van de verdachte heeft betwist, maar dat door of namens de verdachte (die ter terechtzitting niet was verschenen) in het geheel geen verklaring is gegeven aangaande het in het procesdossier aanwezige belastende bewijsmateriaal, in het bijzonder niet voor de gedeeltelijk tot het bewijs gebezigde e-mailcorrespondentie (p. 14-18 van het politiedossier). In de bewijsvoering ligt als niet onbegrijpelijk oordeel van het hof besloten dat het niet anders kan zijn dan dat het de verdachte is geweest die de dagvaarding aan [benadeelde] heeft doen toekomen en daarmee het bewezenverklaarde feit heeft begaan. Dat, zoals de steller van het middel benadrukt, uit de bewijsvoering niet rechtstreeks volgt hoe de aangever in het bezit van de valse dagvaarding is gekomen, doet aan het voorgaande niet af. Voldoende is dat uit de bewijsvoering valt af te leiden dat het de verdachte is geweest, die de valse dagvaarding aan [benadeelde] heeft doen toekomen.
10. In de toelichting op het middel wordt nog – zij het summier – geklaagd dat ‘s hofs bewijsvoering niet inhoudt dat de dagvaarding op enig moment op of na 23 april 2013 is verzonden. Deze (deel)klacht komt mij op zichzelf gegrond voor, maar het rechtens te respecteren belang bij cassatie daarbij, ontgaat mij. Onder de blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep aldaar voorgehouden stukken van het geding, bevindt zich een e-mail van 23 april 2013 van de verdachte waarin hij aan aangever [benadeelde] onder meer de kosten voorrekent van het door de verdachte laten opstellen van een dagvaarding (politiedossier, p. 14). Daaruit volgt logischerwijs dat de valse dagvaarding toen nog niet aan [benadeelde] ter hand was gesteld. Ik wijs ook op de dagtekening van de valse dagvaarding: negentien juni tweeduizenddertien (bewijsmiddel 2). Gelet op dit een en ander kan in redelijkheid geen twijfel bestaan over de toereikendheid en de betrouwbaarheid van het bewijs dat het bewezenverklaarde feit niet is gepleegd vóór 23 april 2013.1.
11. Het middel faalt en kan mijns inziens worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering.
11. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
11. Deze conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 15‑01‑2019