Regeling naturalisatietoets Nederland
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 17-05-2024
- Redactionele toelichting
Artikel 4, achtste lid, onderdeel c, onderdeel 2°, zoals dat luidde onmiddellijk voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wijziging, blijft van toepassing op verzoeken van de verzoeker om verlening van het Nederlanderschap tot vrijstelling van het onderdeel van het inburgeringsexamen oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt, bedoeld in de artikelen 2.10, eerste lid, onderdeel b, en 3.9, derde lid, onderdeel b, van het Besluit inburgering die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze wijziging.
- Bronpublicatie:
08-04-2024, Stcrt. 2024, 15948 (uitgifte: 16-05-2024, regelingnummer: 5335029)
- Inwerkingtreding
17-05-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-04-2024, Stcrt. 2024, 15948 (uitgifte: 16-05-2024, regelingnummer: 5335029)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Staatsrecht / Nationaliteitsrecht
1.
Van het afleggen van de onderdelen van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van het Besluit inburgering dan wel van het praktijkdeel als bedoeld in artikel 3.7 van het Besluit inburgering zoals dit luidde op 31 december 2012 alsmede van het elektronisch praktijkexamen en de toets gesproken Nederlands, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, van het Besluit inburgering zoals dit luidde op 31 december 2012, is vrijgesteld de verzoeker die het certificaat overlegt, als bedoeld in de Regeling certificaat inburgering oudkomers , met daarop de aantekening dat voor de onderdelen Lezen, Luisteren, Schrijven en Spreken is behaald ten minste het niveau 2 van het referentiekader NT2.
2.
Bij het certificaat, bedoeld in het eerste lid legt de verzoeker de hem door het college van burgemeester en wethouders afgegeven, gewaarmerkte kopie over van de verklaring van de onderwijsinstelling waar de NT2-profieltoets is afgelegd.
3.
Van het afleggen van het onderdeel van het inburgeringsexamen kennis van de Nederlandse maatschappij, bedoeld in artikel 3.9, derde lid, onderdeel a, van het Besluit inburgering dan wel bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit inburgering zoals dit luidde op 31 december 2012 is vrijgesteld de verzoeker die kan aantonen dat hij het onderdeel kennis van de staatsinrichting en maatschappij van de naturalisatietoets, bedoeld in artikel 2 van de Regeling naturalisatietoets zoals dit luidde op 31 maart 2007 heeft behaald.
4.
Van het afleggen van het onderdeel van het inburgeringsexamen kennis van de Nederlandse maatschappij, bedoeld in artikel 3.9, derde lid, onderdeel a, van het Besluit inburgering dan wel bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit inburgering zoals dit luidde op 31 december 2012 is vrijgesteld de verzoeker die een certificaat overlegt als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Wet inburgering nieuwkomers zoals deze luidde op 31 december 2006, indien uit de vermelding daarop, of anders uit de bijbehorende verklaring van het Regionaal Opleidingencentrum, blijkt dat voor het onderdeel Maatschappij Oriëntatie is behaald het niveau van artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inburgering nieuwkomers zoals deze luidde op 31 december 2006. Bij het in dit lid bedoelde certificaat legt de verzoeker tevens de verklaring over van het Regionaal Opleidingencentrum op grond waarvan het certificaat is afgegeven.
5.
Van het afleggen van de onderdelen van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van het Besluit inburgering dan wel van het praktijkdeel als bedoeld in artikel 3.7 van het Besluit inburgering zoals dit luidde op 31 december 2012 alsmede van het elektronisch praktijkexamen en de toets gesproken Nederlands, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdelen a en b, van het Besluit inburgering zoals dit luidde op 31 december 2012, is vrijgesteld de verzoeker die een certificaat overlegt als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Wet inburgering nieuwkomers zoals deze luidde op 31 december 2006, indien uit de vermelding daarop, of anders uit de bijbehorende verklaring van het Regionaal Opleidingencentrum, blijkt dat voor het onderdeel Nederlands als tweede taal bij de onderdelen Lezen, Luisteren, Schrijven en Spreken ten minste niveau 2 van de eindtermen Referentiekader Nederlands als Tweede Taal, dan wel ten minste niveau A2 van het Europees Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen, zijn behaald. Bij het in dit lid bedoelde certificaat legt de verzoeker tevens de verklaring over van het Regionaal Opleidingencentrum op grond waarvan het certificaat is afgegeven.
6.
Van het afleggen van de onderdelen van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van het Besluit inburgering dan wel van het praktijkdeel als bedoeld in artikel 3.7 van het Besluit inburgering zoals dit luidde op 31 december 2012 alsmede van het elektronisch praktijkexamen en de toets gesproken Nederlands, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdelen a en b, van het Besluit inburgering zoals dit luidde op 31 december 2012, is vrijgesteld de verzoeker die een originele verklaring overlegt van het Regionaal Opleidingencentrum, afgegeven op basis van de resultaten van een voor 1 januari 2007 afgelegde toets ter afronding van een NT2-taaltraject, indien uit de verklaring blijkt dat voor het onderdeel Nederlands als tweede taal bij de onderdelen Lezen, Luisteren, Schrijven en Spreken ten minste niveau 2 van de eindtermen Referentiekader Nederlands als Tweede Taal, dan wel ten minste niveau A2 van het Europees Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen, zijn behaald.
Om tot vrijstelling te kunnen leiden, dient de verklaring de volgende gegevens te bevatten:
- a.
de naam van het document;
- b.
de naam en handtekening van de verantwoordelijke van het regionaal opleidingencentrum;
- c.
de echtheidskenmerken van het regionaal opleidingencentrum;
- d.
de naam en geboortedatum van de deelnemer aan het NT2-taaltraject die overeenkomen met de naam en geboortedatum zoals vermeld op zijn identiteitsdocument;
- e.
de behaalde taalniveaus uitgesplitst naar de vier taalvaardigheden Lezen, Luisteren, Schrijven en Spreken;
- f.
de datum waarop de toetsresultaten zijn behaald.
7.
Van het afleggen van de onderdelen van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van het Besluit inburgering dan wel van het praktijkdeel, bedoeld in artikel 3.7 van het Besluit inburgering zoals dit luidde op 31 december 2012 alsmede van het elektronisch praktijkexamen en de toets gesproken Nederlands, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, van het Besluit inburgering zoals dit luidde op 31 december 2012, is vrijgesteld de verzoeker die beschikt over één van de volgende certificaten van het Certificaat Nederlands als Vreemde Taal:
- a.
Certificaat Maatschappelijk Informeel (ERK-niveau A2);
- b.
Certificaat Profiel Taalvaardigheid Praktische Beroepen (ERK-niveau A2);
- c.
Certificaat Maatschappelijk Formeel (ERK-niveau B1),
- d.
Certificaat Zakelijk Professioneel (ERK-niveau B2),
- e.
Certificaat Educatief Startbekwaam (ERK-niveau B2), of
- f.
Certificaat Educatief Professioneel (ERK-niveau C1).
8.
Van het afleggen van het onderdeel van het inburgeringsexamen oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt, bedoeld in de artikelen 2.10, eerste lid, onderdeel b, en 3.9, derde lid, onderdeel b, van het Besluit inburgering, zijn vrijgesteld:
- a.
de verzoeker die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt of die voor het bereiken van die leeftijd zijn werkzaamheden heeft gestaakt ten gevolge van vervroegde uittreding;
- b.
de verzoeker die zich voor 1 januari 2015 bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft aangemeld voor de naturalisatietoets of een onderdeel van die toets en van wie DUO voor 1 februari 2015 het verschuldigde examengeld heeft ontvangen;
- c.
de verzoeker die in een periode van twaalf maanden voorafgaande aan het verzoek tot vrijstelling:
- 1°
in ten minste zes maanden minimaal 48 uur per maand werkzaamheden in loondienst heeft verricht;
- 2°
winst uit een onderneming, bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001, had die ten minste gelijk was aan M * 48 * 6, waarbij M staat voor het minimumuurloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, met inbegrip van de vakantiebijslag, bedoeld in artikel 15 van die wet; of.
- 3°
in ten minste zes maanden bijstand ontving op grond van artikel 2, eerste of tweede lid, van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;
- d.
de verzoeker die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
9.
Van het afleggen van het onderdeel van het inburgeringsexamen genaamd het participatieverklaringstraject, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inburgering, is vrijgesteld de verzoeker die niet op grond van de Wet inburgering inburgeringsplichtig is.