Hof Den Haag, 18-05-2017, nr. 22-002053-14, nr. 09-819828-13
ECLI:NL:GHDHA:2017:1469
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
18-05-2017
- Zaaknummer
22-002053-14
09-819828-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2017:1469, Uitspraak, Hof Den Haag, 18‑05‑2017; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:151, Niet ontvankelijk
Uitspraak 18‑05‑2017
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van een vriend van hem, door hem tijdens een ruzie met een mes in zijn rug te steken. Zowel de verdachte als het slachtoffer waren tijdens het voorval onder invloed van alcohol. Er was bij het slachtoffer als gevolg van de steekverwonding sprake was van een klaplong. Voorts heeft de verdachte [benadeelde partij 2] op de bewezen verklaarde wijze mishandeld, waarmee hij haar nodeloos pijn heeft bezorgd en een inbreuk heeft gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof beveelt de gevangenneming van de verdachte, welk bevel apart is geminuteerd.
Rolnummer: 22-002053-14
Parketnummer: 09-819828-13
Datum uitspraak: 18 mei 2017
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 april 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (toenmalige Sovjet-Unie) op [geboortejaar] 1983,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 12 augustus 2014, 14 juni 2016 en 4 mei 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1. primair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 oktober 2013 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer] met een (vlees)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken in het hoofd/gezicht en/of in de rug/schouder en/of in de linker zij (onder de oksel), althans in het (boven)lichaam en/of heeft geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt tegen het hoofd en/of de buik, althans het lichaam, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 oktober 2013 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een (vlees)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken in het hoofd/gezicht en/of in de rug/schouder en/of in de linker zij (onder de oksel), althans in het (boven)lichaam en/of heeft geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt tegen het hoofd en/of de buik, althans het lichaam, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 oktober 2013 te 's-Gravenhage opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer]), met een (vlees)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken in het hoofd/gezicht en/of in de rug/schouder en/of in de linker zij (onder de oksel), althans in het (boven)lichaam en/of heeft geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt tegen het hoofd en/of de buik, althans het lichaam, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 12 oktober 2013 te 's-Gravenhage opzettelijk een persoon (te weten [benadeelde partij]), heeft geslagen/gestompt op/tegen het hoofd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat tegen de verdachte een bevel tot gevangenneming zal worden verleend.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bespreking van de verweren
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig de door hem overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnota, het verweer gevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat het slachtoffer de steekverwonding op zijn rug heeft opgelopen na een val van de trap op gebroken glas dat daar op de grond lag, en niet door een messteek. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat een klaplong ook te verklaren is door een val en heeft aan de pleitnota een aantal wetenschappelijke stukken gehecht waaruit dit zou blijken.
Het hof gaat op basis van de beschikbare bewijsmiddelen uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
Op 12 oktober 2013 waren diverse mensen aanwezig in de woning van de verdachte gelegen aan de [x] in Den Haag. Een van de aanwezigen was het latere slachtoffer [slachtoffer]. De verdachte en het slachtoffer hebben in de woning ruzie gekregen wat vervolgens ontaardde in een handgemeen. De verdachte heeft tijdens die vechtpartij een mes in zijn handen gehad.
Uiteindelijk werd het slachtoffer liggend op de straat voor de woning van de verdachte aangetroffen met een bebloed hoofd en bloed op zijn rug. De behandelend arts heeft verklaard dat de wond bij de linkeroksel op de rug van het slachtoffer de uiterlijke kenmerken van een solitaire steekwond had. NFI-deskundige D. Botter, forensisch arts KNMG, heeft over de wond aan de achterzijde van de linkerschouder gerapporteerd dat het wondkanaal gerelateerd aan de huidperforatie aan de achterzijde van de linker schouder reikte tot in de borstholte en dat dit heeft geleid tot een klaplong, dat een potentieel fataal letsel is.
Voorts heeft D. Botter gerapporteerd dat in algemene zin te stellen is, dat:
- de wond aan de linkerschouder zal zijn veroorzaakt door een puntig voorwerp;
- perforatie van de borstwand met een klaplong als gevolg, door een puntig rigide voorwerp kan worden veroorzaakt; en
- perforatie van de gehele dikte van de borstkaswand zich niet zonder meer laat verklaren door een val op een glasscherf, nu de betreffende glasscherf in dat geval van voldoende stevigheid moet zijn geweest en vrijwel loodrecht met het lichaam in botsing moet zijn gekomen.
Het hof overweegt in dit verband voorts dat door het medisch personeel geen glasscherven zijn aangetroffen in de verwondingen van het slachtoffer. Buiten de woning van de verdachte zijn blijkens de verklaring van een bij het onderzoek betrokken verbalisant ook geen glasscherven met bloed aangetroffen. Voorts neemt het hof op de – deels gedetailleerde politiefoto’s die zijn gemaakt van de plaats delict voor de woning van de verdachte evenmin glasscherven waar.
De politie heeft bovendien in een proces-verbaal van bevindingen gerelateerd dat het raam in de woonkamer kapot was en dat er rechts onderin een gat in het raam zat. Gelet op de ligging van het raam van de woonkamer van de verdachte ten opzichte van de trap en het portiek, zoals door het hof waargenomen op een foto van de voorzijde van de woning, is het naar het oordeel van het hof onwaarschijnlijk te achten dat glasscherven uit dat raam (vanaf de voorzijde gezien) enige meters rechts van dat raam onder aan de trap van het gelegen portiek terecht zouden zijn gekomen.
Gelet op het vorenstaande, in onderlinge verband en samenhang bezien, is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden dat het slachtoffer de (steek)verwonding aan zijn rug heeft opgelopen na een val van de trap in een glasscherf. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
Ten aanzien van het standpunt dat de klaplong niet het gevolg is geweest van een steekverwonding, maar van de enkele val van de trap overweegt het hof als volgt.
Uit het NFI-rapport d.d. 22 september 2014 blijkt dat een klaplong kan optreden door een val van een trap, maar slechts indien die val perforatie van de borstwand, door bijvoorbeeld ribbreuken, als gevolg heeft. Dit blijkt overigens ook uit de wetenschappelijke stukken die de raadsman heeft gehecht aan zijn pleitnota. Uit de medische rapportage blijkt niet dat het slachtoffer een of meer ribbreuken had. Voorts blijkt uit de geneeskundige verklaring en het NFI-rapport d.d. 31 maart 2014 dat de klaplong is ontstaan ten gevolge van de steekwond. Derhalve verwerpt het hof ook dit verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op of omstreeks 12 oktober 2013 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer] met een (vlees)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken in het hoofd/gezicht en/of in de rug/schouder en/of in de linker zij (onder de oksel), althans in het (boven)lichaam en/of heeft geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt tegen het hoofd en/of de buik, althans het lichaam, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 12 oktober 2013 te 's-Gravenhage opzettelijk een persoon (te weten [benadeelde partij]), heeft geslagen/gestompt op/tegen het hoofd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van een vriend van hem, door hem tijdens een ruzie met een mes in zijn rug te steken. Zowel de verdachte als het slachtoffer waren tijdens het voorval onder invloed van alcohol, wat er toe heeft geleid dat de onenigheid tussen de verdachte en het slachtoffer uit de hand is gelopen. Door verdachtes handelen heeft het slachtoffer ernstig letsel opgelopen. Uit de medische informatie volgt dat bij het slachtoffer als gevolg van de steekverwonding sprake was van een klaplong, dat potentieel fatale gevolgen had kunnen hebben.
Dat het slachtoffer niet aan zijn verwonding is overleden, is een omstandigheid die vooral is toe te rekenen aan snel en adequaat medisch ingrijpen. Aldus heeft de verdachte met zijn handelen op zeer ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Een strafbaar feit als het onderhavige heeft een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter en versterkt de in de samenleving aanwezige gevoelens van angst en onveiligheid. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
Het feit dat na het medisch ingrijpen de prognose van het herstel van de klaplong gunstig was en het slachtoffer geen complicaties had – zodat er geen sprake is van ernstig blijvend letsel – doet naar het oordeel van het hof aan het voorgaande niet af, nu de verdachte bij dit gunstige verloop geen rol heeft vervuld, en bijvoorbeeld ook niet zelf medische hulp voor het slachtoffer heeft ingeroepen. Gezien de ernst van het feit en het ontbreken van inzicht in de economische en sociale verhouding tussen verdachte en het slachtoffer kent het hof ook geen overwegende betekenis toe aan het feit dat blijkens een van het slachtoffer afkomstige brief de impact van het voorval op hem beperkt lijkt te zijn geweest.
Voorts heeft de verdachte [benadeelde partij] op de bewezen verklaarde wijze mishandeld, waarmee hij haar nodeloos pijn heeft bezorgd en een inbreuk heeft gemaakt op haar lichamelijke integriteit.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 april 2017, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof constateert dat in de onderhavige zaak in de fase van het hoger beroep een overschrijding van de redelijke termijn de zin van artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden heeft plaatsgevonden, nu het geding niet binnen twee jaar nadat hoger beroep is ingesteld met een eindarrest is afgerond. Het hof stelt aldus vast dat de redelijke termijn met 1 (één) jaar is overschreden. Het hof stelt eveneens vast dat deze overschrijding niet, althans niet in aanmerkelijke mate, aan de verdachte of de verdediging is te wijten. Naar aanleiding van deze overschrijding zal het hof, waar het in beginsel voor feiten als de onderhavige onder de gegeven omstandigheden een gevangenisstraf van 27 maanden passend en geboden acht, strafvermindering met 10% toepassen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Bevel gevangenneming
Het hof zal de gevangenneming van de verdachte bevelen, nu de verdachte tot een vrijheidsbenemende straf wordt veroordeeld, langer dan het reeds ondergane voorarrest, ter zake van onder meer een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren is gesteld en waardoor de rechtsorde naar het oordeel van het hof ernstig is geschokt, zodat sprake is van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid die de onverwijlde vrijheidsbeneming van de verdachte vordert.
Het bevel gevangenneming zal afzonderlijk worden geminuteerd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 57, 63, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de gevangenneming van de verdachte, welk bevel apart is geminuteerd.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman, mr. A. Kuijer en mr. C.H.M. Royakkers, in bijzijn van de griffier mr. S. Rommen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 mei 2017.