NJ 1929, p. 895
Verzet tegen een politieagent. Preventieve taak der politie.
HR 11-03-1929, ECLI:NL:HR:1929:5, m.nt. Prof. Mr. J.V. van Dijck
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 maart 1929
- Magistraten
Mrs. Jhr. de Savornin Lohman, Jhr. Feith, Taverne, Van Dijck en Kranenburg.
- Zaaknummer
[11031929/NJ_1929,_p._895]
- Conclusie
Mr. Van Lier
- Noot
Prof. Mr. J.V. van Dijck
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS102363:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1929:5, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑03‑1929
- Wetingang
Essentie
Verzet tegen een politieagent. Preventieve taak der politie.
Samenvatting
De totale der politie omvat de vezekering van openbare orde, veiligheid en rust. Tot deze preventieve taak behoort het verwijderen van een beschonken persoon van den openbaren weg, en een surveilleerend politieagent maakt op redelijke wijze van deze bevoegdheid gebruik, door zoodanig persoon tijdelijk, tot hij ontnuchterd zal zijn, in bewaring te stellen.
De stelling van het middel, dat de politieagent niet injde rechtmatige uitoefening zijner bediening was, daar zijn recht tot aanhouding in het onderhavige geval alleen gegrond kon zijn op art. 53 Sv., is onjuist.
Concl. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.