Einde inhoudsopgave
Europees Verdrag inzake het toezicht op voorwaardelijk veroordeelden of voorwaardelijk in vrijheid gestelden
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 22-08-1975
- Bronpublicatie:
30-11-1964, Trb. 1982, 53 (uitgifte: 14-05-1982, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
22-08-1975
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-11-1964, Trb. 1982, 53 (uitgifte: 14-05-1982, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal strafrecht / Algemeen
Strafprocesrecht / Algemeen
1.
De Verdragsluitende Partijen verbinden zich elkaar overeenkomstig de hierna volgende bepalingen de wederzijdse rechtshulp te verlenen die nodig is voor de sociale reclassering van de in artikel 2 bedoelde delinquenten. Deze rechtshulp bestaat in het houden van toezicht op de delinquenten, welk toezicht enerzijds tot uitdrukking komt in maatregelen die een gedragsverbetering alsook de wederaanpassing van deze delinquenten aan het maatschappelijk leven kunnen vergemakkelijken en anderzijds door een waakzaam oog te houden op hun gedrag, ten einde, zo nodig, hetzij alsnog een vonnis over hen uit te kunnen spreken, hetzij een reeds eerder tegen hen gewezen vonnis ten uitvoer te kunnen leggen.
2.
De Verdragsluitende Partijen leggen, overeenkomstig de hiernavolgende bepalingen, de tegen de delinquent uitgesproken vrijheidsstraf of met vrijheidsberoving gepaard gaande maatregel, waarvan de toepassing was opgeschort, ten uitvoer.