Rb. Haarlem, 25-01-2010, nr. 15/801427-09
ECLI:NL:RBHAA:2010:BL9532
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
25-01-2010
- Zaaknummer
15/801427-09
- LJN
BL9532
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2010:BL9532, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 25‑01‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 25‑01‑2010
Inhoudsindicatie
Onrechtmatig verkregen bewijs. Afhaler drugskoerier. Naar het oordeel van de rechtbank zijn verbalisanten bij het bevragen van verdachte gebleven binnen de aan de Algemene Douanewet ontleende controlebevoegdheden. Pas nadat verbalisanten de verklaringen van verdachte en de medeverdachte en de bevindingen van het onderzoek in de mobiele telefoon van verdachte in onderlinge samenhang konden bezien, ontstond een redelijk vermoeden dat verdachte zich aan een strafbaar feit schuldig had gemaakt. Pas op dat moment is verdachte als verdachte aangemerkt en ontstond de plicht om hem de cautie te geven, hetgeen ook is gebeurd. De rechtbank is van oordeel dat het bewijs tegen verdachte op rechtmatige wijze is verkregen. De feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, leiden de rechtbank tot de slotsom dat verdachte zich met geen andere reden op Schiphol bevond dan om de koerier op te wachten en van de luchthaven af te begeleiden, met het achterliggende doel om de door medeverdachte vervoerde cocaine in ontvangst te (doen) nemen.
Partij(en)
RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/801427-09
Uitspraakdatum: 25 januari 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 januari 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974, de geboorteplaats is niet bekend,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting (PI) Almere,
zich ook noemende [opgegeven naam verdachte].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 01 oktober 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
4. Bewijs
4.1.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft gesteld dat de door verdachte tegenover de marechaussee en de douaneautoriteiten (hierna: verbalisanten) afgelegde verklaringen van bewijs dienen te worden uitgesloten omdat aan verdachte niet voor aanvang van zijn verhoor de cautie is gegeven. Reeds op het moment waarop verdachte desgevraagd ontkende dat hij bij Terminal 1 was geweest - terwijl verbalisanten hem daar zojuist gedurende ongeveer 20 minuten hadden geobserveerd - was er het redelijk vermoeden dat verdachte zich aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt en had verdachte op zijn zwijgrecht moeten worden gewezen, aldus de raadsman. Verbalisanten zijn evenwel doorgegaan met het bevragen van verdachte zonder hem de cautie te geven. Desgevraagd verklaarde verdachte vervolgens dat hij kennissen noch vrienden noch familie in Brazilië heeft. Kort daarop ging de mobiele telefoon van verdachte over en zagen verbalisanten aan de landcode +55 op het display van de telefoon dat verdachte werd gebeld vanaf een Braziliaans nummer. Op dat moment is volgens de raadsman het redelijk vermoeden van schuld buiten twijfel en had verdachte de cautie moeten worden gegeven. Verbalisanten gaan echter door met het bevragen van verdachte zonder hem op zijn zwijgrecht te wijzen, en onderwerpen zijn telefoon aan een onderzoek. Daarin vinden zij belastend materiaal. Dit materiaal alsmede de verklaringen van verdachte mogen niet voor het bewijs tegen verdachte worden gebruikt omdat zij allemaal vrucht zijn van onrechtmatige bewijsgaring, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Naar het oordeel van de rechtbank zijn verbalisanten bij het bevragen van verdachte gebleven binnen de aan de Algemene douanewet ontleende controlebevoegdheden. Dat geldt ook voor het onderzoek aan de telefoon van verdachte waarvoor verdachte tevoren zijn toestemming had verleend. Pas nadat verbalisanten de verklaringen van verdachte en de medeverdachte en de bevindingen van het onderzoek in de mobiele telefoon van verdachte in onderlinge samenhang konden bezien, ontstond een redelijk vermoeden dat verdachte zich aan een strafbaar feit schuldig had gemaakt. Pas op dat moment is verdachte als verdachte aangemerkt en ontstond de plicht om hem de cautie te geven, hetgeen ook is gebeurd. De rechtbank is van oordeel dat het bewijs tegen verdachte op rechtmatige wijze is verkregen.
4.2.
Redengevende feiten en omstandigheden(1)
Op 1 oktober 2009 werd op Schiphol de drugskoerier [medeverdachte] aangehouden die even daarvoor vanuit Brazilië in Nederland was aangekomen. Deze [medeverdachte] bekende bij haar verhoor dat zij bolletjes had geslikt.(2) Uiteindelijk zijn bij [medeverdachte] 86 slikkersbollen en 1 duwersbol aangetroffen. Het nettogewicht van de in deze bollen aangetroffen stof bleek ongeveer 847,9 gram te zijn.(3) De stof is in het laboratorium onderzocht en daar is vastgesteld dat deze stof cocaïne bevat.(4) Direct bij haar aanhouding heeft [medeverdachte] verklaard dat zij op Schiphol zou worden opgehaald door een haar onbekende kleine negroïde man. Naar aanleiding van deze verklaring is een onderzoek gestart teneinde de persoon die [medeverdachte] zou komen afhalen te onderkennen. De verbalisanten in de voor publiek toegankelijke ruimte van Terminal 1 zagen direct een kleine negroïde man die erg veel belangstelling had voor de mensen die door de schuifdeuren naar buiten kwamen. Zij zagen dat deze persoon ongeveer 20 minuten voor de schuifdeuren bleef staan. Vervolgens liep hij naar de Burger King op Schiphol Plaza waarbij hij volgens de verbalisanten constant oplettend om zich heen keek. Geconcludeerd wordt dat de man op zoek was naar iemand. Na een rondje gelopen te hebben in de Burger King is de man bij het meetingpoint op een bankje gaan zitten. Eenmaal op het bankje wordt de man aangesproken door de verbalisanten. De man geeft aan dat hij [opgegeven naam verdachte] heet, dat hij niet in Terminal 1 was geweest, dat hij naar America Today wilde gaan, en dat hij geen vrienden, familie of kennissen in Brazilië heeft. Tijdens dit gesprek wordt de man gebeld. Zijn telefoon ligt op dat moment naast hem en de verbalisanten zien dat het nummer waardoor verdachte gebeld wordt de landcode van Brazilië heeft. De verbalisanten onderwerpen verdachte vervolgens aan een douanecontrole waarbij een adres in Brazilië wordt aangetroffen. Aan verdachte wordt de vraag gesteld of op basis van vrijwilligheid in zijn telefoon gekeken mag worden. De verbalisanten kijken met toestemming van verdachte in de telefoon van verdachte. In het geheugen van deze telefoon wordt het telefoonnummer [mobiel telefoonnummer] gevonden. Als verdachte vervolgens wordt gebeld door ene ‘[betrokkene]’, waarvan het de verbalisanten ambtshalve bekend is dat dit de naam is van een mogelijke opdrachtgever voor drugskoeriers, wordt verdachte aangehouden.(5) Uiteindelijk geeft verdachte bij zijn verhoor op 9 oktober 2009 aan dat zijn echte naam niet [opgegeven naam verdachte] is, maar [verdachte] en dat hij 35 jaar is.(6)
Koerier [medeverdachte] heeft verklaard dat als ze uit het vliegtuig was ze zich door de douanecontrole zou moeten begeven en daarna naar de Burger King zou hebben moeten gaan om daar in contact te komen met de afhaler.(7) Verder heeeft zij onder andere verklaard over een notitie die zij bij zich had en waarop het telefoonnummer [mobiel telefoonnummer] staat en dat zij dit nummer moest bellen als zij in Nederland zou zijn aangekomen.(8) De Koninklijke Marechaussee heeft onderzoek gedaan naar onder verdachte in beslag genomen telefoons. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat de witte Nokia telefoon met imeinummer [IMEI] op 1 oktober 2009 meerdere malen telefonisch contact had met een Braziliaans telefoonnummer. Onderzoek heeft bovendien uitgewezen dat voor deze gesprekken gebruik werd gemaakt van een zendmast op Schiphol. Dit zelfde Braziliaanse telefoonnummer heeft contact gehad met het telefoonnummer [mobiel telefoonnummer], het nummer waarvan de koerier heeft verklaard dat zij dit moest bellen en dat tevens in de telefoon van verdachte stond.(9)
Voornoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, leiden de rechtbank tot de slotsom dat verdachte zich met geen andere reden op Schiphol bevond dan om de koerier [medeverdachte] op te wachten en van de luchthaven af te begeleiden, met het achterliggende doel om de door medeverdachte [medeverdachte] vervoerde cocaïne in ontvangst te (doen) nemen. De beweringen van verdachte dat hij op Schiphol was om kleding te kopen en dat hij weliswaar een tijdje naar de schuifdeuren heeft staan kijken maar dat dit was omdat er blije mensen naar buiten kwamen, zijn naar het oordeel van de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Bij dat oordeel betrekt de rechtbank dat verdachte tijdens het gesprek met de verbalisanten bij het meetingpoint aantoonbaar onwaarheid gesproken heeft over zijn identiteit en bij de beantwoording van de vraag of hij mensen in Brazilië kende.
4.3.
Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
hij op 1 oktober 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van 847,6 cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Verdachte vervulde de rol van afhaler van de drugskoerier. Deze zogenaamde afhalers vangen drugskoeriers op, die bij de smokkel veelal grote gezondheidsrisico’s lopen. Afhalers vervullen dan ook een belangrijke rol in organisaties die zich bezighouden met internationale drugshandel. Immers, zij zijn de schakel tussen de koerier en de organisatie in het land van bestemming en dragen er zorg voor dat de gesmokkelde drugs bij de organisatie terecht komt. Bij de opsporing en vervolging blijven de afhalers vaak buiten schot. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat verdachte in het kader van de LOVS-oriëntatiepunten niet als standaard-medepleger kan worden aangemerkt. Bij de strafoplegging houdt de rechtbank met dit gegeven rekening in het nadeel van verdachte.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Voetnoten:
- 1)
De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
- 2)
Proces-verbaal van verhoor d.d. 3 oktober 2009, dossierparagraaf 2.3.
- 3)
Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 22 oktober 2009, dossierparagraaf 3.5.
- 4)
Het deskundigenrapport van het Douane Laboratorium in Amsterdam, d.d. 29 oktober 2009, kenmerk PL27RR/09-073863.
- 5)
Proces-verbaal d.d. 1 oktober 2009, dossierparagraaf 3.1.
- 6)
Proces-verbaal van verhoor d.d. 9 oktober 2009, dossierparagraaf C2.05.
- 7)
Proces-verbaal van verhoor inverzekeringstelling d.d. 1 oktober 2009, dossierparagraaf 2.2
- 8)
Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] d.d. 3 oktober 2009, dossierparagraaf 2.3.
- 9)
Proces-verbaal van onderzoek telecommunicatie d.d. 4 december 2009, dossierparagraaf E2.02.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Snitker, voorzitter,
mr. A.E. Patijn en mr. L.M. Kos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.P. de Klerk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 januari 2010.