Aanwijzing mensenhandel (2022A002)
1.3 Integrale aanpak, bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2022
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van de Staatscourant.
- Bronpublicatie:
02-03-2022, Stcrt. 2022, 5901 (uitgifte: 02-03-2022, regelingnummer: 2022A002)
- Inwerkingtreding
01-04-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-03-2022, Stcrt. 2022, 5901 (uitgifte: 02-03-2022, regelingnummer: 2022A002)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
De inzet van strafrecht alleen is onvoldoende om de ondermijning van de maatschappij door mensenhandel tegen te gaan. Mensenhandel, ongeacht of het regionaal, nationaal of internationaal georganiseerd is, moet integraal worden bestreden. Daarom werken het OM, de politie en andere opsporingsdiensten zoals de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) en de Koninklijke Marechaussee (KMar), zoveel mogelijk samen met relevante publieke partners. Op regionaal niveau zijn gemeenten cruciale samenwerkingspartners. Zo hebben gemeenten bij het tegengaan van seksuele uitbuiting sinds de opheffing van het bordeelverbod in 2000 door middel van een vergunningenstelsel een belangrijk instrument om de exploitatie van prostitutie en seksinrichtingen lokaal te reguleren. Op nationaal niveau zijn onder andere de Belastingdienst en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) belangrijke samenwerkingspartners. Naast samenwerking met overheidsdiensten kan (op ad hoc basis) worden samengewerkt met bijvoorbeeld hulpverleningsinstanties (Ngo’s) en private organisaties. Voor zover de samenwerkingspartners bevoegdheden in het kader van de bestuursrechtelijke handhaving hebben, mogen deze bevoegdheden (zoals het uitoefenen van toezicht) niet gebruikt worden voor strafrechtelijke handhaving, zoals de opsporing van strafbare feiten (art. 3:3 van de Algemene wet bestuursrecht). De overgang van bestuursrechtelijk naar strafrechtelijk optreden dient steeds goed bewaakt te worden. De gezamenlijke aanpak van mensenhandel dient een punt van aandacht te zijn van de lokale driehoek. Voor de bestrijding van mensenhandel op internationaal niveau zijn onder meer Eurojust, Europol en ambassades belangrijke samenwerkingspartners.
De integrale aanpak maakt het mogelijk om, conform het barrièremodel1., zo veel mogelijk drempels tegen mensenhandel op te werpen door strafrechtelijke, bestuursrechtelijke en/of fiscale interventies te plegen. Om de integrale aanpak van mensenhandel te versterken, heeft de samenwerking tussen overheidsorganisaties een vaste vorm gekregen in het EMM, de tien Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC’s) en het Landelijk Informatie- en Expertisecentrum (LIEC). Het EMM is een samenwerkingsverband tussen de politie, KMar, NLA, IND en het OM. Deze vijf organisaties stellen hun signalen en informatie over strafrechtelijke onderzoeken naar mensenhandel en mensensmokkel ter beschikking aan het EMM, waar een vertaling plaatsvindt naar operationele, tactische en strategische producten aan de hand waarvan de betrokken organisaties hun strafrechtelijke en/of publiekrechtelijke bevoegdheden kunnen toepassen. De tien RIEC’s vormen een informatieknooppunt voor casuïstiek voor regionale partners,2. stellen adviezen op en stemmen projectmatig bestuursrechtelijke, strafrechtelijke en fiscale interventies af met regionale partners.3. Het LIEC zorgt voor verbinding tussen de RIEC’s onderling en landelijke partners, ondersteunt de RIEC’s en coördineert de landelijke aanpak bij regio-overstijgende criminaliteitsproblemen.
Voetnoten
Het barrièremodel brengt in kaart welke stappen een mensenhandelaar moet zetten en welke partijen en gelegenheden het delict mogelijk maken. Hierdoor wordt inzichtelijk welke barrières kunnen worden opgeworpen en welke partijen hier een rol in kunnen spelen.
Convenantpartners zijn: gemeenten, provincies, Belastingdienst, Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst, Douane, NLA, politie, KMar, OM, IND, Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen en Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.
Voor zowel het EMM als de RIEC’s geldt dat partijen afspraken hebben gemaakt over de samenwerking in convenanten, ook over de wijze waarop partijen borgen dat de samenwerking plaatsvindt in overeenstemming met de vereisten uit de privacywetgeving.