Einde inhoudsopgave
Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting
Artikel 19 Het kortdurend re-integratieverlof
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2021
- Bronpublicatie:
08-05-2021, Stcrt. 2021, 28357 (uitgifte: 10-06-2021, regelingnummer: 3313234)
- Inwerkingtreding
01-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-05-2021, Stcrt. 2021, 28357 (uitgifte: 10-06-2021, regelingnummer: 3313234)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Penitentiair recht / Algemeen
Strafprocesrecht (V)
1.
Kortdurend re-integratieverlof duurt niet langer dan noodzakelijk voor het realiseren van het doel waarvoor dit verlof wordt verleend en begint en eindigt op dezelfde dag.
2.
In geval van een straf tot en met zes jaar kan kortdurend re-integratieverlof op zijn vroegst worden verleend indien:
- 1°
een periode van minimaal zes weken van de gevangenisstraf is ondergaan dan wel, ingeval de veroordeling nog niet onherroepelijk is, de duur van de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd ten minste gelijk is aan zes weken, en
- 2°
er sprake is van een periode van maximaal achttien maanden voorafgaande aan het moment waarop de voorwaardelijke invrijheidstelling of de invrijheidstelling aanvangt.
3.
In geval van een straf van langer dan zes jaar kan kortdurend re-integratieverlof op zijn vroegst worden verleend gedurende een periode van maximaal zes maanden voorafgaande aan het moment waarop een gedetineerde in aanmerking komt voor langdurend re-integratieverlof.
4.
In afwijking van het bepaalde in het tweede en het derde lid als ook in artikel 16 kan een gedetineerde in geval van zwaarwegende redenen die zien op zijn re-integratie, in aanmerking komen voor kortdurend re-integratieverlof.